10 regels en dat daarna de contactgroepen, na inventarisatie van de in hun wijk aan de orde zijnde pro blemen, zelf tot concrete voorstellen moeten komen. Dit lijkt mij nogal een tijdrovende gang van za ken, vooral als wij ons realiseren dat er ongeveer twee jaar voor nodig is geweest om het idee van een werkgroep stadsproblematiek te laten resulteren in een eerste vergadering. Ik wil er dan ook bij het college op aandringen dat de werkgroep zich meer toe zal spitsen op de problematiek van de wijk Wielenpolle. Daaruit zal waarschijnlijk ook materiaal tevoorschijn komen dat voor andere wijken bruikbaar is. Verder wil ik er bij het college op aandringen dat de werkgroep aan een tijdslimiet wordt gehouden van een half jaar, waarin concrete aanbevelingen moeten worden gedaan om de meer structurele problemen in de wijk Wielenpolle aan te pakken. De heer De Pree (weth.): Ik ben het helemaal met de heer Meijerhof eens, als hij zegt dat het voorstel zoals het hier voor ons ligt een bezig-zijn aan de marge betreft. Dat is overigens niet niks. Het is inderdaad de bedoeling van de betrokken instelling om de problemen die er op het ogenblik in de Wielenpolle zijn aan te pakken. Er zijn in die zin problemen in de Wielenpolle dat er eigen lijk geen sprake is van een buurtgroep of een buurtcomité. De situatie is in feite zo dat van de grond af begonnen moet worden met het opbouwen van contacten met individuele bewoners, in de hoop dat daar ooit een groep die wat representatief is voor die wijk uit voortkomt. Dat is inderdaad een bezig- zijn aan de marge. De opmerkingen van de heer Meijerhof kwamen eigenlijk neer op de vraag wat er precies aan de hand is. In de brieven van de instellingen hebt u het een en ander hierover kunnen lezen. Door ver loop is het kader dat men in die wijk had praktisch geheel verdwenen. Vandaar dat een en ander op nieuw moet worden opgebouwd. Nogmaals, het blijft werken binnen de marges die er zijn. Structu reel, want de problemen liggen natuurlijk veel dieper, los je niets op. Dat geldt echter niet alleen voor deze wijk, maar het geldt ook voor andere wijken in de stad. De heer Meijerhof wees er ook al op dat ik een paar weken geleden in de raadsadviescommissie heb gezegd dat op die onderliggende vragen - het zijn er nogal wat - zicht moet worden verkregen. Een onderliggende vraag is bij voor beeld welk maatschappelijk beleid je zou moeten voeren ten opzichte van de Wielenpolle maar ook ten opzichte van een groot aantal andere wijken, om niet te zeggen praktisch alle wijken van de stad. Deze vraag geldt namelijk ook voor nieuw gebouwde wijken en voor wijken die nog gereali seerd moeten worden. Het stichten van een nieuwe wijk heeft ook consequenties ten aanzien van an dere wijken. Hoe krijg je daar zicht op? Het moet niet zover komen dat je bezig bent met dingen te plannen in één wijk, los van de overige, om dan later te ontdekken dat wat je in die ene wijk hebt gerealiseerd gevolgen heeft voor de andere wijken, zonder dat je je daarvan bewust was. Om die re den is een werkgroep stadsproblematiek van start gegaan. Uit de intonatie van de heer Meijerhof be greep ik dat hij er bang voor was dat er binnen die werkgroep sprake zou zijn van eindeloos lang theoretiseren en hooguit na een aantal jaren van een mooi rapport waar verder niets uit voortkomt. De bedoeling van de werkgroep is nu juist om aan de ene kant te voorkomen dat er ergens ad hoc- piannen worden gemaakt en dat een paar jaar later wordt ontdekt dat daarmee elders weer proble men zijn opgeroepen. De werkgroep wil dus wat globaler aan de gang gaan. Aan de andere kant is het niet de bedoeling dat dit zo theoretisch en abstract gebeurt dat je bij de problemen die in de groep worden besproken niet concreet wijken en buurten noemt en de problemen daarvan aan de or de stelt. Tussen het ene uiterste van één wijk afzonderlijk nemen, los van de overige wijken, en het andere uiterste van heel algemeen praten over allerlei problemen zonder die te concretiseren naar wijken toe, zal deze werkgroep proberen aan de gang te gaan. Ik moet u wel zeggen dat de proble men die na een eerste bespreking naar boven zijn gekomen zo groot zijn dat ik niet verwacht dat men binnen een paar maanden al met concrete ideeën naar buiten kan komen. Ik wil wel de toezegging doen dat de wijk Wielenpolle binnen de problematiek die in de werkgroep wordt besproken voorrang zal krijgen, omdat het hier gaat om een herschikking in een met name genoemde wijk. Dat deze wijk voorrang krijgt, ligt ook voor de hand, want hier zijn concrete zaken en problemen aan de orde. De ze problemen beperken zich overigens niet tot deze wijk alleen. De heer Meijerhof heeft nog over een termijn van een half jaar gesproken. Ik heb zo langzamer hand geleerd dat je erg moet uitkijken om je vast te leggen op een termijn. Ik wil wel zeggen dat het niet de bedoeling is dat deze werkgroep eindeloos