16 verzekerd dat er van de grotere fracties nog slechts korte opmerkingen worden gemaakt was het mijn bedoeling om nu eerst die fracties het woord weer te geven. Als de raad echter in meerderheid van mening is dat eerst de kleine fracties het woord moeten hebben dan heb ik daar geen enkel bezwaar tegen. De heer Buising: Ik zou u bij deze willen zeggen dat onze bezwaren op dit moment ook niet meer zo overwegend zijn. (Gelach) De Voorzitter: Dan stel ik voor - ik houd dan rekening met allebei, met de grootte van de fractie en met het aantal - dat mevrouw Visser-van den Bos nu het woord krijgt, dan de heer Van der Wal, dan de heer Singelsma en dan de anderen van de grotere fracties. Mevrouw Visser-van den Bos: U ziet dat ik al aangesneld kom om er voor te zorgen dat het zo kort mogelijk duurt. Ik ben mevrouw Visser-van den Bos en ik maak een heel korte opmerking namens het C.D.A. Ik heb met groot genoegen geluisterd naar mevrouw Brandenburg die uitvoerig sprak over de fietspaden. Omdat zij verschillende paden noemde die ik ook mis ga ik die niet herhalen. Er is één ding niet gezegd. Bent u zich ervan bewust dat wanneer u het langzaam verkeer wilt bevorderen er ook rekening mee moet worden gehouden bij de verkeerslichten? Ik behoor tot degenen die regelmatig fietsen en dan merk ik dat bij bepaalde verkeerspunten vier stromen auto's die uit ver schillende richtingen komen voorrang krijgen voordat eindelijk de fietser mag doorrijden. De fietser staat in de regen en de automobilist, al kan hij dan boos worden zoals ik vanavond ook heb horen beweren, zit altijd droog. Bovendien is de fietser toch wat langzamer. Ik zou ervoor willen pleiten om op die punten eerst maar eens twee verkeersstromen hun gang te laten gaan, dan de fietser en dan de twee andere stromen. Dat moet toch mogelijk zijn. Dan heb ik nog iets gelezen in het hele pak stukken, ik kan u zelfs aangeven waar het precies staat. Daar las ik dat u vindt dat er pas extra voorzieningen voor de bromfiets en de fiets - die laatste gaat mij het meest aan het hart, want de bromfiets vind ik wat te lawaaierig en die gaat mij soms ook te hard; ik ben wat dat betreft blij dat u deze twee vervoermiddelen op belangrijke punten wilt scheiden - moeten worden aangebracht als de bromfiets en de fiets in voortdurend conflict met andere weggebruikers dreigen te geraken. Nu zou ik ervoor willen pleiten - ik spreek dan namens de fractie - om die voorzieningen alstublieft wat eerder voorrang te geven en niet pas dan wanneer de bromfiets en de fiets in voortdurend conflict met andere weggebruikers geraken. Laten wij alstublieft maatregelen treffen zodat het aangenaam is om op de fiets te gaan in plaats van met de auto. Ik denk er dan speciaal aan dat de fietser ontzettend gehinderd wordt door de stank van de uitlaatgassen van de auto's. Als het maar half mogelijk is, ontwerp dan fietsroutes die niet gelijk lopen aan autoroutes. Dan heb ik nog een uitspraak gelezen over hetzelfde punt. Het zal u misschien niet eens interesseren waar het precies staat, maar het staat in par. 2.1.3. van het Verkeersstructuurplan. Men wil de voorzieningen voor fietsers uitvoeren als het tegen geringe kosten kan. Ook daar heb ik bezwaar tegen, want parkeerterreinen en alle voorzieningen voor auto's kunnen nooit tegen geringe kosten plaatsvinden. Als wij dan het langzaam verkeer willen bevorderen moeten wij ook bereid zijn om wat meer uit te geven om het langzaam verkeer ook werkelijk aangenaam te maken. De heer Van der Wal: Ik ben Piet van der Wal en ik spreek namens de groepering Axies, dit op verzoek van de voorlichtingsambtenaar. Ik wilde beginnen met nog even op de procedure van de behandeling van deze plannen in te gaan. Over 14 dagen, op 6 februari, hebben wij een raadsvergadering