22 gecreëerd. Overigens is het zo dat daar volgens het plan zoals dat is gesteld inderdaad huizen zijn ge projecteerd. Wij zijn van mening dat het goed is voor de haalbaarheid van het hele plan dat die hui zen daar blijven staan. Mevrouw Van Dijk heeft dan nog een vraag gesteld m.b.t. de daar geplande gehandicaptenwoning met 5 kamers die, nu daar eventueel kleinere woningen worden gerealiseerd, zou komen te vervallen. Als blijkt dat daar behoefte bestaat aan een gehandicaptenwoning met 5 kamers, dan kan ik mevrouw Van Dijk verzekeren dat zo'n woning elders in het plan op een passende plaats zal worden gerealiseerd. Het is wat moeilijk - dat mag ik in dit verband misschien wel zeggen - om altijd precies uit te kienen wat het meest is aan te bevelen en waar en hoe gehandicaptenwoningen moeten worden gerealiseerd, omdat de handicaps van de invaliden verschillen. Het is vaak moeilijk om, wanneer wij een bepaalde woning aanpassen, weer een invalide in die woning te huisvesten als de vorige invalide weg is gegaan. Dit geeft geregeld problemen. Met de grootte van de woning gaat het net zo. Per geval zal - dus ook voor dit gebied - nagegaan worden wat er gerealiseerd moet worden. Als blijkt - ik herhaal het - dat er een nog grotere 5-kamer woning moet zijn, dan zullen wij proberen dat elders in het gebied te rea liseren. De heer Heidinga zegt dat hij van mening is dat het daar zo moet blijven zoals het is, in afwach ting van een rechtsgeldig bestemmingsplan. Dat is een van de dingen waarover wij m.b.t. dit plan wel vakër van gedachten hebben gewisseld. Het is een kwestie van: hoe wil je dit realiseren, hoe denk je dat het een aanvaardbare zaak is. Wij menen dat het op dit moment, in deze situatie, voor dit project van belang is dat daar 4 woningen worden gerealiseerd. De heer Heidinga zegt dan dat het met de inspraak sober is gesteld, maar het is zo dat de bewoners uit de Frederik Ruyschstraat en om geving regelmatig in de contactgroep zijn vertegenwoordigd waarin zij hun opvattingen en meningen kenbaar maken. Ook met de verlangens zoals deze mensen die hebben geuit is ernstig rekening ge houden. Aanvankelijk was er iets anders gepland, maar later is besloten kleinere woningen te bouwen. Als nu mocht blijken dat uitgaande van bebouwing van dat terreintje nog andere wensen leven - ik heb zoiets opgevangen -, dan zal getracht worden om binnen de realisering van het hele plan ook aan die verlangens - het betreft dan mogelijke realisering in de beschutte sfeer - tegemoet te komen. Ik meen dan ook dat deze mensen voldoende bij het hele gebeuren in deze wijk en dan met name in de Frederik Ruyschstraat betrokken zijn. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat de heer O. Heidinga wenst te worden geacht tegen te hebben gestemd. Punten 20 t.e.m. 27 (bijlagen nos. 36, 27, 22, 34, 29, 39, 40 en 41). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 28 (bijlage no. 23). De heer Ten Hoeve: Ik zal mijn vraag van zonet in het kort herhalen. In het kader van de restau ratie van het pand Weerd 19 heb ik gesproken van een ad hoc-beleid. Bij dit voorstel komt hei' ook een beetje zo op ons over. Er wordt nu een investering van 110.000,voorgesteld, terwijl uit de ter inzage gelegde stukken blijkt dat er eigenlijk veel meer gei'nvesteerd zou moeten worden. Boven dien is er in dit gebouw al een investering gedaan t.b.v. een kantine. Het tamboerkorps heeft ook een grote investering gedaan en onze vraag is dan: Is deze investering in een slecht gebouw - op sommige plaatsen kun je zelfs je hand in de muur steken - wel een verantwoorde zaak? De heer Bijkersma: In de algemene beschouwingen hebben wij de suggestie gedaan of wij niet eens zouden moeten denken aan een politiepost in de binnenstad die dag en nacht bezet is. Dat is nu uiter aard niet aan de orde, maar ik zou mij kunnen voorstellen dat, mocht zoiets later wel aan de orde komen, de nu voorgestelde inrichting invloed zou kunnen uitoefenen op de besluitvorming dan. Mijn vraag is daarom: Kan de voorgestelde bebouwing ook strijdig zijn met eventuele plannen volgens onze gedachtengang? Zo ja, dan zou ik u willen vragen bij de inrichting hiervan rekening te houden met deze mogelijkheid maar in ieder geval bij deze verbouwing niet de andere mogelijkheid uit te sluiten. De heer De Jong: Tijdens de begrotingszitting werd een onderzoek toegezegd over de wijze waar op deze politiepost bemand zou worden. Nu daarover in deze raadsbrief niet wordt gerept, terwijl haast toch wel geboden lijkt te zijn, willen wij u verzoeken attent te blijven om op deze post, indien 23 dit noodzakelijk zal blijken, een permanente bezetting te creëren waarvoor ruimte voor handen dient te zijn. In de huidige situatie lijkt u een andere politiepost dan nu voorgesteld niet nodig te achten hoewel volgens mijn informatie de binnenstadbewoners hierover duidelijk een andere mening hebben. Mede gelet op vele onzekere factoren, willen