18
De Voorzitter: De heer Rijpma heeft gezegd dat er onduidelijkheden in het voorstel van het col
lege zoals dat is gedaan staan. Nu stel ik voor(De heer Van der Wal: ds dit een motie?) (Gelach)
Nee, dit is geen motie, een verduidelijking is niet altijd gelijk aan een motie. (De heer Ten Brug
(weth.): Nee, lang niet altijd.) (Gelach) Op bladzijde 8 onder 1op bladzijde 11 onder G. 1 en op
bladzijde 15 onder G. 1van het bestemmingsplan moeten worden toegevoegd de woorden: "binnen
het plangebied". Dit is de verduidelijking waarvan de heer Rijpma heeft gesproken. Ik neem aan dat
de raad akkoord kan gaan met deze wijziging.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het mondeling door de voorzitter aangevulde voorstel van
b. en w.
Punt 19 (bijlage no. 45).
De heer Knol: Er is iets paradoxaals in de energiesituatie van vandaag de dag. Terwijl op dit mo
ment een overschot aan olie bestaat en de Nederlandse Gasunie met haar gas bij de bedrijven loopt
te leuren, klinken er toch luide stemmen op dat de olieproduktie wel eens gauw bij de stijgende vraag
zou kunnen achterblijven en dat bovendien onze eigen voorraad aan het eind van de jaren tachtig
grotendeels is opgesnoept. De inkoopcontracten met Algerije over de levering van gas wijzen al duide
lijk in die richting. Dat ook de olievoorraden eindig zijn blijkt o.a. uit het energieprogramma van
president Carter waarin b.v. een verdubbeling van de steenkoolproduktie tot 1985 is verwerkt. Dit
betekent de opening van 80 nieuwe mijnen. Door deze paradox kan mijn fractie zich best voorstellen
dat de gemiddelde consument moeilijk kan begrijpen waarom wij zo nodig op de toer van de energie
besparing moeten gaan zitten. Toch menen wij dat het reëel is om te veronderstellen dat wij op korte
termijn - zeg maar 5 a 10 jaar - zullen worden geconfronteerd met een energie-schaarste. Het is daar
om dan ook noodzakelijk dat elke mogelijkheid van energiebesparing voor zover die binnen het gemeen
telijk kader ligt wordt nagetrokken. Te meer omdat hierdoor de noodzaak van kernenergie verder in de tijd
kan worden opgeschoven. Mijn fractie is het college dan ook bijzonder erkentelijk voor de wijze waar
op in kort tijdsbestek de mogelijkheid is bekeken of het haalbaar is om zo'n besparing te realiseren
middels het aanleggen van stadsverwarming in de nieuwe wijk Camminghaburen. Een wijk die qua op
zet en aanleg een dusdanig karakter moet hebben dat het aantrekkelijker is om daar te gaan wonen
dan in de omliggende gemeenten; het bekende wervend karakter dus. Bij de beoordeling van het raads
voorstel om een principe-beslissing te nemen over de invoering van stadsverwarming in deze nieuwe
wijk zal er dus een afweging moeten plaats vinden of deze aanleg van stadsverwarming afbreuk kan
doen aan dit wervend karakter en of die afbreuk zodanig is dat daarom in dit geval deze vorm van ener
giebesparing moet worden afgewezen. Even afgezien van de financiële consequenties, die niet onbe
langrijk zullen zijn, was deze afweging dan ook een hoofdthema van de discussie die wij in onze frac
tie bij de behandeling van dit raadsvoorstel hebben gevoerd.
