21
20
Hoewel het onderzoek snel is uitgevoerd, lijkt ons de kwaliteit ervan voldoende. In ieder geval
is de kwaliteit in die zin voldoende dat deze mogelijkheid op een zeer gedegen manier verder onder
zocht moet worden. Wij menen dan ook dat de bestemming tot wonen niet zonder argumentatie in dit
stadium kan worden afgevoerd. De vrees van het college dat de kazerne na enige jaren leeg zal ko
men te staan of alleen nog maar vol te krijgen zou zijn met mensen uit bepaalde groepen van de sa
menleving, zodat minder gewenste woonsituaties zulIen ontstaan met alle gevolgen van dien, wordt op
geen enkele manier onderbouwd. Het komt op ons over als koudwatervrees. Daarnaast heeft het col
lege en heeft ook de raad in de vergadering van 2 april jl. aangetoond weinig of niets te voelen voor
de bouw van woningen of wooneenheden in het kader van de verruimde subsidieregeling. Ook toen
werden daarvoor weinig argumenten aangevoerd. Het lijkt erop dat het college per se niet wil dat er
gebouwd of verbouwd wordt in het kader van de verruimde subsidieregeling voor een- en tweepersoons
huishoudingen. Als dat inderdaad zo is, dan willen wij dat weieens duidelijk horen. Ook het advies
van de stuurgroep een- en tweepersoonshuishoudens wordt niet serieus genomen. Ik vraag mij af waar
om deze stuurgroep eigenlijk is opgericht. Omdat het moest van het Ministerie van VRO?
Wij komen naar aanleiding van dit betoog met de volgende motie:
"De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 14 mei 1979,
overwegende dat de woningnood onder de een- en tweepersoonshuishoudens met de meeste spoed opge
lost moet worden,
overwegende dat niet is aangetoond dat een verbouwing van de kazerne tot woningen financieel of
bouwtechnisch onhaalbaar is,
overwegende dat een al te eenzijdige samenstelling van de bevolking in de kazerne voorkomen kan
worden door een gericht toewijzingsbeleid,
overwegende dat er tot nu toe weinig is gedaan aan een oplossing van de problematiek van het ontbre
ken van goedkope huisvesting voor de categorie een- en tweepersoonshuishoudens,
besluit de kazerne de bestemming "wonen" te geven en een wijzigingsbevoegdheid aan het college te
verlenen voor de bestemming "kantoren" wanneer uit gedegen nader onderzoek mocht blijken dat goed
kope woningen in het kader van de verruimde subsidieregeling voor de categorie een- en tweepersoons
huishoudens niet mogelijk zijn en kantoren wel financieel haalbaar zijn."
Het zal duidelijk zijn dat wij de kazerne wel willen aankopen, maar dat wij punt V van het be
sluit no. 6954 willen schrappen. Daartoe dien ik de volgende motie in, die luidt:
"De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 14 mei 1979, besluit punt V van
het raadsbesluit no. 6954 te schrappen.
Beide moties zijn mede-ondertekend door mijn fractiegenoot, Piet van der Wal.
