Overigens zijn ook wij van mening dat er geen keuze gemaakt kan worden tussen alternatief 1 en alternatief 2. De reden daarvan is, zoals de projectgroep van de P.P.D. zelf beweerde, dat 80% van datgene wat in de Nota Alternatieven staat een voortzetting is van het provinciaal beleid tot nu toe en dat het verschil tussen alternatief 1 en alternatief 2 alleen maar betrekking heeft op iets meer of iets minder. Mevrouw De Jong: Ik had gedacht dat een streekplan de ontwikkeling van een provincie globaal dient aan te geven, dat het een raamwerk zou zijn dat door de gemeenten kan* worden ingevuld. De ze nota is naar mijn gevoel echter zo gedetailleerd dat vooral ten aanzien van het ruimtelijk beleid weinig recht wordt gedaan aan de eisen van de verantwoordelijkheid van de gemeenten. De speel ruimte die in een streekplan zit, wordt volledig opgeëist door de provincie, naar mijn gevoel, ook al laat alternatief 2 ons hoopvol weten dat bij de keuze van dit alternatief een grotere rol aan de gemeenten kan worden toegekend. Alternatieven worden aangedragen ter bevordering van de werk gelegenheid in het Oosten van de provincie. Op dit punt had ik meer aandacht voor Leeuwarden ver wacht, waar de laatste jaren de werkgelegenheidssituatie in snel tempo terugloopt ten opzichte van het Oosten van de provincie en waar het werkloosheidspercentage schrikbarend stijgt. Wel wordt in beide alternatieven Leeuwarden een centrumpositie toegedacht. De aandacht voor de knelpunten die dat met zich meebrengt mis ik in de nota. Omringende dorpen zuigen een bepaalde bevolkingsgroep uit onze stad. Het gaat dan vooral om gezinnen met kinderen. Mede door onze onderwijsvoorzieningen moeten wij daarentegen een steeds groter aantal een- en tweepersoonshuishoudens huisvesten. Dit is een problematiek waar wij duide lijk niet op zijn ingespeeld. Het is ook een problematiek die juist voortvloeit uit onze centrumposi tie en uit de voorzieningen die wij de hele provincie hebben te bieden. Wil Leeuwarden haar voor zieningenniveau handhaven en mogelijk uitbouwen, dan zal meer dan een evenredige versterking van het draagvlak in Leeuwarden noodzakelijk zijn. Hieraan gaat de Nota Alternatieven naar mijn gevoel volkomen voorbij. Alternatief 2 is heel aanlokkelijk beplakt met het etiket "Frysk eigene". Ik meen echter dat het weinig perspectief aan het meest eigene van Friesland, namelijk haar landbouw, biedt. Daarin on derken ik een groot gevaar. Immers, juist door de dynamische aanpak van onze Friese agrariërs is de landbouw geworden tot wat ze nu is: een van de belangrijkste pijlers van onze economie en werk gelegenheid. Hierbij denk ik dan ook aan de toevoerbedrijvenNaar mijn gevoel gaat alternatief 2 te weinig uit van een gezonde sociaal-economische structuur. Het biedt naar mijn gevoel geen per spectief. In beide alternatieven vind ik positieve punten die, als de marges niet zo gering waren toege meten en als er geschoven mocht worden van links naar rechts en omgekeerd, tot een redelijk alter natief zouden kunnen leiden. Zo ben ik van mening dat de Zuiderzeespoorlijn in beide alternatie ven zou passen, evenals de aandacht voor het secundaire wegennet. De in de nota voorgestelde al ternatieven vind ik geen echte alternatieven. Ik vind het niet reëel om ze tegenover elkaar te plaat sen. Uit een samenvoeging en wisseling van elementen uit de alternatieven 1 en 2 kan ook naar mijn oordeel een goed Streekplan ontstaan. Een keus maken is ook voor mij niet mogelijk. Ik onderschrijf dus de conclusie van het college. De Voorzitter schorst, om 20.55 uur, de vergadering voor de pauze. De Voorzitter heropent, om 21.20 uur, de vergadering. De heer Rijpma (weth.): Het is heel erg moeilijk om te reageren op a'lle punten die door de spre kers te berde zijn gebracht. Ik geloof ook niet dat dit noodzakelijk is, ik geloof zelfs niet dat het moet. Er is ingespeeld op de raadsbrieven zoals wij die aan u hebben voorgelegd. Dat inspelen is op een positief-kritische wijze gebeurd. Ik meen dat wij het best aan uw intenties gevolg kunnen geven door ervoor te zorgen dat bij het aanbieden van de reactie van de raad op de Nota Alternatieven dat gene wordt gevoegd wat u over deze onderwerpen hebt gezegd. Ik geloof dat dit het beste recht doet aan datgene wat u hebt bedoeld. In de meeste gevallen ging het om een ondersteuning van hetgeen hier ter tafel is geweest, aan de andere kant viel hier en daar een kritische noot te horen die, zon der afbreuk te doen aan het geheel, toch misschien als kleur aan de discussie zijn functie heeft. Er zijn dan nog een paar zaken waarover ik een opmerking zal maken. Er is veel gesproken over de taakstelling van de gemeente, niet alleen wat de werkgelegenheid betreft, niet alleen wat het voorzieningenniveau betreft, maar ook wat de opvangmogelijkheden van Leeuwarden met betrekking tot de woningbouw betreft. Wij moeten erkennen dat het een taak is die slechts met grote moeite kan worden volbracht. Er zullen dan meer meevallers