wij bij de volgende begrotingszitting uitvoerig geïnfor meerd worden over de ervaringen van deze politiepost en gaan wij voorshands akkoord met uw voorstel. Wij behouden ons echter het recht voor om bij de begrotingszitting hierop terug te komen. De Voorzitter: Ik begin bij de opmerkingen van de heren Bijkersma en De Jong wat de bestemming van de politiepost betreft. In de begrotingszitting is ook al de wens naar voren gekomen om een zoda nige regeling te treffen dat deze post inderdaad als nevenpost van de politie zou kunnen worden ge bruikt en dat er vrij permanent mensen aanwezig zouden zijn. Ik heb toen gezegd dat wij dat probleem in studie hebben, dat is nog het geval. Wij zijn er nog niet uit, maar zowel bij de korpschef als bij ondergetekende is de intentie duidelijk aanwezig om meer met die post te doen dan die alleen maar als wachtlokaal voor parkeerwachters te gebruiken, laat ik het zo maar zeggen; daar wordt het in ieder geval voor bestemd. Helaas kan ik het resultaat nu nog niet zeggen, maar ik heb wel de indruk dat ik u zeker ten tijde van de volgende begrotingszitting zal kunnen informeren wat er exact kan gebeuren. Het spijt mij dat ik niet concreter kan zijn, maar het is echt niet van de baan. Dan nog even een opmerking over ad hoc-beleid. Ik dacht niet dat dit nu zozeer een ad hoc-be leid is, het is niet de eerste keer dat verbouwproblemen van het pand aan de orde zijn; die zijn al enkele keren aan de orde geweest. Wij gaan er van uit - ik dacht dat het ook bij de begrotingszitting aan de orde is geweest en dat het ook in onze documenten nader is omschreven, ik weet niet precies hoe uitvoerig - dat dit gebouw daar nog een langere tijd zal staan. Ook al in verband met de finan cieringsmiddelen waarover wij kunnen beschikken hebben wij op dit moment gedacht - u krijgt er la ter natuurlijk meer concrete voorstellen over - dat de oude Hofschool, met daarin de kantine, met daarin de politiepost en met ook nog een voorziening in de panden die nu worden ingenomen door het L.J.T. - dat is n.l. een tijdelijke oplossing, dat zal het laatste voorstel zijn dat wij nog een keer aan u doen -, daar nog een langere tijd kan functioneren met de investeringen die dan zijn gedaan. En wel een zo lange tijd dat deze investering verantwoord is. Onze informatie is dat het gebouw zo goed is dat dit ook een langere tijd kan, anders zou ik het er mee eens zijn dat je grote vraagtekens bij deze investering zou moeten zetten. Dit dus als antwoord op de verschillende vragen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 29 (bijlage no. 30). De heer Geerts: Een paar korte opmerkingen. Het gaat nu om een tussentijdse bijstelling. Het col lege kondigt in de raadsbrief aan dat het in april, als ik het wel heb, in de raad terug komt met nieuwe voorstellen die een aanvulling zijn op de voorstellen die altijd in het najaar aan de orde komen. Dit beleidsplan is een politiek stuk, daar waar prioriteiten gesteld worden. Wij hebben als raad - niet alleen onze fractie, maar de hele raad - heel nadrukkelijk gezegd dat in het beleidsplan voorrang moet worden gegeven aan stadsvernieuwingsobjecten. Wij hopen dan ook dat in het plan dat in april voorgesteld wordt naar voren komt dat er concrete plannen zijn ontwikkeld in de sfeer van de stads vernieuwing. Wij moeten n.l. wel zorgen dat dit beleidsplan de waarde houdt die wij er aan willen geven, n.l. het stellen van prioriteiten door de raad. Als wij zien dat het erg moeilijk is om stads vernieuwingsprojecten van de grond te krijgen en dat het erg moeilijk is om van de rijksoverheid de benodigde subsidies te krijgen, dan vinden wij dat het punt bereikt is waarop het college in april concrete voorstellen zou moeten doen voor stadsvernieuwingsprojecten en dat wij niet meer moeten wachten op allerlei rijksmiddelen. Het is n.l. hard nodig dat wij een keer los gaan. De heer Ten Brug (weth.): Ik heb weinig mogelijkheden voor een reactie. Het gaat hier niet om het beleidsplan en ook niet om de wijziging die nu aan de orde is. Inderdaad komen wij in april op nieuw met een wijziging. In dit plan gaat het eigenlijk niet zozeer om de bestemming van de reserve, die is hier dan ook niet aan de orde. Wel hebben wij bij de vaststelling van het beleidsplan in decem ber en ook bij de verdeling van de overschotten van vorige jaren en zelfs van nog eventueel te ver wachten overschotten al een bestemming aan deze overschotten gegeven. Een belangrijk deel daarvan is ook conform de gevoelens van de raad gevloeid naar het Fonds Stadsvernieuwing. Nu begrijp ik dat de heer Geerts zegt - daar komt het wel op neer -: Wanneer betalen wij nu eindelijk eens wat uit dat fonds? Zo nu en dan hebben wij inderdaad wel betalingen uit het fonds gedaan, maar het ging dan meestal niet om onbelangrijke maar toch om kleine bedragen. Bedragen die direct op een gebied

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1978 | | pagina 12