Mevrouw De Jong: Ik zie in deze verwarring scheppende raadsbrief geen aanleiding om op mijn
standpunt van 2 april 1979 terug te komen. Nog steeds ben ik van mening dat het door het Landelijk
Overleg Bijzondere Huisvesting uitgebrachte rapport een haalbaarheidsonderzoek verdient. Veegt het
college op 2 april dit rapport van de tafel door te stellen dat de tijd van enkele dagen te kort was om
het rapport op haalbaarheid te onderzoeken, nu gaat het college zonder argumenten aan zowel het
rapport als aan het door de Stichting Sociale Woningbouw Prins Frederikkazerne uitgebrachte bod voor
bij. Ook een door de stuurgroep huisvesting alleenstaanden en tweepersoonshuishoudens aan het colle
ge gericht verzoek tot medewerking aan een haalbaarheidsonderzoek ten aanzien van het realiseren van
wooneenheden in de kazerne weet het college te ondervangen door, alvorens dit verzoek in te willi
gen, de raad het voorstel te doen de kazerne de bestemming kantoren te geven. De hele gang van za
ken treft mij pijnlijk. Uit de raadsbrief proef ik de zorg van het college dat bij de te voeren onder
handelingen over aankoop van de kazerne de voornoemde stichting en de gemeente tegen elkaar wor
den uitgespeeld. Deze zorg deel ik niet, omdat blijkens de voorgestelde procedure de stichting vak
kundig buitenspel wordt gemanoeuvreerd. De manier waarop dit gebeurt, kan ik niet correct noemen
Uit het voorgaande mag blijken dat ik het niet met het voorstel eens ben en dat ik primair bepleit om
alsnog medewerking te verlenen aan het haalbaarheidsonderzoek naar realisering van wooneenheden
in de kazerne. Mocht uit dat onderzoek blijken dat het plan niet haalbaar is, dan ben ook ik van me
ning dat de Dienst Stadsontwikkeling in de kazerne gehuisvest kan worden. De ook door het college
genoemde huisvesting van de GSD in de kazerne roept bij mij vragen op. Immers, de door deze dienst
zelf gesuggereerde oplossing van toevoeging van enkele bij haar gebouw behorende woningen ligt naar
mijn gevoel veel meer voor de hand. Ik zou dan ook graag willen weten waarom het college voor de
ze "versnipperingsweg" kiest en welk onderdeel van de beide diensten het college daar denkt te huis
vesten. Wat gebeurt er met het gebouw van de DSO? Hebben GS inmiddels hun goedkeuring gehecht
aan een eventuele aankoop van de kazerne door de gemeente? Hoe zit het met de in bijlage no. 224
genoemde uiterste datum van 10 mei? Ik meen dat deze datum inmiddels 14 mei is geworden. Graag
een antwoord op deze vragen.
De Voorzitter: Ik wil allereerst ingaan op het beleid dat wij hebben gevoerd. Aan dit beleid zijn
allerlei kwalificaties gegeven, die naar mijn mening niet allemaal terecht zijn. Het mag misschien
een groot aantal vooral nieuwe raadsleden niet bekend zijn, maar wij hebben al jarenlang een duide
lijk standpunt ingenomen met betrekking tot de kazerne. Wij wisten en wij weten dat de kazerne een
monument is. De betrokken bewindsman van dit moment maar ook zijn voorgangers staan erop dat
de kazerne monument blijft. Welke bestemming de kazerne ook krijgt, wij hebben rekening te houden
met het feit dat de kazerne een monument is. Dit betekent dat er straks nogal wat beperkende bepa
lingen zullen gelden, ongeacht wat er met de kazerne gebeurt. Misschien zijn de meningen niet al
tijd gelijkluidend geweest, maar ik meen te mogen stellen dat een duidelijke meerderheid van de raad
maar ook van het college in het verleden steeds van mening is geweest dat deze kazerne niet een zo
danige bestemming zou moeten krijgen dat het karakter als monument verloren dreigde te gaan, door
welke manipulaties dan ook. Dat is steeds ons uitgangspunt geweest.
