28
vens beter bekend zijn. De heer Knol heeft terecht gesteld dat je op dit moment zo ontzettend moei
lijk, om niet te zeggen helemaal niet, een behoorlijk inzicht kunt krijgen in de financiële conse
quenties van deze zaak. Dat is natuurlijk vervelend, maar wij hebben dan ook duidelijk een aantal
voorwaarden geformuleerd waaraan voldaan moet worden. Dat is gebeurd juist om deze onoverzichte
lijke zaak veilig te stellen. Wij zijn van mening dat de rijksoverheid daar mogelijk meer zicht op
heeft dan wij en dat het rijk ons dat ook moet laten blijken. Wij vinden, ik herhaal het, dat alles
gedaan moet worden om tot energiebesparing te komen, dat iedere gelegenheid moet worden aange
grepen om daar iets aan te doen, maar dat het risico daarvan niet afgewenteld kan worden op degene
die daaraan wil meewerken. Het risico moet ingepast worden in het geheel van een nationaal ener
giebeleid.
De heer Miedema heeft over het wervend karakter nog gezegd dat het mogelijk voor de wijk
Camminghaburen een aanmerkelijke schade kan betekenen als de mensen die daar moeten gaan wonen
een afwachtende houding aan gaan nemen. De schade kan dan aanzienlijk groter zijn dan wij op dit mo
ment zelfs maar vermoeden. Als dat gebeurt, dan kan dat inderdaad een enorme schade betekenen. Uit niets
blijkt echter dat dit ook zal gebeuren. Wij hebben niet voor niets zoveel mensen, instanties, commis
sies en raden geraadpleegd voordat wij met dit voorstel kwamen. Uit al deze gesprekken is gebleken
dat het wervend karakter niet of nauwelijks zal worden aangetast. Alleen de Federatie van Leeuwarder
Woningbouwcorporaties denkt dat dit wel het geval zal kunnen zijn. De Federatie kan dat ook niet
bewijzen, het wordt verondersteld. Ik ben het natuurlijk eens met iedereen die zegt dat niet onder
schat moet worden wat deze mensen zeggen, wij doen dat ook niet. Als toekomstige bewoners menen
dat dat wervend karakter niet wordt aangetast, als sommige beleggers wel maar andere in het geheel
niet vinden dat het wervend karakter wordt aangetast, als makelaars er net zo over denken, als de
Raad voor de Volkshuisvesting in zijn geheel zegt het probleem van het wervend karakter niet zo groot
te zien, dan meen ik dat het risico wat dit punt betreft minder groot is dan sommigen menen dat het
zou kunnen zijn. Ik meen dat ik hiermee de vragen en opmerkingen van de heer Miedema wel voldoen
de heb beantwoord.
Mevrouw Smit heeft hiermee ook antwoord op haar vragen gehad. Het collectivisme spreekt
haar niet aan en zij denkt dat dit wel eens nadelig zou kunnen zijn voor dit gebied. (De heer Ten
Brug (weth.): Water en electriciteit zijn ook collectief.) Het is een centrale verwarming die indivi
dueel geregeld en gemeten moet worden. Het punt is alleen dat het water warm uit een centrale ketel
binnenkomt. Dat kun je collectief noemen, dat is zo. Is dat met leidingwater, gas en electrisch dan niet
het geval? Ook dit komt ergens uit een centrale plaats binnen. Je kunt zeggen: Anders stook ik een ei
gen ketel met gas en nu laat ik dat stoken en krijg warm water op een andere manier binnen. Ik dacht
dat het collectivisme minder groot was dan wanneer er centraal in een centraal gebouw iets voor je
wordt geregeld wat je maar hebt af te nemen of niet hebt af te nemen; de heer Miedema heeft daar
straks nog op gewezen. In zo'n geval vindt geen individuele meting plaats en is geen individuele
bijstelling mogelijk. Dat is, dacht ik, wel iets anders.