waarin b. en w. de raad zullen voorstellen in principe in te stemmen met de opzet van het plan. Mevrouw Visser-van den Bos is daar ook al op ingegaan en zij heeft dit geïnterpreteerd als zou de raad moeten uitspreken wat hij niet wil. Ik ben erg benieuwd naar uw reactie daarop, m.n. hoe u zich voorstelt dat de raad met de opzet van dit plan instemt. Ik word een beetje bang als ik lees dat b. en w. onder punt d. van de raadsbrief voor de vergadering van 6 februari voorstellen een krediet van f 300.000,- beschikbaar te stellen voor het voorbereiden (bestekklaar maken) door de N.S. van een plan voor een ongelijkvloerse kruising van de Oostergoweg met de spoorlijn Leeuwarden-Groningen. Nu is deze verkeersoplossing juist een zeer uitgebreid behandelde en met goede alternatieven onderbouwde beleidsbeslissing die aan de raad wordt voorgelegd. Toch vragen b. en w. over veertien dagen een krediet van maar liefst drie ton om dat plan alvast bestekklaar te laten maken. Dat legt natuurlijk een enorme druk op de raad, als die ermee akkoord gaat; om daarna nog van het plan af te stappen wordt erg moeilijk. De twee hoorzittingen vinden pas na 6 februari plaats en de raad heeft zich dan eigenlijk al vastgelegd. Ik hoef niet nader te verduidelijken dat daar bij onze fractie grote bezwaren tegen zijn. Dan wilde ik nu verder ingaan op de inhoud van het plan. Allereerst heb ook ik grote waar dering voor de inhoud en de opzet van het plan zoals het nu bij ons op tafel ligt. Vergeleken met 17 de plannen die wij enkele jaren terug op onze tafel kregen, die een aaneenschakeling van cijfer opstellingen waren en daardoor voor raadslid en burger oncontroleerbaar waren, is dit een vrij goed te doorgronden plan. Alleen vraag ik mij af of de cijfers van de voorgaande plannen wel door dit bureau gehanteerd moeten worden. Dat dat gebeurt schrijven zij zelf in de inleiding van hun rapport. De enkele jaren terug gemaakte verkeersprognoseberekening van het I.B.V., dat tussen twee haakjes een miljoen gulden heeft gekost, hanteert dit bureau als hulpmiddel of als indicatie. Die berekening ging ervan uit dat 80% van de interne persoonsritten nog te voet of per (brom)fïets plaats vond, 17,5% vond per auto en 1,8% per bus plaats. Voor 1990 heeft het I.B.V. berekend dat het aandeel van het langzaam verkeer gezakt zal zijn tot 60%, het aandeel van het autoverkeer verdubbeld zal zijn tot 35% en het aandeel van het busverkeer min of meer verdubbeld zal zijn maar relatief erg klein blijft, nl. 3,5%. Deze prognoses worden in uw rapport niet weerlegd. U hanteert deze uitgangspunten, zoals te zien is aan de dikke rode lijnen op de kaart van het Verkeersstructuurplan, waarmee u de ver keerscapaciteiten - let wel, de autoverkeerscapaciteiten - op grond van de cijfers van het I.B.V. aangeeft. U gaat er dus bij de toetsing van uw plan van uit dat het autoverkeer verdubbelt en het langzaam verkeer afneemt. De heer Van Ammers is echter begonnen met te zeggen dat hun beleid erop gericht is om m.n. het langzaam verkeer en het openbaar vervoer te bevorderen. Ik kan het niet rijmen hoe u gegevens die in tegenspraak zijn met uw eigen beleidsuitgangspunten gebruikt als toetsingsmiddel voor de realiseerbaarheid van uw voorstellen. Hoe ziet het bureau, hoe ziet het college deze tegenstelling? Daar wilde ik graag een antwoord op hebben. In mijn verhaal wilde ik verder de nadruk leggen op het langzaam verkeer. Daarmee zit ik ook helemaal op de lijn van de uitgangspunten van het college en het bureau dat deze plannen heeft voorbereid, zoals uit het rapport blijkt. Als uitgangspunt no. 1 geldt de bevordering van het langzaam verkeer en het openbaar vervoer t.o.v. het autoverkeer. Als je de wensstructuur van het langzaam verkeer bekijkt - allereerst neem ik de voetganger - valt op dat de voetgangers inderdaad voorrang krijgen binnen de binnenstad, maar dat de aanlooproutes voor deze groep zeer beperkt zijn. Er wordt bij de wensstructuur voor het voetgangersverkeer geen gebruik gemaakt van de fietsbruggen, zoals die b.v. in het verlengde van het Ruiterskwartier en bij het Diaconessenhuis over de stadsgrachten zijn gepland. Daarnaast vraag ik mij af of de looproute vanaf het N.S.