14 nede binne. De mooglikheit dêrta is op dat plak oanwêzicn. By in goede nijbou is dit foar üs in oan- nimlike saek, nammens myn fraksje haw ik dat ek steld. Ik hoopje dat foar de oare kant dizze ütliz genoch is. De heer De Beer: Wij gaan akkoord met datgene wat in uw raadsbrief is gesteld. Ik zou nog één opmerking willen maken over de geplande fietsbrug over de ZuidergrachtswalDeze brug komt name lijk precies uit bij het punt dat in de raadsbrief de scherpe bocht bij de bebouwing die doorgetrokken wordt wordt genoemd. Dit zal waarschijnlijk een knelpunt worden. Ik wil u h'rer alleen even op at tent maken, voor zover u hiervan niet op de hoogte zoudt zijn. Onze fractievoorzitter heeft in zijn algemene beschouwing al uiteengezet hoe wij over de bouw plannen van het provinciehuis denken. Wij zitten wat dit punt betreft op dezelfde lijn als de fractie van het C. D.A. Wij hebben op dat moment gezegd dat wij de provincie de gelegenheid moeten ge ven om de ruimte die men nodig heeft daar te vinden. Na wikken en wegen hebben wij gezegd dat dit onze voorkeur heeft. Wij gaan dus zonder meer akkoord met de uitbreiding van het provinciehuis op die plaats in het centrum. Mevrouw De Jong: Ik onderschrijf de woorden van de heer Ten Hoeve. Ik ondersteun dus ook zijn motie. Zoals de heer Ten Hoeve heeft gezegd, er moet een scheiding mogelijk zijn tussen het admi nistratief gedeelte en het representatief gedeelte van het provinciehuis. Ik ben het daar volledig mee eens en steun van harte de motie. De heer Rijpma (weth.): Ik zal eerst enige vragen van algemene aard beantwoorden. Er gaat wel een jaar mee heen voordat het bestemmingsplan klaar is. Niettemin hoop ik dat wij het redden om na een jaar dit bestemmingsplan zeker zover gereed te hebben dat het ter visie kan worden gelegd. Ik kan geen zinnig woord zeggen over het tijdstip waarop het gevangeniscomplex beschikbaar komt. Ik weet alleen dat het departement van ons grond heeft gevraagd en gedeeltelijk gekocht. Op het ogenblik wachten wij op een beslissing of het departement voldoende heeft aan de eerste aanbie ding of dat het de resterende hoeveelheid grond, die wij aan de Holstmeerweg hebben, ook bij de bouwplannen wil betrekken. Het overleg met de Rijksgebouwendienst is gaande, maar voor zover ik weet is het nog niet afgerond. Wanneer tot werkelijke bouw wordt overgegaan, kan ik niet zeggen, want ik heb daar geen enkele informatie over. Vervolgens de aansluiting op de Nieuweweg. Met betrekking tot de scherpe bocht en de bebou wing die wordt doorgetrokken moeten de verkeerstechnische zaken en de stedebouwkundige zaken met elkaar in evenwicht gebracht worden. Bij de verkeerstechnische zaken hoort ook de beweegbare brug die op die plek een aansluiting moet geven. Deze aansluiting zal zo moeten zijn dat de fietser of de voetganger gediend is. Wij hopen dat scherpe bocht, doorgaande bebouwing en fiets- en voetgangers route niet op elkaar zullen stoten maar dat daar een goede oplossing voor gevonden zal kunnen worden. Vervolgens de nieuwbouw aan de Oosterkade en de verkeersstructuur. Uiteraard moet de verkeers- structuur aansluiten bij datgene wat de raad in mei heeft beslist. Ik deel de zorg van de heer Ten Hoeve dat in één decennium in feite te veel nieuwbouw gepleegd zou kunnen worden, waardoor de stad wellicht te snel van aanzicht zal veranderen. Aan de andere kant moet men zich goed realiseren dat de gemeente maar weinig middelen heeft om afbraak van ge bouwen en nieuwbouw tegen te gaan, ook in bestemmingsplannen. De enige gebouwen die beschermd zijn tegen afbraak, zijn de monumenten. Alle andere gebouwen kunnen in het kader van welk bestem mingsplan ook afgebroken worden, mits er - dit is een gemeentelijke regeling - een bouwplan is dat in overeenstemming is met het bestemmingsplan voor het betreffende gebied. De gemeente kan niets doen tegen voorgenomen afbraak, tenzij wij die panden gaan opkopen en ze voor eigen rekening gaan rehabiliteren en restaureren. Sommigen weten welke discussies er gaande zijn over een complex dat wij voor zo'n doel hebben aangekocht en welke moeilijkheden wij daar als gemeente, ook wat de al gemene middelen betreft, hebben. De adviezen die b. en w. ter zake krijgen, zijn dan ook niet eens luidend. Ik zie weinig heil in het aankopen van panden die in verregaande staat van veroudering ver keren, zowel woontechnisch als bouwtechnisch. Ik vrees dat ook de gemeente niet in staat zal zijn om dat proces erop toe te passen dat de heer Ten Hoeve en anderen met hem eigenlijk wel zouden wil len Deze oratie kan ook van toepassing zijn op datgene wat de heer Ten Hoeve gezegd heett over het provinciehuis. Wij beslissen niet over wat daar gebeuren gaat. Het is een