moeten zijn dan tegenvallers. De taak die wi| nu, in 1979, voor ons zien, is een heel andere dan die wij in 1974-1975 voor ons zagen. Toen hadden wij grote twijfels aan datgene wat Camminghaburen moest worden. Op dit moment kunnen wij ons ongeduld al bijna niet bedwingen over de locatie na Camminghaburen. De taakstelling is verzwaard, niet alleen omdat woongelegenheid moet worden geboden aan degenen die in Leeuwarden willen blij ven wonen en aan degenen die van buitenaf tot ons komen, maar ook omdat wij de taakstelling heb ben om gezinsverdunning en bijzondere groepen in ons beleid te betrekken. Dit betekent dat wij de aarzeling die wij in het verleden hebben gehad om een 500 woningen op ons programma te zetten, overwonnen is. Wij denken niet meer aan leegstand, wij denken eraan of wij eigenlijk de groeistad norm van 1 .000 woningen per jaar niet in ons programma zouden moeten opnemen. Duizend wonin gen liggen op dit moment dichter bij ons denken dan zoals enkele jaren geleden 500 woningen. Ik zol hier niet verder op ingaan, want ik hoop dat wij ons voornemen kunnen handhaven om op 2 april de Nota Woningbouwbeleid te presenteren. Wij kunnen dan over de mogelijkheden en onmogelijk heden verder met elkaar van gedachten wisselen. De taakstelling hebben wij en wij zullen ons bin nen de gemeente moeten beraden of wij die taakstelling aan kunnen. In de Nota Alternatieven komt de stadsvernieuwing er bekaaid af. Kennelijk is dit nog een vreemde eend in de bijt van de provincie. De stadsvernieuwing heeft tot dusver om de provincie heen gespeeld. Het is een onderwerp geweest dat rechtstreeks tussen gemeente en rijk in discussie was. Op dit moment is de taak van de provincie een sterkere. Wij zullen er bij de provincie op moeten aan dringen om de rol ook goed te spelen. De provincie moet zich ervan bewust zijn dat in onze stads wijken problemen liggen van een gigantische afmeting die nauwelijks te vergelijken zijn met de pro blematiek zoals die zich in vele streken van Friesland aan ons voordoet. Het is een problematiek die vele duizenden mensen aangaat die niet de meest gevulde portemonnaie hebben. Het zal ons de groot ste moeite kosten om aan de noden en aan de wensen van deze groep in onze samenleving enigszins tegemoet te komen De werkgelegenheid is een punt dat zwaar weegt. In alle discussies is ook naar voren gekomen dat men weet dat dit zwaar moet wegen. Dit is ook gebleken uit de moties die bij de begrotingsbe handeling naar voren zijn gekomen. Sommigen hebben het heel duidelijk verwoord: wij zullen Ge deputeerde Staten moeten herinneren aan en drukken op de intenties die zij in het verleden kenbaar hebben gemaakt en die zij via de Streekplan-procedure duidelijk zullen moeten maken, zodat de r"ksoverheid weet dat er een provinciaal bestuur is en dat er een gemeentebestuur is die gezamen- 1[k achter de taakstelling zullen gaan staan die voor Leeuwarden noodzakelijk is, wil Leeuwarden een wezenlijke functie in het Noorden blijven vervullen. Er is een aantal opmerkingen gemaakt over de verhouding tot de regio. Wij hebben een bepaal- 1 ontwikkeling tussen de regio en de stad Leeuwarden meegemaakt. Van sommige zijden is gezegd dat dit ook een gevolg is van ons eigen beleid. Natuurlijk is het een gevolg van ons eigen beleid, maar er zijn uiteraard ook motieven geweest voor dat beleid. Er is in het verleden woningnood ge- eest en daar is het accent cp gevallen. Misschien had er toch iets meer nuancering in gepast. Wij ebben waarschijnlijk te laat onderkend dat de problematiek zich zou ontwikkelen zoals die zich heeft ontwikkeld. Ten opzichte van de situatie van dit moment moeten wij ons blijven herinneren voor welke problematiek wij in het verleden hebben gestaan. Op het ogenblik komt er een nieuwe problematiek op ons af van groepen mensen die huisvesting zoeken. Wij moeten naar mijn mening nu n:et in de fout vervallen dat wij uitsluitend de accenten daar naartoe verleggen. Wij zullen twee pijlen op onze boog moeten hebben, namelijk het wervend karakter van Camminghaburen handhaven, dat er geen noodzaak is dat men zich in de dorpen gaat vestigen en proberen de opdracht aan te kunnen om ook de nieuwe woningzoekenden met creativiteit tegemoet te treden. Ik kan nog wel proberen een aantal andere accenten naar voren te halen, maar, zoals ik in het begin al heb gezegd, ik geloof niet dat dit noodzakelijk is. Het meeste recht wordt aan de raad ge daan door aan G.S. ook datgene te doen toekomen wat de raad heeft opgemerkt. De Voorzitter: Ik neem aan dat de raad ermee instemt dat wij zo spoedig mogelijk op het stand punt dat in de raadsbrief is geformuleerd datgene laten volgen wat vanuit de raad is gezegd. Ik ben het met de wethouder eens dat het niet erg zinvol zou zijn om te proberen uittreksels uit uw betogen i de raadsbrieven te verwerken. Laten wij uw reactie er als toelichting bijvoegen. Stemt de raad hiermee in? De Raad stemt hiermee in.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 23