omdat wij tot uitdrukking willen brengen dat wij daar beslist geen behoefte aan hebben en juist omdat wij menen dat onze goede stad eerder te veel dan te weinig horeca-bedrijven heeft, heb ik mijn mo tie die ik zo dadelijk zal indienen toch maar gehandhaafd, zodat wij ons later tenminste niet kunnen beklagen over het feit dat wij alle misstanden, die dergelijke vestigingen helaas zo hier en daar op roepen, in het verleden zelf zo nodig hebben gevonden. Daarom dien ik de motie in en daar staat in: "De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op maandag 20 februari 1978, be sprekende voorstel no. 16 bijlage no. 65 betreffende vaststelling van het bestemmingsplan Vogelwijk, is van mening dat in deze kleine woonwijk de aanwezige woonfunctie zo gaaf mogelijk moet worden gehouden en besluit daarom dat er in dit bestemmingsplan geen mogelijkheid moet worden opgenomen om de bestemming van één pand te wijzigen ten behoeve van vestiging van een horeca- of aanver want bedrijf." De motie is mede-ondertekend door de heer Miedema. De heer Van der Wal: Ik ga nog even in op de argumenten die de wethouder tegen mijn motie heeft gebruikt. Het zijn eigenlijk niet zulke zware argumenten, het zwaarste argument is dat je bij het aannemen van die motie elke mogelijkheid van de overheid om in te springen op ontwikkelingen door bijsturing weg zou nemen. Dan schetst de wethouder een ontwikkeling waarbij die grote panden hun woonbestemming wel eens kwijt zouden kunnen raken. Om aftakeling te voorkomen zouden die panden dan maar aan bedrijven moeten worden gegeven. Nu denk ik dat je, als je nog enige uitbrei ding toestaat, dit dan juist in de hand werkt. Hoe werkt dat immers? Zo'n groot woonhuis wordt vrij op de markt te koop aangeboden via een makelaar. Wat doet deze makelaar? Hij probeert de hoogste prijs voor het pand te krijgen en dus gaat hij de mogelijkheden van zo'n pand na: voor woonbestemming kan hij er zo veel voor krijgen, bedrijfsvestiging is ook mogelijk, hij kan er dan een ton meer voor krijgen, nou, dan doet hij dat laatste. Hij vraagt vrijstellingsbevoegdheid en doet er een mooi ver haaltje bij dat het woonklimaat niet wordt verstoord. Het is zijn goed recht in deze maatschappij om het zo te doen, alleen, wij als overheid hebben de mogelijkheid via het bestemmingsplan om dat te keren, als wij vinden dat zoiets niet moet gebeuren. Daarom zeg ik: Er zitten 6 dienstverlenende be drijven in, maar als de ontwikkeling die de wethouder schetst op gang komt keren wij die ontwikke ling toch niet. Als die ontwikkeling werkelijk op gang komt, zet die zich door en kunnen wij de vrijstellingsbevoegdheid beter tot 100% opvoeren. Ik denk de andere kant uit: laten wij het zo veel mogelijk proberen te voorkomen en het aantal op 6 proberen te houden; mijn motie beoogt dat ook. De Voorzitter: Ik stel voor dat wij de stemming over de moties en het voorstel van b. en w. direct na de pauze laten plaats vinden. Wij zitten met een paar redactionele problemen die wij dan in de pauze nog even kunnen bekijken. Gaat de raad hiermee akkoord? De Raad stemt hiermee in. Punt 17 (bijlage no. 68). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 18 (bijlage no. 62). De heer Janssen: Ik wil n.a.v. het bij dit agendapunt aan de orde zijnde verslag enige opmerkin gen maken. In dit verslag hebben de bewoners van de Hollanderwijk en de Oud Indische Buurt uiting gegeven aan het reeds jaren bestaande gevoel van onbehagen dat t.a.v. de Woningvereniging Leeuwar den bij de huurders leeft. De grootste grief is wel dat er geen inspraak en rechtstreeks contact tussen bewoners en bestuur plaats vindt, terwijl rondom deze complexen woningen de zaak in beweging is en nieuwe ontwikkelingen staan te wachten. Bij deze ontwikkelingen zijn de bewoners via hun wijk- organisatie betrokken, maar de eigenaar - de Woningvereniging Leeuwarden - kan of wil hier niet samen met de bewoners op inspelen. Daarin zal, naar ik hoop, nu verandering komen. Bij het uit brengen van dit verslag in november 1977 heeft wethouder Eijgelaar een gesprek met vertegenwoor digers van de beide buurten gehad, waarbij een aantal grieven ter tafel kwam. Hierbij bleek dat men de woningvereniging ziet als "het kwaaie beest". Inmiddels is de wethouder er in geslaagd het kwaaie beest te temmen. Niet met de zweep in de hand, maar met de richtlijnen van de minister. Ik zou via u, mijnheer de voorzitter, de wethouder hiervoor hartelijk willen danken. Met betrekking tot die richtlijnen bestaat er voor mij nog een kleine onduidelijkheid. Volgens het verslag van de Leeuwarder Courant van 3 november 1977, waarin het besprokene met de bewoners werd weergegeven, zou het 1 3 bestuur van de woningvereniging na mei 1977 nog een jaar uitstel van de toepassing van de richtlijnen hebben gekregen. In de raadsbrief staat echter dat de richtlijnen per 1 mei 1977 van kracht zijn ge worden. Hierover zou ik nog wel enige duidelijkheid willen hebben. In de raadsbrief staat verder dat het college voor de toepassing van de richtlijnen nog een