14 het gemeentebestuur, de woningvereniging en de huurders te doen plaats vinden. De woningvereniging vond dat op dat moment niet gewenst, omdat zij zich eerst intern wilde beraden over de manier waarop zij op de nieuwe richtlijnen van de minister zou inspelen en over de vraag wat er in de nabije toe komst met het woningbezit van de woningvereniging gaat gebeuren, wat er m.n. in de Hollanderwijk gaat gebeuren en wat er met het andere woningbezit, b.v. in de Oud Indische Buurt, gaat gebeuren. Moet dat woningbezit verder worden gerenoveerd of kan dat op deze wijze - voorlopig althans - blijven voortbestaan? Op het moment dat wij het gesprek met het bestuur hadden, had het bestuur zich nog geen duidelijk beeld gevormd van wat er in de nabije toekomst moet gaan gebeuren. Men heeft ons toen gevraagd om enig uitstel. Daarbij is afgesproken dat er in maart een volgend gesprek zal zijn waarin deze punten weer aan de orde zullen komen en waarin het bestuur mogelijk met dui delijke ideeën naar voren zal komen. De heer Janssen heeft gezegd: Ik meende dat de richtlijnen een jaar lang niet hoeven te worden toegepast, zo is dat althans bij mij overgekomen uit een of an der stuk, maar nu blijkt dat de nieuwe richtlijnen per 1 mei 1977 van kracht geworden zijn. Dat is ook zo, de nieuwe richtlijnen zijn per 1 mei 1977 van kracht geworden. De richtlijnen laten echter de mogelijkheid toe om eerst toegepast te worden in het eerste boekjaar volgend op 1 mei 1977 en voor de woningvereniging zal dat met ingang van 1978 het geval zijn. Het is mij bekend dat er, na de gesprekken die wij met de huurdersvereniging en met het bestuur van de woningvereniging hebben gehad, toch weer enige onrust bij huurders is ontstaan over verdere stappen die gezet zouden zijn door het bestuur van de woningvereniging. Wat die stappen zouden zijn is mij niet exact bekend, genoemd wordt een samenwerking met een andere corporatie of iets van dien aard. Het is ons niet bekend, maar wij hebben toch gemeend dat wij om de onrust weg te nemen er goed aan zouden doen om het bestuur van de woningvereniging een brief te schrijven. Dat is ook gebeurd, de brief is gedateerd 9 februari 1978 en een afschrift van die brief is toegestuurd aan de huurdersvereniging. In de brief hebben wij aan de woningvereniging meegedeeld dat wij niet graag voor een voldongen feit willen worden gesteld - dat is ook nauwelijks mogelijk - en dat wij er op vertrouwen dat de toezeggingen in het eerdere gesprek in december door hen zullen worden nageko men. Ik moet u zeggen dat ik op dit moment geen enkele reden heb om aan te nemen dat de woning vereniging zich daar niet aan zal houden, zodat wij het gesprek dat in maart zal plaats vinden met vertrouwen tegemoet zien. Wij zullen daar dan nader in de raad op terug komen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. De Voorzitter: Ik stel voor om niet meer voor de pauze met punt 19 te beginnen. Dat lijkt mij n.l. niet erg zinvol omdat wij dan de dicussie over dit punt moeten onderbreken. Laten wij eerst even een paar andere punten afhandelen en straks na de pauze met het belangrijke punt 19 beginnen. De Raad stemt hiermee in. Punten 20 t.e.m. 25 (bijlagen nos. 59 78 50 53 49 48 en 46). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 26 (bijlage no. 67). Mevrouw Willemsma—de Jong: De heer Jansma, die vanavond later ter vergadering zal komen, had een paar vragen m.b.t. dit punt. Zijn vragen zijn: Is er niet voldoende controle bij de bouw ge weest? Hoe voorkomen wij een herhaling van een dergelijke toestand? Hoe komt het dat men nog steeds studeert op de mogelijkheden tot verhaal? Welke problemen zijn er nog? Stel dat de kapitaal- lasten niet in de tarieven kunnen worden opgenomen, hoe stelt het college zich dan voor die lasten te financieren? Komt dit nog terug in de raad? Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Ik wilde ingaan op twee punten van de raadsbrief die mij een beetje strijdig met elkaar lijken. Er staat: "Deze tijdelijke voorzieningen zijn op grond van zowel technische als veiligheidsoverwegingen als onvoldoende te beschouwen en dienen zo snel mogelijk door een definitieve voorziening vervangen te worden." Dat staat er niet zo maar, het is ook werke lijk gevaarlijk. Een eindje verder staat echter - misschien is dat een soort "stadhuis-zekerheid" die men altijd wil bouwen, maar ik vind het wel wat tegenstrijdig -: "Tot de uitvoering van de werk zaamheden zal niet eerder worden overgegaan dan nadat zekerheid is verkregen dat de kapitaal lasten kunnen worden opgenomen in de tarieven." Nu weet ik dat men vanuit Triotel bezig is om dat zo snel 15 mogelijk in Den Haag voor elkaar te boksen, maar het lijkt mij dat wij, als er wat betreft het over leg van de tarieven een kink in de kabel mocht komen, daar niet op moeten wachten. De heer Schaafsma (weth.): Om met het laatste te beginnen, als dit herstel plaats moet vinden is het een zaak die in het voorjaar moet gebeuren. Dat is n.l. de tijd waarin wij het langst zonder koeling en zonder verwarming