beslissing die het pro vinciaal bestuur neemt en heeft genomen. Het provinciaal bestuur heeft de panden gekocht. Het pro vinciaal bestuur heeft aan C.R.M. gevraagd om de panden te mogen afbreken. Ter zake hebben b. en w. een advies uitgebracht dat anders was dan de beslissing die C.R.M. nu heeft genomen. C.R.M. heeft toestemming gegeven om die panden af te breken en dat betekent dat zelfs onze maat regel ondergeschikt is aan de beslissing van C.R.M. De gemeente heeft, zelfs als zij of wie ook het zou willen, geen enkele mogelijkheid om afbraak van de monumenten op dit moment tegen te gaan. Wat de andere panden betreft die door de provincie verworven zijn, heeft de gemeente niet anders te doeri dan het bouwplan af te wachten. Als het bouwplan voldoet aan de Bouwverordening c.q. aan het te verwachten bestemmingsplan, dan zal de toestemming tot afbraak moeten worden afgegeven en zal de nieuwbouw moeten worden getolereerd. Het enige dat gedaan kan worden is de provincie voor schriften te geven, waaraan een nieuw gebouw zou moeten voldoen. Daarin zouden eisen kunnen worden verwerkt ten aanzien van de hoogte, breedte, diepte, parcel lering, dakhelling, goothoogte enz. Dit zou echter hoogstens inhouden dat de nieuwbouw een vorm krijgt die misschien anders zou zijn dan de nieuwbouw die op dit moment is gepleegd. Nieuwbouw kan er echter niet mee worden voorkomen. Derhalve is de motie die de heer Ten Hoeve de raad voorstelt onjuist, want de bestemmingsvoorschrif ten kunnen hoogstens zo ontworpen worden dat dit bouwplan er niet in past. De provincie kan echter zonder meer een bouwplan ontwerpen dat wel aan het toekomstige bestemmingsplan voldoet. De rechtszekerheid geeft de gemeente de plicht om vooruitlopend op de rechtsgeldigheid van het bestem mingsplan de bouwvergunning te verlenen, indien de bouwaanvraag in overeenstemming met de regels is. Dit betekent dus dat de motie van de heer Ten Hoeve niet aangenomen kan worden, omdat die strijdig is met de regels van goed bestuur. De heer Ten Hoeve: Ik maak ernstig bezwaar tegen het antwoord van de wethouder. Hij zegt dat R.M. de panden van de monumentenlijst heeft afgevoerd, nadat het college een ander standpunt had ingenomen. Over deze zaak is uitdrukkelijk in de raad gediscussieerd. Het is waar, er is een marginale afwijking van het standpunt van het college, maar het standpunt van het college dat in meerderheid is genomen en dat is opgestuurd naar de Monumentenraad luidde: Als college zijn wij het ermee eens dat deze monumenten worden afgevoerd van de monumentenlijst. Het was een college verantwoordelijkheid waar de raad niet aan te pas is gekomen. Het gaat niet op om zich achter de Monumentenraad te verschuilen. Dat in de eerste plaats. In de tweede plaats is het een heel duidelijke verantwoordelijkheid van de provincie om de plan nen te maken. Het is een heel duidelijke verantwoordelijkheid vöor deze raad om bestemmingsplan nen vast te stellen. Bestemmingsplannen moeten niet een jaar lang "rondslingeren" om ze dan in de raad te brengen, maar ze moeten op het juiste moment aan de raad worden voorgelegd, zodat er ook een reële beslissing kan worden genomen. Dan is het ook nog zo dat in bestemmingsplannen voorschrif ten kunnen worden opgenomen die bepaalde ontwikkelingen tegengaan. Verder is het natuurlijk een trieste zaak dat het college en een groot deel van deze raad zonder argumenten te noemen, ik herhaal het, afwijken van de beleidslijnen die in het verleden zijn vastgesteld. Dan gaat het om abstracte gehelen, dan kunnen er dierbare en lyrische woorden worden gesproken, maar wanneer de toetsing piaatsvindt dan kan dat vergeten worden. Een argument dat nog wel is genoemd maar dat ook niet opgaat, is wat er in het gebouw zou moeten als het zou blijven staan. De prognose is heel duidelijk, in 1993 is dit gebouw weer te klein. Moeten wij dan nog meer slopen en nog meer kaalslag plegen? Hetzelfde probleem doet zich ook dan voor. Er is dan een nog veel groter gebouw, waarvoor opnieuw een bestemming moet worden gezocht en waarvan opnieuw gezegd zal worden dat het niet zal lukken om een bestemming te vinden. Dus wij gaan verder. De Voorzitter: Ik geloof niet dat wij nog veel nieuws kunnen toevoegen aan het uitvoerig betoog van wethouder Rijpma dat hij in eerste instantie heeft gehouden. Handhaven de heren Ten Hoeve en Pronk hun motie in deze vorm? (De heer Ten Hoeve: Zeker.) De motie van de heren Ten Hoeve en Pronk wordt bij handopsteken verworpen met 23 tegen 12 stemmen Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de door de voorzitter genoemde correctie. De Voorzitter schorst, om 20.55 uur, de vergadering voor de pauze.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 8