Mevrouw Smit heeft het ook nog gehad over de warme bakker. Zij heeft het als voorbeeld genoemd
en ik wil dat voorbeeld wel even vasthouden. Een oven kan natuurlijk ook electrisch worden verwarmd,
zoals mevrouw Smit weet. Dat gebeurt tegenwoordig ook heel veel. Mocht het zo zijn dat er om welke
andere reden ook misschien een voorziening getroffen moet worden die noodzakelijkerwijs op aardgas
is aangewezen, dan is het natuurlijk altijd nog zo dat de hulpketelcentrales in de wijk - als die er ko
men - voorzien zijn van een aardgas-aanvoer. Vanuit dat gebouw zou er in de omgeving nog iets moge
lijk zijn als het om welke reden dan ook noodzakelijk is.
De financiële basis is wankel en de financiële consequenties zijn onduidelijk. Ik heb daar al het
nodige van gezegd en ik dacht dat ik verder kon gaan met hetgeen is opgemerkt door de heer Van der
Wal. Hij heeft de aandacht gevestigd op de opzet van het geheel zoals die door de K.E .M.A. met
grote eenheden wordt voorgesteld. Uit een andere bron wordt gezegd dat de opzet veel kleinscha
liger zou moeten zijn met alle daaraan verbonden voordelen. Ik kan daar weinig zinnigs van zeggen
op dit moment. Ik vind het in ieder geval de moeite waard om toch aandacht te schenken aan de
vraag in hoeverre het mogelijk is om daar concreet iets aan te doen. Ik kan niet zeggen dat dit voor
1 april nog kan, maar ik vind het wel de moeite waard om na te gaan wat in deze eventueel nog mo
gelijk is en wat nog kan veranderen. Het is niet alleen een technische kwestie, het zou technisch ge
zien allemaal wel kunnen, maar er zal een plan moeten zijn dat acceptabel is voor de N.E.O.M. Wij
hebben natuurlijk niet alleen te maken met wat technisch mogelijk is, wij hebben ook te maken met
wat financieel aanvaardbaar geacht wordt. Niet alleen door ons maar m.n. door de N.E.O.M. die als
Nederlandse Energie Ontwikkelings Maatschappij de minister van Economische Zaken adviseert en
deze zaak eventueel financieel verder moet begeleiden en mee moet financieren. Het voordeel dat
die kleinschaligheid heeft spreekt mij nogal aan. Ook dat er met de ontwikkeling van de wijk kan wor
den meegegroeid. Overigens lijkt het mij, gelet op hetgeen de heer Van der Wal nog meer gezegd
heeft, een toch wel veel duurdere zaak. Ik kan het niet beoordelen, maar de heer Van der Wal heeft
ook gezegd dat je, om eventuele risico's te vermijden, ook nog een gasleiding aan zou moeten leggen.
Dat is iets wat nu juist niet in de bedoeling ligt op dit moment. Ik vind echter dat het geheel tegen
elkaar moet worden afgewogen, als dat tenminste op deze korte termijn nog mogelijk is.
De heer Van der Wal heeft terecht gezegd dat het de bedoeling is dat het risico volledig op het
rijk wordt afgewenteld. Dat is inderdaad onze bedoeling. Hij vraagt dan: Als aan een van de gestel
de voorwaarden niet voldaan kan worden, is dan de hele zaak van de baan? Inderdaad, wij hebben
gewoon geen tijd meer om hierover te discussiëren. Wij moeten gewoon 1 april weten wat wij willen.
Als niet aan de door ons gestelde voorwaarden is voldaan, dan kunnen wij geen verder uitstel meer
riskeren. Uitstel riskeren zou kunnen betekenen dat het plan Camminghaburen veel later moet worden
opgeleverd met alle financieel daaraan verbonden consequenties van dien. Het zijn echter niet alleen
financiële consequenties, het zijn ook andere aspecten waar wij op dit moment binnen onze gemeen
te duidelijk mee te kampen hebben. Wij moeten zo snel mogelijk met nieuwbouw beginnen om aan de
reeds toenemende woningnood in onze gemeente het hoofd te kunnen bieden. Wij gaan dus niet verder
uitstellen, wij moeten 1 april als datum vasthouden. Eigenlijk is dat al te laat, eigenlijk zou je mis
schien half maart moeten zeggen, maar 1 april is wel de uiterste datum.
