12 afgestapt en met woningbouw moet worden begonnen. Daarmee is dan de zorg van het college dat een hernieuwde afweging van zaken de bewoners nog langer in onzekerheid laat eveneens ondervangen. Ik ondersteun dus de motie. De heer Rijpma (weth.): Ik geloof niet dat het eenvoudig zal zijn om de raad nog in grote mate te beïnvloeden in haar overtuiging. Ik voel mij als een keeper die elf meter achter het doel is geplaatst, ledereen staat klaar om te scoren, maar goed, ik zal toch de bewegingen maken die bij een keeper behoren. (De heer Ten Hoeve: Met of zonder shirtreclame?) (Gelach) De rode draad die telkens weer door het verhaal loopt is deze: is er wel zoveel behoefte aan kan toren, is er wel behoefte aan ruimte voor kantoren op dit moment? De heer Geerts heeft ook gezegd dat het wat moeilijk ligt. Weinigen van degenen die behoefte aan kantoorruimte hebben, willen dat zomaar op tafel leggen. Op verzoek van de raad is in 1976 een poging gewaagd om een kwantitatieve en later ook een kwalitatieve benadering te vinden van de behoefte. Daarbij is uitgegaan van de werk gelegenheid, die er in de komende jaren zou moeten worden geschapen wil Leeuwarden niet door grote werkloosheid worden gekweld, en van de gemiddelde behoefte aan vierkante meters die er per werken de man/vrouw in deze sector nodig is. Dat zijn de uitgangspunten geweest. De auteurs van de nota hebben er ook nadrukkelijk bij gezegd dat de nota een proeve van benadering was. Hun veronderstel lingen en hun kwantitatieve invulling van die veronderstellingen hebben geleid tot een bepaalde prog nose. Er is ook afgesproken dat nog eens zou moeten worden nagegaan in hoeverre de aan de prognose ten grondslag liggende veronderstellingen nader zouden kunnen worden gekwantificeerd: Wat is ervan uitgekomen en wat zal ervan uitkomen? Dit is niet op korte termijn te doen. Men zegt dat wij er in het komende jaar meer van zullen horen en dat men een poging zal doen om tot een verdere onder bouwing van de gegevens te komen. Op dit moment zeg ik echter bij voorbaat dat het een benadering blijft die op veronderstelde gegevens zal berusten. Misschien zullen alleen de veronderstelde gegevens aan een iets grotere betrouwbaarheidstoets onderworpen kunnen worden. Om toch eens na te gaan in hoeverre men ernaast heeft gegrepen en in hoeverre de veronderstellingen toch nog zijn uitgekomen, is een andere poging gewaagd. Er is nagegaan wat wij in de afgelopen vijf jaar werkelijk hebben ge bouwd. Het is dan toevallig te noemen - toevallig wat betreft de onderbouwing, want die gegevens resulteren uit een andere bron - dat in de kantorennota staat dat de werkelijke bouw in de buurt van de 1 5.000 m2 per jaar zal liggen en dat dan blijkt dat wij per ongeluk, laat ik het zomaar zeggen, in de afgelopen jaren voor gemiddeld 14.000 m2 bouwvergunningen hebben afgegeven. Dat geeft dan geen bewijs voor je stelling, maar het geeft toch wel in die zin vertrouwen dat hetgeen je op grond van andere invuloefeningen hebt voorspeld kennelijk per ongeluk, zeg ik maar weer, er niet helemaal naast is geweest. Wat zal de toekomst brengen? De heer Van der Wal zegt "chips", ik zeg meer vierkante meters dan in ieder geval de heer Van der Wal veronderstelt. De gesprekken die op het ogenblik hier en daar zeer voorzichtig maar op andere punten iets meer zeker, sommigen zelfs zeer zeker, gevoerd worden in allerlei fasen duiden op een behoefte voor grootschalige kantorenbouw van tussen de 40.000 m2 en 50.000 m2 kantooroppervlakte. Het is de bedoeling van de mensen die in allerlei fasen met ons praten dat zij dat in ieder geval de komende vijf jaar zullen realiseren. Wat betreft de kleine kan toren die ik hier buiten heb gelaten het volgende. Wanneer de terreinen in Huizum-Bornia werkelijk beschikbaar zijn, wanneer het planologisch hard is dat daar gebouwd kan worden en wanneer de grond in alle opzichten in eigendom is verworven, dan durf ik te stellen dat binnen drie maanden alle on derhandelingen over terreinen in Huizum-Bornia afgewikkeld zullen zijn. Ik weet dat het gevaarlijk spel is om een dergelijke voorspelling te doen, maar ik zeg het om u een indicatie te geven van dat gene waarmee het college bezig is. Als deze voorspelling juist is, dan hebben wij nog terreintjes te weinig. Bij de vorige gelegenheid hebben wij getracht een zo goed mogelijk evenwicht tussen de belangen van de wijk en de bovenwijkse belangen, in dit geval de werkgelegenheid, tot stand te brengen. Het voorstel dat destijds is gedaan, ging uit van ongeveer 20.000 m2. De raad heeft daar 12.000 m2 van gemaakt. Dit betekende dat een sluitende begroting belast werd met een tekort van een half tot één miljoen, maar de heer Miedema zegt dat dit maar een nevenzaak is. Wanneer er op dit moment weer 3.000 m2 uit het plan gehaald wordt, dan heeft de heer Geerts gelijk - het heeft ook in het briefje gestaan dat ter inzage heeft gelegen - als hij zegt dat een opbrengst van 200,per m2 terugloopt tot ongeveer 80,per m2. Dit laatste bedrag is namelijk de prijs die voor woningwet- c.q. premie woningen geldt. Daarop kan eventueel nog een locatiesubsidie komen. Per vierkante meter is dit een bedrag dat enkele guldens