mrxrm 11 10 terecht, misschien nu al zo dat op sommige plaatsen waar 2 of 3 van die panden naast elkaar staan vooral 's avonds een dode plek ontstaat? Met de bepaling uit dit artikel is het mogelijk dat de 3 pan den extra toevalligerwijs naast elkaar komen te staan. Als er van de 6 andere panden 1 of 2 in de buurt staan, krijg je vrij snel een behoorlijke rij panden waar 's avonds geen licht brandt en alles dood is. Het zijn ook nog panden met een enorm brede gevel, zodat het, als 5 of 6 van zulke panden op een rijtje staan, om tientallen meters gaat. Om die reden zijn wij het eens met het bezwaar dat de reclamant op dit punt heeft. Wij komen daarom met een motie: "De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 20 februari 1978, gelezen het be zwaarschrift van de heer Vegter c.s. tegen de mogelijke uitbreiding van het aantal panden vallend onder "eengezinshuizen klasse B" dat gebruikt kan worden ten behoeve van een dienstverlenend be drijf of instelling in het bestemmingsplan Vogelwijk, besluit artikel 4 sub F 2 a als volgt te wijzigen: a. zolang en voor zover het niet meer dan zes van het totaal aantal hoofdgebouwen binnen het ge bied waarop deze bestemming betrekking heeft betreft." Dat is dus het huidige aantal en tot dat aantal van 6 wordt de vrijstellingsplicht van b. en w. beperkt. Als er dus één pand verdwijnt zou ergens anders een pand kunnen worden toegestaan. Nu zullen b. en w. zeggen: Ja, maar in artikel b van dat lid staat: "Indien hierdoor het woonklimaat niet ernstig wordt aangetast." Dat is echter een heel subjectieve omschrijving, want wanneer wordt het woonklimaat niet ernstig aangetast. Is dat alleen het geval wanneer er 's avonds een donker gat is? Iemand die er in zijn auto voorbij rijdt zal zeggen dat het woonklimaat voor hem niet ernstig is aangetast, omdat hij er niets van merkt. Iemand die er elke avond langs moet lopen omdat hij er vlakbij woont zal wel van mening zijn dat het woonklimaat ernstig is aangetast. Kortom, het is alle maal erg subjectief en ik ben bang dat een dergelijke redenering omtrent het woonklimaat niet op gaat als b. en w. daar werkelijk gebruik van zouden willen maken om de vrijstelling te weigeren. Vandaar dus deze motie. De motie van mevrouw Brandenburg, die ik mede ondertekend heb, betreft het feit dat die pan den die alleen voor bedrijfsvestiging geschikt zijn 100 m2 extra krijgen. Dat betekent in totaal 200 m2, maar de panden die er nu staan krijgen 100 m2, dus dat is 100 m2 extra zonder de bepalingen van 80% en 20% die wel voor de woningen gelden en die niet overschreden mogen worden; dit is allemaal ech ter erg ingewikkeld. Mijn fractie acht deze ontwikkeling, mocht die er komen, ook ongewenst. Dit zou n.l. betekenen dat de tuinen behoorlijk volgebouwd zouden kunnen worden. Wij ondersteunen deze motie, zoals ook al uit de ondertekening blijkt. Mevrouw Visser heeft het er over gehad dat er geen horeca-pand gevestigd zou moeten worden. Ik ben het met de woordvoerster van de P.v.d.A. eens dat in een wijk van deze omvang binnen be paalde voorwaarden één horeca-bedrijf zal moeten kunnen. Die voorwaarden zijn genoemd en wij vinden dat het zo moet. Als de motie ingediend wordt zullen wij die niet steunen. De Voorzitter: Nu wordt het mij duidelijk. Is dat dan een motie die nog ingediend moet worden? U noemt enkele keren een motie van mevrouw Brandenburg, maar ik heb mevrouw Brandenburg niet over een motie horen spreken. Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Ik heb de motie niet voorgelezen, maar wel omschreven wat er in staat, n.l. het schrappen van artikel H. Het was niet zo'n ingewikkelde motie en daarom heb ik die niet voorgelezen. De motie ligt hier echter wel en luidt: "De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 20 februari 1978, behandelend de vaststelling van het bestemmingsplan Vogelwijk, besluit: art. 4 sub H te schrappen uit de voor schriften van het bestemmingsplan Vogelwijk." De heer Rijpma (weth.): In zo'n conserverend plan is het altijd wat moeilijk om vast te stellen wat je aan mogelijkheden wilt kappen en wat je aan mogelijkheden wilt houden. In de beoordeling daarvan wordt wel geprobeerd enkele objectieve uitgangspunten te vinden, maar helemaal objectief is de beoordeling t.a.v. deze dingen niet. Wat het horeca-pand betreft, op dit moment is er in het woongebied geen horeca-pand aanwezig, hoewel er wel eens een is geweest. In de Leeuwerikstraat is er wel zo'n vestiging. Bij de mogelijkheid om één horeca-pand in het gebied te vestigen gaan de gedachten uit naar een plek die zich daar voor leent. Er staat ook heel duidelijk dat het woonkli maat niet wezenlijk mag worden geschaad. Ik zou mij kunnen voorstellen dat je zou kunnen overwe gen dat een horeca-bedrijf, wanneer het op die hoek van die straat betrekkelijk weinig overlast veroorzaakt en wanneer het woonklimaat niet of nauwelijks wordt geschaad, zich er wel zou kunnen vestigen indien een bestaand winkelpand zijn functie door welke oorzaak ook verliest. Zo'n bedrijf kan nooit een grote omvang hebben en dan zou ik mij kunnen voorstellen dat het bedrijf zich b.v. aan de Troelstraweg vestigt waar al een rijtje winkelpanden aanwezig is en waar een pand dat tussen de panden met een winkelbestemming staat helemaal geen nadelige invloeden behoeft te hebben. Er staat niet dat er per se een horeca-bedrijf in het gebied gesticht moet worden, er staat alleen dat er met de nodige zorg omringd op een geschikte plaats eventueel een horeca-bedrijf gevestigd zou kun nen worden. Welnu, ik dacht dat wij t.o.v. dit punt enige vrijheid zouden moeten houden. Met de om schrijving dat de woonfunctie niet mag worden geschaad is, dacht ik, een voldoende waarborg inge bouwd. Ik moet er bij zeggen dat de A.R.O.B.-procedure in tegenstelling tot vroeger ook aan omwo nenden gelegenheid geeft om bezwaarschriften in te dienen als de bouwvergunning verleend zou worden. Vroeger hadden wij alleen een beroepschriftenprocedure als de bouwvergunning niet verleend werd, maar op het ogenblik is het heel goed mogelijk om een A.R.O.B.-procedure aan te spannen wanneer men als buren van mening is dat er daar per se geen vestiging moet komen. De A.R.O.B.-procedure houdt o.a. ook een schorsing van een eventueel door b. en w. verleende bouwvergunning in. Dat be tekent dat de subjectiviteit die bij b. en w. mogelijkerwijs aanwezig is altijd door een objectieve buitenstaander kan worden getoetst. De burger kan daardoor die rechtszekerheid worden geboden die in het algemeen noodzakelijk is. Ik heb dus geen behoefte om u voor te stellen deze motie - als die komt - te aanvaarden. De bedrijfsfuncties in de panden van klasse B kunnen, gezien het percentage van 80, van een aantal van 6 tot een aantal van 9 stijgen. Het percentage van 80 is te voorschijn gekomen en dat betekent dat er nog enige rek in zit. Of die rek er terecht in zit durf ik niet te beoordelen. Ik moet er bij zeggen dat het voor b. en w. eenvoudiger zou zijn wanneer het aantal op 6 blijft, want dan hoeven wij ons bij een pand niet af te vragen of het een pand is dat zich in eerste instantie leent voor een woonbestemming of dat de woonbestemming