40
ment omtrent de vroag of dit inderdaad mogelijk zou zijn. Men heeft ons zonder meer als antwoord ge
geven dat dit inderdaad kan. Met deze nieuwe tarieven zitten wij op het niveau van andere gemeen
ten als Leiden, Haarlem, Groningen, Zwolle en noem maar op. Het is niet zo dat wij qua tarieven
boven de andere gemeenten uitsteken. Wij gaan de tarieven echter gewoon bijstellen, omdat wij daarin
heel ver zijn achter gebleven.
De opmerkingen van de heer De Jong over de heffing op reclameborden zijn terecht. Wij hebben
n.l. nogal wat moeite om een duidelijk overzicht te verkrijgen van al deze reclameborden. Sommige
mensen hebben wel een vergunning maar van andere mensen hebben wij het idee dat zij niet een ver
gunning hebben. Degenen die zich netjes hebben gedragen en een vergunning hebben aangevraagd
zouden zo juist worden belast en de anderen niet. De laatste dagen is pas duidelijk gebleken dat het
een nogal onoverzichtelijke affaire is. Vandaar de ingangsdatum 1 januari 1979.
Mevr. Smit heeft ook al over dat jaar uitstel gesproken. Het voorstel is inderdaad gedetaiileerd,
veel gedetailleerder dan onze oude Precarioverordening. De voorwerpen waarom het gaat worden alle
maal duidelijk genoemd, dit is ook in navolging van wat men elders heeft gedaan. Het voorbeeld van
het voorwerp dat 50 cm uitsteekt - mevr. Smit heeft dit genoemd - lees ik als betreft het hier het ge
hele object. Er staat ook niet "meer dan 50 cm" er staat "als het object meer dan 50 cm uitsteekt";
dan wordt het hele object belast en niet het object minus 50 cm.
De heer Spoelstra heeft nog een opmerking gemaakt over de Algemene Politieverordening, vol
gens welke het verboden is om goederen op het openbaar trottoir te plaatsen. Ik weet niet of ontheffing
van deze verordening mogelijk is, daarover licht de burgemeester u straks wel in. In feite, zegt ook
het voorstel, zijn de vergunning en het heffen van de precariorechten twee afzonderlijke zaken. Al
zou men geen vergunning hebben - dit wordt op een bepaald punt in het voorstel genoemd - dan is
daar weliswaar tegen op te treden, maar voor de tijd dat men er zonder vergunning staat kunnen er
wel precariorechten worden geheven. U moet goed onder ogen zien dat precarioheffing en -vergunning
niet samenvallen en dat dit een belasting is die geheven wordt als daartoe reden is. (De Voorzitter:
Als men betaalt heeft men geen ontheffing, dat moet heel duidelijk worden gesteld.) Inderdaad.
De heer Heidinga: In de eerste plaats heb ik de wethouder niet horen spreken over die watergeschie
denis, of dat is mij ontgaan. (De heer Ten Brug (weth.): Nee, daar heb ik het niet over gehad.) In de
tweede plaats zou ik de wethouder willen vragen of hij het volgende in zijn antwoord wil meenemen.
In het voorstel staat dat reclame op schuttingen belast wordt. Ik neem aan dat ik wel weet wat u daar
mee bedoelt, maar het sluit niet. Men heeft b.v. heel vaak schuttingen om een gebouw staan waar door
derden reclame op wordt geplakt. De eigenaar van dat gebouw kan daar niets tegen doen. Persoonlijk
heb ik het eens meegemaakt dat wij op een maandagmorgen op het werk kwamen - het was in de bin
nenstad - en bemerkten dat de schutting die om het gebouw heen was gezet volgeplakt was met recla
me voor een of ander circus. Zulke reclamebiljetten kun je er ook niet meer af krijgen, die blijven er
maanden op zitten. Er zat dus reclame op die schutting. Volgens de verordening moet dat zo sluitend
worden beschreven dat er in komt te staan dat het reclame is b.v. ten behoeve van het bedrijf dat ver
bouwd wordt. (De heer Ten Brug (weth.): Nee, dat hoeft natuurlijk niet, men kan nog verder gaan. Men
kan de schutting verhuren, dat gebeurt ook.) Nu goed, maar ergens is dit voorstel niet sluitend.
Ik had in mijn haast iets overgeslagen omdat de voorzitter er bepaalde dingen uitlichtte. Ik had
dat zo gauw niet in de gaten maar gelukkig had de heer De Jong het wel in de gaten. Ik dien hierbij
een voorstel in dat mede-ondertekend is door de heer De Jong.
"De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 19 december 1977, besluit om de
reclame-objecten genoemd onder rubriek nummer 7 en de tarieven onder 70 en 71 niet te belasten in
de verordening voor de precariorechten."