Dan komt de kwestie van de financiën naar voren. Ook hierbij geldt: het is geen nieuw probleem,
het speelt al jaren. Het is even onderbroken doordat er mensen uit Suriname in de kazerne werden ge
huisvest. Al veel langer zijn met bewindslieden gesprekken over de kazerne gevoerd. Wij hebben
steeds het standpunt ingenomen dat de kazerne, waarvoor het gebouw ook zal worden gebruikt en wie
ook het gebouw krijgt, financieel gezien een blok aan het been zal zijn, gelet op het facet dat de
kazerne een monument moet blijven. Ik herhaal het: financieel gezien zal de kazerne een blok aan
het been zijn. Wij hebben dan ook van meet af aan - wij hebben daar nooit enige twijfel over laten
bestaan - tegenover de regering het standpunt ingenomen het reëel te vinden dat de kazerne voor nul
cent of voor één gulden aan de gemeente werd overgedragen. Wij zouden dan een zinvolle bestemming
aan het gebouw trachten te geven. Wij wisten dat de kazerne een monument was en een monument
moest blijven. Ik herhaal nogmaals: wij wisten dat een meerderheid van de raad op het eerder genoem
de standpunt stond. Een zelfde gedachte leefde ook bij het college. Het is het goed recht van een
staatssecretaris van Financiën en van de Dienst der Domeinen om te trachten nog zo veel mogelijk
geld uit de verkoop van de kazerne te halen. Ik verzeker u bij deze dat wij herhaaldelijk hebben ge
zegd het te betreuren - ik betreur het vandaag de dag nog - dat een overheid die ons standpunt kent
er zo op staat dat de gemeente, of een ander die een zinvolle bestemming aan de kazerne moet ge
ven, een groot bedrag op tafel moet leggen. Ik betreur dit uitermate. Ik heb al eens eerder in deze
raad gezegd dat de staatssecretaris van CRM bereid was met Leeuwarden één lijn te trekken tegenover
het Ministerie van Financiën om de kazerne voor één gulden aan de gemeente over te dragen. Wij
zouden dan een zinvolle bestemming aan de kazerne geven, met behoud van het monumentale karak
ter.
Dat is het beleid dat jarenlang gevoerd is. Het is helemaal niet een beleid geweest dat van de
hak op de tak sprong. Steeds hebben wij dit standpunt ingenomen. De laatste keer, toen wij met Do
meinen in onderhandeling waren, hebben zij tegen ons gezegd: Wij wensen voor de kazerne een prijs
te hebben die is getaxeerd op ruim één miljoen gulden en ook de kosten die wij ondertussen hebben ge
maakt zoudt gij moeten betalen. Wij hebben gezegd dat wij dat niet wilden betalen, want wij
vonden dat niet reëel. Wij hadden ook de indruk dat Domeinen geen kans zou zien om de kazerne, ge
zien het monument-zijn dat als een hypotheek op het gebouw rustte, voor een groot bedrag te verko
pen. In het begin van dit jaar, toen voor de laatste keer bleek dat wij de kazerne graag voor één gul
den wilden kopen, meende Domeinen dat zij ruim één miljoen gulden plus vergoeding van de door hen
gemaakte kosten voor de kazerne moesten hebben en hebben zij om hen moverende redenen gezegd dat
zij een advertentie in de krant wilden zetten om zo een laatste poging te wagen een groot bedrag voor
de kazerne te krijgen. Niemand kan Domeinen dit recht ontzeggen. Toen Domeinen hun advertentie
hadden geplaatst, is het punt van de aankoop van de kazerne ook in de raad aan de orde geweest.
Toen deze procedure liep, heeft de raad ons opdracht gegeven om alsnog te proberen de kazerne aan
te kopen. Wij moesten de kazerne niet laten schieten. Ik herinner hierbij aan de discussie die toen
tertijd in deze raad is gevoerd. De conclusie daarvan was dat wij moesten trachten de kazerne te ko
pen. Wij hadden ook geen keus meer. Wij zouden de kazerne kopen voor een bepaald gering bedrag
boven het bedrag dat een ander reëel voor de kazerne wilde bieden. Dat betekende dat wij ons ervan
moesten overtuigen of er een onvoorwaardelijk bod was. Er was niet een onvoorwaardelijk bod van een
bieder die aan de kazerne de bestemming jongerenhuisvesting wilde geven, het ging hierbij immers om
een bod met voorwaarden. Opdat wij niet zouden worden uitgespeeld tegen de Stichting Sociale Wo
ningbouw Prins Frederikkazerne die door middel van subsidies en dergelijke de kazerne zou moeten ko
pen, hebben wij gesteld dat wij, ongeacht de bestemming van de kazerne, wilden proberen dit gebouw
voor een zo laag mogelijk bedrag in handen te krijgen. Wij hebben daartoe, ook gelet op de opdracht
die wij van de raad hadden, voortdurend contact onderhouden met de staatssecretaris van Financiën
en met Domeinen. Vanaf dat moment hebben wij ook alle correspondentie voor de raad ter inzage ge
legd, opdat de raad een en ander steeds kon volgen.