-station via de Baljeestraat en de Zuiderstraat ooit wel een aantrekkelijke route zal worden gezien de enorm lelijke en grootschalige kantoorgebouwen die m.n. aan de Zuiderstraat zijn verrezen. Als voetganger kun je er niet eens naar binnen kijken. (Stem: Moet daar dan iets te zien zijn?) Inderdaad zou er wat te zien moeten zijn. In ieder geval hebben wij de aantrekkelijkheid van zo'n looproute niet erg hoog. Daarom zouden wij er veeleer voor willen pleiten om de bestaande looproute door de Prins Hendrikstraat die kennelijk geliefd is te bevorderen. Dan ga ik nu over op het (brom)fietsverkeer, dat ik gemakshalve fietsverkeer zal noemen. Als je de gehanteerde uitgangspunten voor de wensstructuur leest dan wordt het je warm om het hart als je het goed meent met het langzaam verkeer. Het is allemaal even mooi en prachtig. Het fietsverkeer van en naar de binnenstad moet inderdaad bevorderd worden. Het veelvuldig afstappen bij b.v. verkeerslichten wordt in dit verband al gauw als hinderlijk ervaren. Het over een lange afstand door kunnen fietsen wordt over het algemeen duidelijk als positief gewaardeerd. Het zijn allemaal zaken waar wij ons al jarenlang voor inspannen. De fietsroutes zoals die door mevrouw Brandenburg en mevrouw Visser-van den Bos al zijn genoemd sla ik over, want ik sluit mij helemaal bij beide spreeksters aan. Het valt op dat er nogal wat fietsbruggen - overigens geheel volgens de doelstelling - over de stadsgrachten zijn gepland. Zo is er m.n. ook de doorgang voor fietsers onder het stationsemplacement. Ik mis echter een bruggetje op de plaats waar vroeger een pontje lag, nl. bij het Stadsziekenhuis. Mevrouw Brandenburg heeft dit punt ook genoemd. Ik word een beetje wan trouwend als ik bij de beoordeling van de wensstructuur voor het (brom)fietsverkeer lees dat de route via dit bruggetje niet als een concreet uitvoeringsplan mag worden beschouwd. Dat is in de hele opzet van het plan logisch. Verder lees ik: „Deze routes ondersteunen het planningsproces slechts in die zin dat voortdurend met de wensen en behoeften van de (brom)fietser rekening kan worden gehouden." Dergelijke zinsneden op het eind van een loftuiting op het langzaam verkeer maken mij erg wantrouwend. Als ik dan verder naar het Uitwerkingsplan kijk m.b.t. de binnenstad, wordt dat wantrouwen alleen maar bevestigd. Inderdaad is het zo dat het langzaam verkeer binnen de binnenstad bevorderd wordt door b.v. een grote doorgaande route door de Sint Jacobsstraat en de Wirdumerdijk, de oost-west-route. Hoe je echter met de fiets in de binnenstad moet komen, daarover wordt het verhaal een stuk minder rooskleurig. Dan vervallen plotseling op de korte termijn de belangrijkste doorgaande routes die het mogelijk maken dat het fietsverkeer niet meer hoeft te wachten voor ver keerslichteninstallaties als bij de Noorderbrug, het Zuiderplein, de Oosterbrug, de Verlaatsbrug, de Vrouwenpoortsbrug. Die fietsroutes voeren nu via de route waarlangs ook het snelverkeer gaat de binnenstad in, terwijl in de wensstructuur daarvoor heel goede oplossingen aangedragen worden. Het vervallen van die oplossingen wordt in het Uitwerkingsplan als volgt gemotiveerd: „In dit ver band kan worden opgemerkt dat de eerder in de wensstructuur opgenomen (brom)fietsverbinding

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1978 | | pagina 9