28 verder. Bovendien betekent die route voor Aldlan een omweg. De verbinding gaat gemakkelijker via de route die nu ingetekend staat. Daar hebben wij het over en daar ben ik voor. Ik wil nog wel even reageren op de opmerking namens het college dat de route over het Kerke- paadje, om het zo maar te noemen, dreigt te worden afgesloten. Ik kan u wel voorspellen dat er dan revolutie uitbreekt bij de omwonenden. (De Voorzitter: Revolutie bij de kerk?) Het paadje is immers ooit aangelegd voor de kerkgangers en voor de schoolkinderen van de school die daar ligt. Ik woon daar zelf ook in de buurt. Als dat paadje wordt afgesloten, dan wordt het een ramp. Dat moet ge woon niet. De Voorzitter: Het college is van mening dat dit voorstel, als het nu wordt uitgevoerd, redelijk is in te passen in het Fietspadenplan. Als er twijfel is, moeten wij het voorstel aanhouden. Die keu ze moet de raad vandaag maken. Wij zijn van mening dat het voorstel redelijk is in te passen, anders hadden wij het voorstel nu niet gedaan. Misschien is het niet tot ieders genoegen, dat is een ander punt. Als de raad eraan twijfelt of het voorstel wel inpasbaar is, dat moet de raad besluiten dat het aangehouden moet worden. Dit is het standpunt van het college. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 21 (bijlage no. 61). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. De Voorzitter: Ik wil nu eerst de vraag stellen wat wij verder gaan doen. Proberen wij vanavond nog door de agenda heen te komen of niet? Als wij het niet proberen, dan kunnen wij straks beter op houden. De heer Buising: Ik wil een voorstel doen dat in ieder geval voor een groot deel een persoonlijk voorstel is. Het is op het moment tien voor elf en ik heb het idee dat de behandeling van de punten 26 en 27 nogal veel tijd in beslag zal nemen. Nu is mijn idee dat wij de rest van de agenda pro beren af te werken binnen een redelijke tijd. De punten 26 en 27 kunnen wij dan voor morgenavond bewaren De Voorzitter: Ik heb een iets afwijkend standpunt. Als wij toch morgenavond weer moeten ver gaderen, stel ik voor om ook geen tweede pauze te houden en tot punt 26 van de agenda gaan. Wij kunnen nu wel een kop koffie op de tafels krijgen. Morgenavond gaan wij dan verder met punt 26. Als wij toch morgenavond moeten vergaderen, laten wij er dan ook maar niet tot middernacht tegen aan werken om de rest van de agenda af te werken. Ik constateer dat de raad hiermee instemt. Punt 22 (bijlage no. 67). De heer Schagen: Ik wilde namens mijn fractie mijn waardering voor dit voorstel uitspreken. Het is een goede zaak dat deze subsidietitel voor Leeuwarden is behouden. Ik kan mij nog herinneren dat het Vormingswerk Jonge Volwassenen in vroeger tijden, toen het nog centraal werkte, een aan tal goede vormingsdoeleinden heeft gediend ten aanzien van jonge volwassenen. Ik spreek dan ook de hoop uit dat de nieuwe opzet van het V.J.V. van een centraal naar een gedecentraliseerd be leid zal voldoen aan de verwachtingen die het V.J.V. daar zelf over heeft. Ik heb nog een aantal vragen over de tekst van de raadsbrief. Er wordt gesproken over een eva luatie in augustus 1979 om te kijken of verdere subsidiëring zinvol lijkt. Ik vraag mij af of een perio de van een half jaar niet te kort is om zich waar te kunnen maken. Moet deze periode niet iets rui mer worden geïnterpreteerd? Bovendien vraag ik mij af welke criteria men denkt te gaan aanleggen om te kijken of de subsidiëring verlengd moet worden of niet. Waarom geldt trouwens zoiets alleen voor het V.J.V. Omdat het nieuw is? Ik kan mij voorstellen dat ook voor andere instellingen soort gelijke regelingen worden ingevoerd, zeker in het kader van de decentralisatie. De heer De Pree (weth.): Ik ben blij dat de heer Schagen blij is. Hij heeft opgemerkt dat de eva luatie al na een half jaar zal plaatsvinden; hij vindt dat te snel. Het V.J.V. wil zelf ook dat er na een half jaar al een evaluatie plaatsvindt. Ik denk dat het althans enigszins mogelijk is om na een half jaar te zeggen dat het lukt. Dan speelt de vraag welke criteria daarbij zullen worden aangelegd. Er is een nota van het V.J.V., waarin wordt aangegeven wat men hoopt te bereiken en welke groepen 29 men hoopt te bereiken. In een evaluatie zal met name ten aanzien van dat punt bekeken worden of het is gelukt of niet. Vervolgens stelt