VERSLAG VAN DE INFORMATIEVE RAADSVERGADERING OVER HET
RAPPORT VERKEERSSTRUCTUUR- EN UITWERKINGSPLAN,
GEHOUDEN OP 23 JANUARI 1978.
Aanwezig 36 leden: de dames E. Brandenburg-Sjoerdsma, M. A. van Dijk-van Terwisga, mr. E. N. J.
Smit, G. Visscher-Bouwer, M. M. Th. Visser-van den Bos, A. J. de Vos (tot de tweede pauze) en
A. Willemsma-de Jong en de heren J. de Beer, S. Bouma, J. ten Brug (weth.), G. Buising, J. R.
Bijkersma, G. F. Eijgelaar (weth.), ir. C. G. H. Geerts, drs. M. H. G. de Greef, A. Groenewoud,
D. E. Heere, H. ten Hoeve, H. Jansma, J. F. Janssen, C. de Jong, A. Klomp, J. Knol, H. Meijerhof,
W. Miedema, dr. W. A. de Pree (tot de tweede pauze), A. Pronk, ir. C. L. Rijpma (weth.), J. Schaafsma
(weth.) (vanaf de eerste pauze tot de tweede pauze), J. B. Singelsma, K. Spoelstra, N. Sterk, P. van der
Veen, L. Visser, G. de Vries (weth.) en P. D. van der Wal.
Afwezig: de heer O. Heidinga.
Voorzitter: de heer J. S. Brandsma, burgemeester.
Secretaris: de heer mr. W. J. G. Reumer.
Aanwezige deskundigen: de heren ir. J. W. van Ammers en ir. R. H. J. Rodenburg, medewerkers
van Dwars, Heederik en Verhey Raadgevend Ingenieursbureau B.V.
Voorts zijn aanwezig: de heren ir. H. Achterhof, directeur Stedebouw en Bouwkunde van de Dienst
Stadsontwikkeling, mr. L. P. A. van Kats, loco-secretaris, en ir. J. J. Muller, directeur Openbare
Werken van de Dienst Stadsontwikkeling.
De Voorzitter: Dames en heren, ik stel voor dat wij met onze werkzaamheden beginnen.
Allereerst heet ik u allen hartelijk welkom. Wij hebben vanavond een groot aantal gasten in ons
midden. Een keer eerder hebben wij een dergelijke oriënterende vergadering van de raad gehouden,
dat was toen wij vier jaar geleden het Structuurplan voor de Binnenstad moesten vaststellen. Toen
vond die bijeenkomst plaats in de nieuwe zaal van de Harmonie waarbij ook veel mensen aanwezig
waren, maar de belangstelling voor vanavond is aanzienlijk groter. Dat betekent dat er een grote
interesse bestaat voor het onderwerp dat vanavond aan de orde is, nl. het Verkeersstructuur- en
Uitwerkingsplan. Het betreft hier een oriënterende vergadering, het is nl. niet de bedoeling om tot
beslissingen te komen, maar om van gedachten te wisselen over de plannen die op dit moment aan
ons zijn voorgelegd. Het ligt in de bedoeling om de discussies als volgt te doen plaats hebben: De heer
Van Ammers van het Verkeersbureau Dwars, Heederik en Verhey, dat de plannen heeft opgesteld
- overigens in nauwe samenwerking met onze diensten -, zal beginnen met een uiteenzetting te
geven van ongeveer een half uur. Hij zal dat doen met behulp van de kaarten die achter ons zijn
neergehangen. Ik hoop dat de uiteenzetting van de heer Van Ammers een verduidelijking zal
betekenen van de materie die vanavond in discussie is. Als de heer Van Ammers zijn toelichting
heeft gegeven zullen van de kant van de raad informaties kunnen worden ingewonnen en kant
tekeningen worden gemaakt. Daarop zal van achter de tafel worden gereageerd. Ik zou van de wijze
waarop deze eerste ronde plaats heeft en de tijdsduur willen laten afhangen of het al of niet zinvol is
om vanavond een tweede ronde in te lassen. Ik zou dit in overleg met elkaar willen bekijken als de
eerste ronde achter de rug is. Dan zou ik nu het woord willen geven aan de heer Van Ammers.
De heer Van Ammers: Ik zou graag, om de discussie vanavond te helpen bevorderen, enkele
hoofdlijnen van het plan voor u willen samenvatten. Ik begin met uiteen te zetten om wat voor plan
het nu eigenlijk gaat. Het is nl. belangrijk om te onderkennen dat het hier in de eerste plaats om
een beleidsplan gaat, u heeft dat ook in de hele gevolgde methodiek kunnen herkennen. In de
methodiek is voortdurend vanuit het beleid gewerkt, er heeft een inventarisatie plaats gevonden van
de doelstellingen die aan het Verkeersstructuurplan ten grondslag liggen en die lijn is consequent
volgehouden in de planvorming. Uit die inventarisatie zijn twee hoofdlijnen voor ons naar voren
gekomen. De ene hoofdlijn is dat als wens is uitgesproken om m.n. het langzaam verkeer en het
openbaar vervoer in de Leeuwarder situatie zoveel mogelijk te bevorderen. De tweede hoofdlijn is
dat het functioneren van de binnenstad er om vraagt dat de bereikbaarheid van de binnenstad zo goed
mogelijk gehandhaafd blijft voor alle middelen van vervoer dus inclusief het autoverkeer. Daarmee is
naar ik dacht met name het spanningsveld geformuleerd waarbinnen deze opdracht moet worden