kunnen, niet in absolute zin maar met behulp van een kleine regel- apparatuur kan dan de temperatuur voldoende geregeld worden. De periode van de herfst is hiervoor veel te wisselvallig, dan kunnen wij in ieder geval niet 3 of 4 maanden lang reparaties laten verrichten. Het moet dus dit voorjaar plaats vinden. Dat betekent dat er binnen 2 weken een beslissing van het ministerie moet komen via de z.g. verkorte procedure; dit is mogelijk. Wat in de raadsbrief staat is alleen maar dat wij, als wij die 99,99% zekerheid van het ministerie niet hebben, in feite die een honderdste procent nog moeten dekken en dat betekent in een theoretisch geval een belasting op de algemene dienst. U kunt het dan beschouwen als een calamiteit waardoor het bedrag eventueel ten laste van de risico-reserve moet komen. Dit voorjaar moet de zaak echter worden hersteld, wij kunnen het niet nog een jaar uitstellen. U hebt zelf al gezegd dat de tijdelijke voorzieningen de zaak draaiende hebben gehouden. Als dat niet mogelijk was geweest, was de schadepost een veelvoud geworden van de schadepost waar wij vanavond over praten, al is het bedrag voldoende om tegen aan te kunnen hikken. De eerste vraag van mevrouw Willemsma was of er niet voldoende controle is geweest. De con trole is volgens de normen die toentertijd zijn gesteld afgewerkt. Wij hadden een adviesbureau dat ons in deze specifieke zaak van een heefwaterinstallatie geadviseerd heeft, de D.S.O. heeft die zaak dus uitbesteed. Er zijn normen voor controle, de installatie is normaal afgeperst en er zijn nor male drukproeven mee gedaan. De installatie heeft normaal proef gedraaid en er was maar één repara tie nodig om die bedrijfsklaar te hebben; de zaak heeft zich dus normaal toegedragen. Ik wil het u nog anders zeggen, voordat deze installatie gemaakt is hebben de lassers proef moeten lassen, juist in verband met heetwaterleidingen die onder druk staan, om te kijken of zij inderdaad aan de nor men zoals die gesteld worden voldeden. Er is dus gedaan wat normaal te doen gebruikelijk is en ver wacht mocht worden. De eerste jaren zijn er ook niet veel problemen geweest, de zaak is nu aan de orde gekomen. Wat betreft de opmerking: Om herhaling te voorkomen, ik dacht eerlijk gezegd niet dat je nu elke las stuk voor stuk zou moeten gaan röntgen - er zijn andere koppeltechnieken ont staan - om de zekerheid te verkrijgen dat de heetwaterinstallatie die nu aangelegd wordt volkomen bedrijfszeker is. Dit zou ook steekproefsgewijs kunnen worden gedaan. Het röntgen van lassen is een situatie die is ontstaan tussen het tijdstip, 10 jaar geleden, waarop deze installatie is aangelegd en de contracten op die basis zijn aangegaan en nu, nu het normaler is om lassen te röntgen. Ook nu zullen niet alle lassen worden geröntgend, maar zal de installatie steekproefsgewijs worden doorge licht. Ik kan u niet de verzekering geven dat het uitgesloten is dat deze kwestie zich nog eens zal herhalen. Naast het weer volkomen afpersen van de leidingen, het onder druk zetten en proef draaien zul je hier en daar steekproefsgewijs kunnen röntgen, maar je zult toch niet alle lassen mee kunnen nemen. Het kan hem juist in de las die je niet mee neemt zitten, het is een kwestie van statistiek. Wat betreft de bestudering van de mogelijkheid tot verhaal hebben wij nadat deze zaak was gecon stateerd een bespreking gehad op 10 mei waarbij ogenblikkelijk dat verhaal ter sprake is gesteld. Onzerzijds is die claim in globale zin ter tafel gebracht. Ik dacht dat het met een bedrag van een dergelijke omvang duidelijk is dat wij dat hebben gedaan. De claim die wij hebben gelegd is ook door het installatiebedrijf niet ter zijde geschoven. Men heeft m.n. het T.N.O.-rapport geaccepteerd als een gegeven, alleen, de installateurs hebben, naar ik dacht terecht, gezegd: Het kan zijn dat die lassen verkeerd zijn - het T.N.O.-rapport was toen nog niet uit -, maar hoe zijn die lassen verkeerd geraakt. Kan het ook zijn - dat gebeurt wel meer met heetwaterinstallaties die onder druk func tioneren - dat deze lassen van binnenuit aangevreten zijn? Dit is mogelijk, omdat je door lassen een ver andering van het metaal krijgt door de agressiviteit van het water. U moet er rekening mee houden dat u een temperatuur van 130 graden voor het water krijgt indien u er een druk van 5 atmosfeer op zet. Het water is dan vrij agressief vooral als het een zekere zuurgraad heeft en misschien kunnen daardoor de lassen van binnenuit aangevreten zijn. Die restrictie heeft de installateur gesteld. Op 10 juli is die schuld vraag nog een keer besproken en toen hebben wij ook voorzichtig over bedragen gesproken. Wij hebben toen echter nadrukkelijk gezegd: Eerst de zaak repareren - de claim ligt er - en daarna pas de schuldvraag volgens de letter van het contract onderzoeken. Vandaar dat wij die zaak niet door elkaar hebben willen gooien, eerst moest de installatie weer bedrijfsklaar en dan moest de schuldvraag worden behandeld. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1978 | | pagina 8