de heer Schagen de vraag waarom dit alleen voor het V.J.V. moet gelden. In de toekomst moeten alle instellingen niet alleen plannen en programma's maken voor het komende jaar maar moeten zij oolcaan het eind van een jaar aangeven wat er van die programma's terecht is gekomen. Wat dat betreft vormt het V.J.V. geen uitzondering. De heer Schagen: Ik vroeg mij nog af wat de rol van de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden in deze is. Wordt deze commissie betrokken in de evaluatie of gaan b. en w. dit doen aan de hand van een raadsvoorstel? De heer De Pree (weth.): B. en w. stellen de evaluatie aan de orde in de vorm van een raads voorstel. Dat moet ook, want elk jaar komt er wel een post subsidiëring V.J.V. De raadsadviescom missie zal er wel op de een of andere manier bij worden betrokken. Als echter alle instellingen op het gebied van het welzijnswerk evaluaties moeten maken, zoals ik net zei, en als al die rapporten iedere keer in de raadsadviescommissie moeten worden behandeld, dan lijkt mij deze vorm niet werk baar. Wij zullen wat dit betreft een juiste vorm moeten vinden. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 23 (bijlage no. 83). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 24 (bijlage no. 68). Mevrouw Van der Werf: Ik wil voorop stellen dat ook wij een meer planmatige benadering van het hele recreatiegebeuren een belangrijke zaak vinden, zeker als dit gebaseerd is op intergemeen telijke samenwerking. Toch vindt mijn fractie dat met betrekking tot het basis-recreatieplan nogal wat onduidelijkheden bestaan. Ten eerste, voor een basis-recreatieplan bestaat geen juridisch kader. De status van een dergelijk plan is dan ook nogal onduidelijk. De uitvoering van een basis-recreatie- plan valt of staat met de wil van de aangesloten gemeenten om hun bestemmingsplannen erop af te stemmen. Het is nog maar de vraag of een gemeente die zich uitspreekt voor medewerking aan de tot standkoming van een dergelijk plan daarmee ook de bereidheid uitspreekt haar bestemmingsplannen op dit recreatieplan af te stemmen. In het ontwerp-bestemmingsplan de Hemrik is bij voorbeeld een jachtha ven voor ongeveer 1 .500 schepen gepland. Het is zeer waarschijnlijk dat deze jachthaven er volgens het basis-recreatieplan niet zou mogen komen. Immers, omliggende gemeenten en provincie hebben be sloten dat de recreatiedruk op dit gebied niet verder mag toenemen. Voelt Leeuwarden zich dan ge bonden aan de uitspraken in het basis-recreatieplan of zet Leeuwarden toch haar eigen zin door? Volgens ons heeft een basis-recreatieplan alleen dan zin wanneer de deelnemende gemeenten van te voren uitspreken dat zij de conclusies van het basis-recreatieplan zullen overnemen. Dit betekent wel dat er zekerheid moet zijn over de politieke controle op de hele plannenmakerij, dus een duide lijke invloed van de raad. Door regelmatige informatie aan de raad over de stand van zaken, door op het eind van iedere fase een oordeelsvorming door de raad over de voorgaande fase te laten plaats vinden en door voldoende inspraak van de bevolking en belangengroepen kan deze controle zeker worden gesteld. Ten tweede, de inbreng van de wethouder in de werkgroep moet gerelateerd kunnen worden aan een beleidsvisie van de Leeuwarder gemeenteraad op het hele recreatiegebeuren. Deze beleidsvisie is er niet, voor zover ik weet. Toch zou deze visie er wel moeten komen, voordat men deelneemt aan een intergemeentelijk overleg. Het laat zich niet aanzien dat deze visie binnen afzienbare tijd op papier zal komen te staan. Daarom zijn wij van mening dat wij, gezien de al genoemde onduidelijk heden over punten als inspraak, politieke controle van de raad en de status van een basis-recreatie- plan, er op dit moment geen heil in zien deel te nemen aan de totstandkoming van een basis-recrea tieplan. Tenzij er inmiddels alsnog duidelijkheid over de genoemde punten kan worden verschaft. De heer De Vries (weth.): In de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden hebben wij een gesprek gevoerd over precies dezelfde punten als nu. Mevrouw Van der Werf komt ook met dezelfde argumen ten. Ik zal proberen om globaal op de situatie in te gaan. Het samenwerkingsverband De Marrekrite wordt gevormd dooi" 29 gemeenten. Het is een gemeen-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 15