In de samenvatting en in de conclusies uit het rapport van de beleidsadviesgroep die zich met
stadsverwarming heeft bezig gehouden wordt duidelijk uiteengezet wat stadsverwarming precies inhoudt,
waarom het moet worden toegepast, hoe de situatie op dit gebied in Nederland op dit moment is, hoe
produktie, transport en distributie kunnen plaats vinden en wordt nadere informatie gegeven over
milieu-aspecten, economische haalbaarheid, organisatorische opzet en planologische gevolgen. Van
belang in de Leeuwarder situatie zijn in het licht van het wervend karakter vooral de consequenties
voor de gebruiker, waarbij de kosten en het comfort de belangrijkste gegevens zijn. In de Commissie
voor het Electriciteitsbedrijf is duidelijk gesteld dat de gebruiker er qua kosten in vergelijking met de
huidige gasgebruiker niet op achteruit mag gaan. Ook wat betreft het comfort zal de toekomstige be
woner van Camminghaburen geen nadelige positie mogen innemen. Dit betekent dat dezelfde regel-
methoden moeten worden toegepast zoals die momenteel bij de gewone c.v.-installaties worden aan
getroffen. Iedere bewoner moet dus zelf kunnen bepalen welke warmte hij in welk vertrek wil hebben. Het
verplicht electrisch koken kan ik bij de waardering van het comfort niet goed inschatten. Volgens de
VA.C. kunnen er zelfs voordelen aan zitten omdat de pannen dan langer mee zouden gaan. Wat wel
als een belangrijk voordeel voor de gebruiker kan worden aangemerkt is het feit dat er geen instal
laties meer in de woning aanwezig zijn, waardoor de veiligheid belangrijk wordt verhoogd.
Dit alles overziende zou je moeten concluderen dat er, rekening houdend met de door mij ge
noemde zekerheden, voor de gebruiker geen onoverkomelijke bezwaren meer zouden kunnen zijn. Toch
hebben wij onze twijfels, want wat is b.v. het effect op de toekomstige bewoners als er in de begin
fase een flinke technische storing optreedt zodat de mensen in de kou komen te zitten. Twijfels ook,
omdat wij nog maar 2 gebieden hebben waar stadsverwarming in Nederland daadwerkelijk wordt toe
gepast. Gebieden die bovendien nog echte woningnood kennen zodat ervaringen daar opgedaan echt
niet representatief voor Leeuwarden hoeven te zijn. Een aantal leden van mijn fractie is dan ook van
19
mening dat het, gelet op het bijzondere karakter van Camminghaburen en ook gelet op het korte tijds
bestek voor de realisatie, verstandiger zou zijn om de toepassing van stadsverwarming in het volgende
uitbreidingsplan op te nemen. Overigens gaan wij er wel van uit dat stagnatie in de woningbouw, als
wij vanavond in principe "ja" zeggen, niet kan en mag optreden. Wij onderschrijven in deze volledig
het standpunt van het college van b. en w. Ook het standpunt van het college dat energie-schaarste
een nationaal en internationaal vraagstuk is onderschrijven wij. Ook wij vinden dat de veel grotere
financiële risico's die bij de exploitatie van stadsverwarming tot ons komen niet door de gemeente
Leeuwarden kunnen worden gedragen. Dat die risico's bijzonder groot kunnen zijn blijkt wel uit de
uitkomst van de verschillende rekenmodellen die in de rapportages zijn verwerkt.
Over de technische kant van het geheel kan ik in feite geen zinnig woord zeggen, omdat ik er
gewoon geen verstand van heb. Ook de financiële opzet m.b.t. de investeringen blijft voor mij daar
om koffiedikkijkerijIk meen alleen te weten dat de aanleg van een transportleiding in Utrecht 3 mil
joen gulden per kilometer kost, terwijl er in dit rapport wordt gerekend met 750.000,per kilo
meter. Op 62 kilometer maakt dit een verschil uit van 13^ miljoen gulden.
In de raadsbrief wordt geen gewag gemaakt van de financiële consequenties voor het Gemeen
telijk Woningbedrijf en voor eventuele andere woningbouwcorporaties indien het bestaande woning
bestand op stadsverwarming wordt aangesloten en dan met name de 1 .500 woningen in het oostelijk
deel van de stad. Het Gemeentelijk Woningbedrijf heeft daar nogal veel gei'nvesteerd in de aanleg
van c.v.-installaties en ik neem aan dat daarvoor dan wel een regeling zal moeten worden getroffen.