minder reëel is en dat overgegaan moet worden tot vestiging van een kantoor of een andersoortige bestemming. Aan de andere kant ontneemt het vastpinnen op een aantal van 6 aan het bestuur elke mogelijkheid om in te springen op een ontwik keling waarvan men meent dat die toch niet ongewenst is. Het is n.l. helemaal niet zeker dat grote panden in de toekomst een woonbestemming kunnen houden, omdat het lang niet zeker is dat de ge mengde bestemming, waar geen toestemming voor gegeven hoeft te worden, onder alle omstandig heden blijft. Als ik er aan denk hoe de woonhuizen van artsen en specialisten op het ogenblik ge scheiden worden van hun praktijk omdat men over het algemeen in de ziekenhuizen voldoende ruim te ter beschikking krijgt, dan zeg ik dat dat gemengde gebruik ook wel eens onder enige druk kan komen te staan. Het zou wel eens kunnen gebeuren dat er ergens aan de Harlingerstraatweg panden zijn die zich wel lenen voor dienstverlening, maar die het wat moeilijker gaan doen wat de woon bestemming betreft. Ik moet zeggen dat daar ook het gevaar van nodeloze aftakeling in begrepen kan zijn. Dan komt ook nog die 100 m2 extra er bij. Misschien is het ook nog nodig dat het pand enigs zins verbouwd wordt. Wanneer het pand een woonbestemming heeft, heeft de tuin duidelijk een an dere functie dan wanneer in het pand een dienstverlenend bedrijf is gevestigd. In het hele stuk staat duidelijk dat de woonfunctie in het gebied moet overheersen en dat betekent ook dat je moet toetsen of een uitbreiding van 200 m2 ruimte op de benedenverdieping gezien de belendende percelen aan vaardbaar is. Ik moet er bij zeggen dat ook hier tegen de mogelijk subjectieve wijze van benaderen door b. en w. een mogelijkheid tot beroep aanwezig is. Door de administratieve rechter kan men laten toetsen of b. en w. voldoende zorgvuldig geweest zijn in het afwegen van de belangen van de een t.o.v. de belangen van de ander. Ik geloof dus dat er in feite niet zo verschrikkelijk veel bezwaar hoeft te zijn tegen het feit dat er nog enige rek bestaat in het geven van de mogelijkheid om de bestemming van een pand te veranderen van woonpand tot een pand met een dienstverlenend karakter. Ik dacht dat dit alles was wat ik er over moest zeggen, maar ik moet alleen een aanvulling maken op het bestemmingsplan. Op de bladzijden 7, 8, 11, 14 en 15 van het bestemmingsplan komt het ho reca-pand te voorschijn: de eerste keer bij woonbestemming A, de tweede keer bij woonbestemming D en de derde keer bij meergezinshuizen. Alle drie keren is dezelfde ontheffingsmogelijkheid opge nomen t.a.v. het verlenen van vrijstelling voor 1 pand. Dit zou in de toekomst het misverstand kunnen wekken dat er per aangeduide bestemming een horeca-bestemming gegeven zou mogen worden. Dan zou het niet 1 pand betreffen maar 3 panden. Dat is niet de bedoeling van het plan. Deze uitleg kan worden weggenomen als bij de betreffende artikelen op bladzijde 11 onder G. 1 en op de bladzijden 14 en 15 ook onder G. 1 de volgende aanvulling wordt aangebracht: "binnen het plangebied." Daarmee is de koppeling tussen de plangebieden tot stand gebracht en gaat het niet om 3 mogelijke horeca-bedrijven maar om 1 mogelijk horeca-bedrijf. Mevrouw Visser—van den Bos: Het spijt mij bijzonder dat ik moet beluisteren dat waarschijnlijk een meerderheid het een heel gewone zaak vindt dat in elk wijkje een horeca-bedrijf - dat klinkt nog erg keurig, een horeca-bedrijf, maar ik denk ook aan minder gezellige etablissementen - komt. Juist

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1978 | | pagina 6