blijft doorpraten, zonder dat er iets uitkomt. Als ik dan ook nog incalculeer dat onder andere deze wijk een hoge prioriteit heeft, dan moet het toch zo zijn dat er in ieder geval binnen een jaar concrete beleidsaanbevelingen uit kunnen komen. De heer Meijerhof: De wethouder gaat in zijn beantwoording allereerst in op de wenselijkheid van de werkgroep stadsproblematiek en de wenselijkheid om te komen tot een meer globale aanpak, waardoor een kader wordt gecreëerd waaruit, als ik het goed heb begrepen, de betreffende wijken 11 zelf de meer concrete zaken kunnen invullen. Toen ik dat hoorde kreeg ik de indruk dat deze werk groep niet de werkgroep is om de gesignaleerde problemen in de raadsbrief met betrekking tot de Wielenpolle aan te pakken. Toch gaf de wethouder even later de toezegging dat hij bij deze werk groep, die een globaler aanpak nastreeft, wil bepleiten om prioriteit te geven aan de problemen in de wijk de Wielenpolle."Dat kan ik niet helemaal rijmen. Naar mijn mening moet de samenstelling van de werkgroep dan zodanig zijn dat de problemen, waarvoor men geplaatst wordt, aangepakt kun nen worden en die problemen gelden meer het totale beeld. De werkgroep heeft niet de kennis van zaken met betrekking tot de wijk in zich en ik vermoed dat andere mensen dan de leden van de werk groep die kennis wel hebben. Ik vraag mij dus af wat wij eigenlijk moeten met de dubbel-functie die de werkgroep krijgt. Ik heb een termijn van een half jaar genoemd om tot concrete beleidsaanbevelingen van de zij de van de werkgroep te komen. De wethouder zegt dat hij zo langzamerhand heeft geleerd dat men zich niet vast moet pinnen op termijnen. De raadsleden weten daarentegen zo langzamerhand dat zij zich nooit door zo'n antwoord zoet moeten laten houden, omdat er dan weinig van de grond komt. Ik zou de wethouder een steuntje in de rug willen geven. Ik laat dan in het midden op welke wijze hij deze zaak wil aanpakken, of in de werkgroep of op een andere wijze. Toch moet er wat gebeu ren met betrekking tot de Wielenpolle. Het kader van die wijk is weggevallen, wat een gevolg is van de doorstroming, zoals wij hebben gezien. Dit betekent dat de invoer van de wijk een andere is dan de uitvoer. Er blijft op een bepaald moment dus een bevolking over die niet meer in staat is om een bestuurskader naar voren te brengen. Ik vind dat wij daar toch iets aan moeten doen. Het gaat om specifieke problemen. Er zijn een aantal organisaties al tijdenlang aan werkzaam. Deze organisaties zijn dus al redelijk op de hoogte met wat er zich allemaal afspeelt. Daarnaast moet ui teraard ook bij de bewoners het oor te luisteren worden gelegd om hun wensen en behoeften te ver nemen. Ik heb daarvoor een motie gemaakt, die als volgt luidt: "De gemeenteraad van Leeuwarden, in vergadering bijeen op 12 maart 1979, draagt b. en w. op a. om maatregelen voor te bereiden om de in de raadsbrief 107 gesignaleerde problemen met betrek king tot de Wielenpolle aan te pakken; b. deze maatregelen uiterlijk 6 maanden na deze ter kennis van de raad te brengen. De motie is mede-ondertekend door mevrouw Visscher-Bouwer. De Voorzitter: Deze motie vormt mede onderdeel van onze discussie. Mevrouw Van der Werf: Ik wil de motie van de heer Meijerhof wel ondersteunen. Ik doe dit op grond van dezelfde argumentatie als hij hier heeft aangevoerd. In de commissie heb ik dezelfde on gerustheid hierover naar voren gebracht. De heer Heere: De vraag of er van een meer structurele aanpak sprake dient te zijn of dat er al leen maar sprake moet zijn van een verandering van werker is inderdaad in de commissie aan de orde geweest. Wij waren van mening dat deze meer structurele aanpak bepaald noodzakelijk was. In dat kader heb ik weinig moeite met de motie die de heer Meijerhof heeft gei'ntroduceerd. Wij hebben hierover in de fractie nog niet uitvoerig beraadslaagd, maar wellicht kan ook nu de koffiepauze daar bij een rol spelen. De Voorzitter: Wij gaan dan maar door met het volgende agendapunt. Punten 20 t.e.m. 26 .(bijlagen nos. 108, 110, 116, 114, 93, 96 en 101). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 27 (bijlage no. 106). De heer Geerts: Wij kunnen ons wel akkoord verklaren met het besluit zoals dit is geformuleerd. Bij brief van 9 januari 1979 is het eerste advies van de raad van de Regio Leeuwarden aan de deel nemende gemeenten aangeboden. In deze brief worden niet alleen de artikelen genoemd die in de raadsbrief staan, maar worden ook wijzigingen voorgesteld van de artikelen 19 en 25. Ik zie dat u in het besluit verwijst naar deze brief. Mag ik aannemen dat u ook de wijzigingen van de artikelen 19 en 25 overneemt? De heer Van den Eist: Ik wil een stemverklaring afleggen. Ik zal tegen dit voorstel stemmen. Tij dens de behandeling van de voorliggende stukken en tijdens de eerdere discussies van 6 november hebt

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 6