Tenslotte zou ik nog een opmerking willen maken over de voornemens m.b.t. de organisatorische op
zet van dit geheel. Uit de financiële rekenmodellen blijkt duidelijk dat de toekomstige exploitatie door
vele onzekere factoren kan worden beïnvloed. Voor een aantal factoren wordt bij de rijksoverheid een ga
rantie gevraagd middels de 5 voorwaarden op de laatste bladzijde van de raadsbrief. Het zou echter wel
eens kunnen zijn dat andere factoren dan waarvoor wij nu garantie vragen invloed gaan uitoefenen.
Ik zou daarom willen pleiten voor een aparte rechtspersoon voor de stadsverwarming met een flink
eigen risico-dragend kapitaal, zodat er een behoorlijke financiële buffer aanwezig is om eventuele
onvoorziene misrekeningen te kunnen opvangen.
Samenvattend gaat een groot deel van mijn fractie, hoewel met de nodige twijfels, akkoord met
de inhoud van de raadsbrief, er van uit gaand dat de duidelijke energiebesparing die met stadsver
warming wordt verkregen kan opwegen tegen de twijfels over een eventueel nadelig effect op het
wervend karakter van Camminghaburen en er bovendien van uit gaand dat de door ons genoemde voor
waarden voor de gebruiker en de genoemde financiële garanties ook inderdaad als beleidsuitgangs
punt zullen dienen. Wat dit betreft zijn wij dus wat voorzichtiger dan de P.P.R., die pal voor is,
maar dat heb je vaker met partijen die geen verantwoordelijkheid hoeven te dragen.
De hear Miedema: Myn fraksje is hwat fordield oer dit punt sadat wy 2 sprekkers hawwe. Ik bin
seis net optein, wylst it oare part fan de fraksje der hwat mear foar fielt. Hwat de needsaek fan ener-
gybisparring oanbilanget kin ik my folslein oanslute by itjinge de hear Knol sein hat. Ik leau dat wy
der net om hinne kinne om it as tige weardefol to biskogjen dat wy by de energyfoarsjenning dy't dochs
barre moat de waermte dy't oars it miljeu skea docht bruke kinne en dat dit unmiskenber in gunstige
Ontwikkeling is. Nettsjinsteande dat hawwe wy forskillende fragen oer dit foorstel fan it kolleezje.
Ik haw in rychje fragen mar dy binne net yn oarder fan bilangrykheit set. De wichtichste fragen hoege
net as earste neamd to wurden.
By de bitingsten sa't dy yn it bislüt steane moat der oerienstïmming wêze omtrint it gebruk fan
ierdgas. Nei myn smaek haldt dat yn dat der fan it ministearje tastimming komme moat dat dizze yn-
stallaesje mei ierdgas bigjinne kin. Dan sjoch ik nei de leste nota fan de ministers Van Aardenne en
Ginjaar yn it rapport dat forline wike bikend wurden is en dat in forfolch is op de nota fan minister
Lubbers fan 1974 en les dêryn dat dizze ministers oansteane op in tige sterke bisparring op it gebruk
fan ierdgas troch sintrales. Dêryn wurdt ek steld dat der yn de miljeu-freonlike gebieten noch in
inkele foarsjenning by kin sunder it miljeu to folie oerlêst oan to dwaen en dat dy gebieten it earst
oantaest wurde sille en forplichte wurde sille om op oalje oer to skeakeljen. Ik fyn it dan in weach-
stik om sunder in tasizzing foar langjierrich gebruk fan ierdgas mei dizze ynstallaesje utein to setten.
As wy mei 3 of 4 jier konfrontearre wurde mei in omskeakeling fan us ynstallaesje op oalje of op koa-
len om'f wy great-forbruker binne, dan freget dat de nedige ynvestearringen. It sil byg. in hege piip
freegje, mei de nedige loftforsmoarging, en it sil ek it yngraven fan oaljetanks mei de hjoed de dei
needsaeklike biskerming dêrfan freegje. Om dat foar to kommen tocht ik dat wy yn it bisltit de ta
sizzing fan in langjierrich kontrakt foar ierdgas foar dizze ynstallaesje opnimme moatte.
Dan de folgjende fraech. Dit hiele spul wurdt yn earste ynstansje ynstallearre yn de aide P.E.B.-
sintrale oan de Kanaelwei, neffens it foorstel. Hwat wurdt de foarm? Nimme wy dy sintrale oer fan