gesprek met het bestuur zal hebben in de eerste helft van de maand maart. Mijn fractie zou graag zien dat ook een afvaardiging van de huur ders bij deze besprekingen aanwezig was. Mocht dit op grote bezwaren stuiten, dan zou de gemeente daarna samen met de bewoners en het bestuur een bijeenkomst moeten beleggen waarin het toekomstig beleid van de Woningvereniging Leeuwarden ter tafel wordt gebracht. De bewoners hebben naar aan leiding van het preadvies van het college een brief aan de raadsfracties geschreven. Uit deze brief blijkt dat er nog een tamelijk groot wantrouwen bestaat t.a.v. de loyale toepassing van de richtlijnen zoals die in de raadsbrief zijn beschreven. Door de begeleiding van hef gemeentebestuur zou men mogelijk wantrouwen bij beide partijen weg kunnen nemen. Ik wacht dan ook met belangstelling de reactie van de wethouder op deze suggesties af. De hear Miedema: Ik kin my foar in hiel great part oanslute by de wurden dy't de hear Janssen sprutsen hat. Wy binne bliid dat it bistjur ré is om de nije foarskriften to bruken en ek to honorearjen. Wy fine it ek in lokkige saek dat der noch in bisprek komt en dat it kolleezje der op werom komme sil. As de hear Janssen lykwols seit dat syn fraksje it op priis stelle soe as by dat bisprek in delegeasje fan de biwenners oanwezich is, dan haw ik der dochs myn twifels oer. It is de taek fan it bistjur fan dizze wenningforiening om ynspraek to leverjen en der ek de gelegenheit foar to jaen. As dat bistjur seit dat it ré is om de biwenners ynspraek to jaen, dan bin ik ré om dat oan to nimmen. Ik haw gjin inkele reden om oan to nimmen dat it bistjur, as it seit dat dy regels yn acht nommen wurde sille en ynspraek oan de biwenners jown wurde sil, dat net dwaen sil. Ik fyn it der in lyts bytsje by troch as it kolleezje dan seit: Dan wolle wy ek by dy bisprekken oanwezich wêze. As it bistjur fan de Wen ningforiening Ljouwert taseit dat oan de biwenners ynspraek jown wurde sil neffens de rjochflinen fan it ministearje, dan is soks my genoch. Ik soe dus akkoart gean wolle mei it riedsbrief. It kolleezje praet noch ris mei it bistjur, docht forslach oan de ried en wy wachtsje if noch efkes of. De heer DeGreef: Ik heb er eigenlijk weinig aan toe te voegen. Ik zou willen beginnen met een reactie op de woorden van de heer Miedema te geven. Als er nieuwe spelregels worden afgekondigd waarin staat dat de bewoners betrokken zullen worden bij het beleid, zie ik er geen bezwaar in om dat in alle openbaarheid te doen, gezien de grieven die op tafel liggen. Het lijkt mij dat de bewo ners nogal wat aanleiding tot wantrouwen hebben als ik de voorhistorie in ogenschouw neem. Zij heb ben nogal eens contact opgenomen met deze woningvereniging nagenoeg zonder dat daarop reacties zijn gevolgd. Een concrete vraag die ik n.a.v. de brief heb, is de vraag of de punten die als con clusies worden genoemd ook worden afgewerkt. Er liggen nogal wat zaken m.b.t. het onderhoud, er liggen nogal wat bezwaarschriften die ingediend zijn. Ik kan mij geen indruk vormen over de manier waarop dit wordt afgehandeld. Ik zou dit wel graag willen weten omdat er b.v. wel wordt ingegaan op de renovatie. Hoe de punten worden afgehandeld is één zaak. Een andere zaak is de bereidwillig heid, naar ik heb begrepen. De woningvereniging is bereidwillig, maar het staat nogal zwak in de raadsbrief geformuleerd: "Het college heeft de indrukenz." Nu heb ik het idee dat het col lege bij de afkondiging van spelregels niet de indruk moet hebben en de woningvereniging de bereid heid moet hebben, maar dat de spelregels gewoon moeten worden uitgevoerd. Mijn vraag is: Hoe wordt nu gegarandeerd dat deze regels worden uitgevoerd? Wil de woningvereniging dat garanderen? Is er b.v. ook gesproken over de suggestie die de huurders zelf bij de aanbevelingen hebben genoemd als die garantie niet mocht lukken? Een suggestie van de bewoners is bij voorbeeld om te zoeken naar een vervanging, overdracht van woningen. Daarmee wordt naar mijn idee meer ingegaan op het totale rapport dat de huurders hebben aangeboden n.a.v. hun ervaringen. Ik zou dan ook graag van de wethouder willen weten of daarover is gesproken. Tot zover mijn reactie in eerste instantie. Mevrouw Van Dijk—van Terwisga: Ik heb niet zoveel meer toe te voegen aan de woorden van de vorige sprekers. Als fractie hebben wij er vertrouwen in dat de bewoners meer en vroegtijdiger be trokken zullen worden bij het beleid van de Woningvereniging Leeuwarden. Wij zouden dan ook graag verdere gesprekken en de inlichtingen van de wethouder willen afwachten. De heer Eijgelaar (weth.): Mede naar aanleiding van het rapport dat uitgegeven is door de be wonersorganisaties hebben wij een gesprek gehad met de woningvereniging. In dat gesprek zijn de verschillende facetten die ook in het rapport genoemd worden aan de orde geweest. Wij hebben tijdens dat gesprek ook gevraagd of het niet wenselijk zou zijn om reeds in dit stadium een gesprek tussen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1978 | | pagina 7