uitmaakt. Elke vierkante meter kantooroppervlakte die wij door woonruimte vervangen scheelt ongeveer 100,per m2 op deze plaats. Het tekort dat dit gebied reeds had ligt tussen de half en de één miljoen gulden. Het is niet exact aan te geven, omdat dit afhangt van de uitwerking van het plan, maar er komen wel enkele tonnen bij. 13 In de raadsbrief is uitsluitend te uwer informatie gezegd dat, als er in Huizum-Bornia nu eens niet op kleine schaal zou worden gebouwd en men zou deze bouw verplaatsen naar het Lijempf-ter- rein, er een paar modellen zijn opgezet waarbij een-derde en twee-derde van de grootschalige kan torenbouw wordt vervangen door kleinschalige kantorenbouw. Bij de berekening waarbij een-derde deel van de grootschalige kantorenbouw wordt vervangen door kleinschalige kantorenbouw is sprake van 1.200.000,Dit slaat dus niet direct op Huizum-Bornia maar op bebouwing op het Lijempf- terrein zoals dat was voorzien. Willen wij kostendekkend werken, dan is voor dat terrein een opbrengst nodig die tussen de zes en de zeven miljoen gulden ligt. Als wij daar in plaats van een vloerindex van 2s van een vloerindex van 1 uitgaan door er kleinschalige bebouwing te plegen, dan wordt de prijs die wij per vierkante meter kunnen maken lager. De kosten van ontsluiting - er moeten meer wegen en er moet meer riolering aangelegd worden - zullen hoger worden. Wij hebben daarvoor twee modellen uitgewerkt, het ene scheelt 1.200.000,en het andere 2.300.000, De heer Geerts heeft nog een opmerking gemaakt over gewenste planologische ontwikkelingen. Als de kleinschalige kantoorbebouwinci niet op deze plaats wordt gerealiseerd maar wel in Leeuwarden wordt gerealiseerd - ik blijf nog altijd hopen dat dit mogelijk zal zijn -, dan betekent het natuur lijk dat hetgeen wij hier langs de Oostergoweg niet bouwen - het is ook als een soort scherm tegen geluidshinder bedoeld - op een andere, mogelijk minder gunstige plaats, boven komt. In mei waren wij ervan overtuigd dat wij een goede afweging hadden gemaakt. Wij waren er dus ook van overtuigd dat de wijk met deze uitrusting voort kon. Gezien tegen het licht van de goede afweging van toen - misschien is de afweging van nu nog beter maar wij meenden toen ook een goede afweging te heb ben gemaakt - gaan wij natuurlijk met de kleinschalige kantorenbouw naar andere gebieden. In het algemeen grenzen ook die gebieden aan woonwijken, want wij hebben in het verleden niet kunnen bevroeden dat wij op zo grote schaal rekening moesten houden met dit fenomeen. Wij kunnen niet een aan alle kanten evenwichtig beleid voeren, omdat wij ad hoe moeten inspelen op de mogelijk heden die zich de ene keer in Bilgaard, de andere keer in Lekkumerend-oost en een volgende keer aan het eind van de Linnaeusstraat en misschien rond Cambuur zullen voordoen. In het algemeen lig gen deze gebieden in of tegen woonwijken aan. De heer Ten Brug (weth.): Voordat wij hier in de tweede ronde over gaan praten, wil ik graag een schorsing vragen om met mijn fractie overleg te kunnen plegen. De Voorzitter: Ik heb daar geen bezwaar tegen, als ook de raad ermee instemt. De Raad stemt hiermee in. De Voorzitter: Ik stel voor om dit punt dan eerst te laten rusten en het volgende punt te behan delen. Na de pauze gaan wij dan met punt 7 verder. Het zou weieens verstandig kunnen zijn om punt 10 van de agenda als volgende punt te behandelen. Punt 10 (bijlage no. 443). De heer Ten Hoeve: Over het voorstel van het college met betrekking tot dit punt hoeft niet zo lang gesproken te worden. Het is nog maar kort geleden dat wij hier in de raad een uitvoerige discus sie hebben gehad over het verkeers- en vervoersplan. Bij dit plan behoorde de aanleg van een zuid tangent. Door bepaalde ontwikkelingen lijkt een en ander nu wat sneller op ons af te komen. Ik ga dan ook in op een aantal kleine punten. In de eerste plaats wil ik zeggen dat wij akkoord gaan met het voorstel van de Commissie Open bare Werken dat door het college is overgenomen om onder andere in verband met de geluidshinder een deel van de weg 40 meter naar het zuiden te verplaatsen. Die mogelijkheid is aanwezig en het lijkt ons een goede zaak. Destijds hebben wij besloten om het oostelijk deel van de zuidtangent in de plannen op te nemen. Dit was erg belangrijk voor ons om met name het sluipverkeer door Goutum te voorkomen. Met de aanleg van het westelijk deel voorzien wij grote moeilijkheden op dat punt. Wij zien de mensen niet over de brug gaan, een moeilijk verkeersplein nemen, nog eens een moei lijk verkeersplein en dan weer een brug over gaan. De mensen zoeken een weg door Goutum. Ik zou graag heel concreet van het college willen weten welke maatregelen het college voor ogen staan om het sluipverkeer door Goutum tegen te gaan. U hebt in de raadsbrief een duidelijke afweging ge maakt tussen een oostelijke en een westelijke aftakking naar het industrieterrein. De pro's en de con tra's zijn duidelijk naast elkaar gezet. Bij ons leeft de gedachte om toch te kiezen voor de westelijke aansluiting na een vraag die in de fractie opkwam. Met name wordt gezegd dat deze westelijke aanslui-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1978 | | pagina 7