De heer Ten Brug (weth.): Als een schutting als onder 01 bedoeld tevens voor reclamedoeleinden
wordt gebruikt moet dat natuurlijk door degene die zeggenschap over de schutting heeft gebeuren; de
heer Heidinga heeft dat eigenlijk ook al aangegeven. Als derden - bij verkiezingen wil dat wel eens
verkeerd uitpakken, u kent dat - de schutting voor reclame gebruiken, moet dat wel betaald worden
maar je kunt natuurlijk niet de eigenaar laten betalen. Van het voorbeeld van de boten aan de Wil
lemskade kan ik zeggen dat daar vergunning voor is verleend. Dat is op privaat-rechtelijke basis ge
regeld en dan is het duidelijk. Als het niet op privaat-rechtelijke basis is geregeld dan valt het onder
deze heffing. (De heer Heidinga: Juist, maar wij hebben toch ook een heffing van havengeld en kade-
geld? Ik geloof niet dat dit allemaal sluitend is.) (Mevr. Smit: Die vrijstelling is toch duidelijk gere
geld in artikel 9, lid 2. Onderwijs geven is een publiekrechtelijke taak en die bouwketen op dek
schuiten vallen onder lid 3 evenals de verkiezingsborden onder lid 9 van datzelfde artikel vallen. Het
zijn slechte voorbeelden.) Ik weet niet of het een uitvoering van een publiekrechtelijke taak is om
zonder meer gebouwen daar neer te leggen. Het is wel handig, maar het lijkt mij niet. Schoolbesturen
41
zijn niet belast met de uitvoering van publiekrechtelijke taken, dus dat lijkt mij niet juist. De heer
Heidinga bedoelt niet wat er in artikel 3 staat m.b.t. het gebruik van openbare grond of gemeentewater
t.b.v. bouwwerken, welke voor rekening van de gemeente worden gebouwd, verbouwd of hersteld en
door haar zullen worden gebruikt. De heer Heidinga bedoelt een normaal particulier werk waarbij je
inderdaad een keet op een zolderschuit kunt aantreffen, dat gebeurt. Nu, ik ben van mening dat zo
iets wel belast hoort te worden, omdat het op het water is.
De Voorzitter: Ik zou in het algemeen dit willen zeggen. Wij moeten met een verordening als deze
incalculeren dat wij in de loop van het jaar waarschijnlijk wel een aantal praktische punten zullen
tegenkomen die bijgeschaafd moeten worden. Ik dacht dat dat een keer in de Commissie Financiën aan
de orde moet komen en zo zal er in de loop van het jaar wellicht een correctievoorstel moeten komen.
Het is ook voor ons nieuw, waardoor wij tegen praktische punten aan kunnen lopen waarmee wij dan
in de raad komen. U kunt datzelfde doen via de Commissie Financiën. Die afspraak moeten wij, dacht
ik, maken, ook wij zullen goed opletten waar wij tegen aan lopen. Dit staat natuurlijk even los van
wat de heer Heidinga heeft voorgesteld. Ik stel voor om de discussie hiermee te besluiten. Dan ligt nu
dus de motie van de heren Heidinga en De Jong voor waarin wordt voorgesteld de tarieven voor de re
clame-objecten onder nummer 70 en 71 uit de verordening te schrappen, dus niet een jaar uit te stel
len, maar te schrappen.
De motie van de heren Heidinga en De Jong wordt bij handopsteken verworpen met 22 tegen 11
stemmen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het mondeling door de voorzitter aangevulde en gewijzigde
voorstel van b. en w. met aantekening dat de heer G.F. Eijgelaar wenst te worden geacht tegen rubriek
4 nos. 43 en 44 en rubriek 7 nos. 70, 71 en 72 van de tarieventabel te hebben gestemd.
Punt 40 (bijlage no. 512).
Mevr'. Smit: Anders dan de rest van mijn fractie ben ik tegen dit voorstel. Er is in Leeuwarden een
goed lopend bureau voor rechtshulp en ik heb geen enkele behoefte aan een justitieel klachtenbureau.
De heer Heere: Ik wilde dezelfde opmerking maken.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat mevr. E.N.J.
Smit en de heren D.E. Heere en A. Klomp wensen te worden geacht tegen te hebben gestemd.
Punt 41 (bijlage no. 497).
De Voorzitter: Dit punt is eerder in de raad aan de orde geweest. U weet dat wij dit opnieuw aan
de Kamer van Koophandel en de Inspecteur voor de Volksgezondheid moesten vragen. Wij hebben het
fiat gekregen, waardoor u nu definitief moet besluiten wat u in principe al had gedaan.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punten 42 t.e.m. 44 (bijlagen nos. 514, 518 en 522).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 45a (bijlage no. 521).
Aanbeveling:
mevr. A. Jongedijk-Welles.
Benoemd wordt de aanbevolene met algemene stemmen.