De heer Singelsma is het met de heer Van der Wal eens en ik dacht dat ik hiermee zijn opmerkin
gen wel beantwoord had. Hij vindt het een sprong in het duister. Wij proberen het risico dat de heer
Singelsma ziet uit te sluiten en wij dachten dat wij daar door de formulering zoals wij die tenslotte
in een aantal punten hebben vastgelegd wel in zijn geslaagd.
De heer Visser heeft nog gezegd dat hij toch wel akkoord gaat met het geheel, maar dat hij over
de bestuursstructuur nog nader zou willen worden geïnformeerd. Op dit moment kan ik dat niet doen,
maar wij denken dat de structuur zoals wij die op dit moment via Frigas hebben wel voldoende is om
deze zaak tot ontwikkeling te brengen.
Ik dacht dat ik hiermee de vragen uitvoerig had beantwoord.
De Voorzitter: Ik stel voor om, als het kan, binnen tien minuten even een kopje koffie te gaan
drinken en dan de discussie voort te zetten.
De Voorzitter schorst, om 23.00 uur, de vergadering voor de tweede pauze.
De Voorzitter heropent, om 23.15 uur, de vergadering.
De heer Jansma is inmiddels ter vergadering gekomen.
De Voorzitter: Wij zijn toe gekomen aan de tweede instantie over dit punt. Ik zou u, mede gelet
op de tijd, met heel veel klem willen verzoeken om in de tweede instantie als het enigszins kan niet
te herhalen wat al in de eerste instantie is gezegd. Het lijkt mij het meest zinvol als er alleen nieuwe
elementen in de discussie worden gebracht. Dat beroep doe ik op de raad.
De heer Knol: Ik ben best bereid om het zo kort mogelijk te houden. Ik heb niet zoveel meer
toe te voegen aan hetgeen de wethouder als woordvoerder van het college heeft gezegd. Wij hebben
duidelijk de intentie naar voren gebracht dat wij bij de afweging van wel of niet stadsverwarming in
Camminghaburen de energiebesparing zwaarder hebben laten wegen dan eventuele nadelige gevolgen
voor het wervend karakter. Het blijft echter een nationaal vraagstuk. Vandaar dat wij stellen dat het
niet tot elke prijs kan gebeuren, want wat zijn b.v. de gevolgen als de rijksoverheid voornemens is
om in het kader van de werkgelegenheid alle woningen te gaan isoleren. Daar is vorige week sprake
van geweest. Vandaar dat wij vinden dat de eisen zoals die in de raadsbrief zijn geformuleerd ook
inderdaad dwingend moeten zijn, m.n. wat betreft de financiële consequenties zoals wij die nu kunnen
overzien en wat betreft de aardgaslevering. Het is n.l. uit milieu-overwegingen niet te overzien wat
er gaat gebeuren als wij b.v. over moeten gaan op het stoken van kolen. Wij zeggen dus niet zonder
meer: Het is een vorm van energiebesparing, vooruit maar met de geit, zoals misschien zou kunnen
worden opgemaakt uit het ingezonden stuk van de P.P.R. dat vanavond in de Leeuwarder Courant stond.
Daar sloeg mijn verhaal op, mijnheer Van der Wal, en niet op het stencil dat hier ligt en dat te kort
voor de behandeling van dit punt binnenkwam. Het stuk was n.l. zeer technisch en dat moet ik altijd
2 of 3 keer overlezen voordat ik het snap. Ik snap ook nu nog niet wat er in staat, maar het zal wel
goed wezen.