22
Waarom nu zo snel twee raadsbrieven achter elkaar? Zeer recent hebben wij de mededeling ge
kregen van de staatssecretaris - in eerste instantie had hij dat niet gedaan - dat er een onvoorwaarde
lijk bod was ten bedrage van 1,1 miljoen gulden. Dat er een onvoorwaardelijk bod was, is ons ook
bevestigd door degene die het bod heeft uitgebracht. Van tweeërlei zijde werd dus duidelijk dat er
een onvoorwaardelijk bod was uitgebracht, zonder dat er over de bestemming van de kazerne was ge
sproken. De staatssecretaris heeft meegedeeld dat de hoogte van het bod 1,1 miljoen gulden was. Ge
let op de opdracht die wij van de raad hadden, hadden wij geen andere keus dan te trachten voor een
gering bedrag boven die 1,1 miljoen gulden de kazerne aan te kopen, want anders zouden wij de op
dracht van de raad niet navolgen. Het college heeft toen gediscussieerd over de vraag of er toch nog
moest worden onderhandeld over de speling tussen 1,1 miljoen gulden en 1.270.000,(de taxatie
waarde plus de gemaakte kosten; Domeinen vroeg dit bedrag). Wij kwamen tot de conclusie dat dit
niet zinvol was. Het college heeft gezegd dat er nu maar duidelijkheid gegeven moest worden. Wij
hebben toen gemeend de staatssecretaris te moeten meedelen dat aan de raad voorgesteld zou worden
de kazerne aan te kopen voor de door Domeinen genoemde prijs van 1.270.000, Dit voorstel
ligt vandaag voor u. Dit is wat er is gebeurd met de onderhandelingen. Er is geen sprake van een
"van de hak op de tak springen", het is niet onduidelijk, het is de procedure die gevolgd is.
De heer Miedema heeft zich afgevraagd of een en ander van onze kant wel op een correcte ma
nier is gedaan. Ik zie niet in welk fout beleid wij voeren door te proberen de kazerne aan te kopen.
Of Domeinen zich wel of niet gebonden acht aan iemand die in de inschrijvingsfase zijn bod heeft uit
gebracht, is een kwestie die wij niet hebben te beoordelen. Dat is een aangelegenheid tussen Domei
nen en degenen die hebben ingeschreven voor de kazerne. Wij doen niets wat laakbaar is. Of Domei
nen dat al of niet doet, is niet aan het college om te beoordelen. Dat is een probleem dat de staats
secretaris van Financiën zal moeten uitmaken. Dit is dus de kwestie van de aankooptactiek.
Waarom hebben wij nu het concrete voorstel gedaan om de kazerne een bestemming tot kantoren
te geven? Dit is gebeurd om duidelijkheid te geven. Wij hebben als volgt geredeneerd, waarbij ik
verwijs naar de verschillende stukken die wij de raad hebben gegeven. Als wij overgaan tot het in
stellen van een haalbaarheidsonderzoek naar een woonbestemming voor de kazerne, dan moet dit ook
betekenen dat aan de kazerne de bestemming wonen wordt gegeven, als blijkt dat deze bestemming
haalbaar is. Anders voeren wij geen eerlijk beleid. Het zou geen juist standpunt zijn om een haal
baarheidsonderzoek naar een woonbestemming van de kazerne uit te voeren in de stille hoop dat deze
bestemming niet haalbaar is. Wij hebben gezegd dat wij, als blijkt dat de bestemming wonen haal
baar is, deze bestemming ook aan de kazerne moeten geven. Naar onze mening is dit duidelijk. Wij
hebben in een vorige raadsbrief en ook nu weer het woord "aarzeling" gebruikt. Ik wil dit nog wel
concreter stellen: Ik kan u de verzekering geven dat wij er zeer uitvoerig in het college over hebben
gesproken, waarna wij tot de veronderstelling zijn gekomen dat men grote vraagtekens moet zetten
bij het geven van een woonbestemming aan de kazerne. Zoals dit gebouw er nu staat, zo moet het
ook blijven staan, met die ene ingangspoort en alles wat daarbij hoort. Er kunnen bij voorbeeld geen
leuke ingangen aan de zijkanten worden gemaakt, want het is een monument en dus wordt daar geen
toestemming voor gegeven. Naar onze mening moet men grote vraagtekens plaatsen - niet vandaag
maar misschien wel over drie, vijf of zeven jaar - bij het geven van een woonbestemming aan de ka
zerne. Als wij dit doen, dan creëren wij naar onze mening een woongelegenheid in Leeuwarden waar
wij later bijzonder grote spijt van zouden kunnen krijgen. U mag daarbij zelf invullen wat u wilt. Dat
is de reden dat het college meent om een dergelijke bestemming niet te mogen voorstellen. Het is aan
de raad om te beslissen of dit juist is of niet.
Wij zijn ons ervan bewust dat er een zware opgave voor ons ligt om binnen een zo kort mogelijke
termijn ruimte te scheppen voor woningen voor een- en tweepersoonshuishoudens. Wij bagatelliseren
dit probleem bepaald niet. Wethouder Eijgelaar heeft het bij herhaling naar voren gebracht en ook
wethouder Rijpma heeft het ten aanzien van de woningbouw meer dan eens genoemd. Wij werken aan
dit probleem en de wethouders zullen daarover straks wellicht enige mededelingen kunnen of willen
doen. Ik vind het niet reëel als in de raad uitdrukkingen worden gebezigd als: u bagatelliseert een en
ander, u tilt er niet zwaar aan en u moet ermee voor de draad komen. Wij komen ermee voor de draad,
wij weten dat het urgent is, maar wij vinden het ook voor die mensen niet zinvol om ze bij elkaar in
de kazerne te stoppen.
Nu de bestemming tot kantoren. De kazerne is een dure huisvesting voor kantoren. Dat wisten
wij al jaren. Daarom wilden wij de kazerne ook voor een gulden kopen. Het is goedkoper om nieuw
te bouwen. Wij zullen een en ander exact moeten uitrekenen. Eén ding staat echter vast: huisvesting
van kantoren in de kazerne zal duurder zijn dan nieuwbouw. Dit offer brengen wij echter om wille
van het feit dat het om een monument gaat, dat op deze manier een zo zinvol mogelijke bestemming
krijgt. Hoe komen wij op de gedachte om de DSO in de kazerne te huisvesten? Dat is heel eenvoudig.
23
De gehele raad weet dat wij op het moment klem zitten wat de huisvesting van de DSO betreft. Als
wij tot de conclusie komen dat de kazerne tot kantoren bestemd moet worden, dan is het niet moei
lijk om je voor te stellen dat in ieder geval de DSO in dat gebouw gehuisvest wordt. Als wij dat niet
doen, zal er immers op zeer korte termijn begonnen moeten worden met nieuwbouw voor de DSO.
Wij hebben nog geen concrete voorstellen uitgewerkt, maar wij hebben wel de raad zo veel mogelijk
willen informeren. Naar onze mening moet men, als men de stap zet om de kazerne een kantoorbe
stemming te geven, daar allemaal kantoren in onderbrengen. De GSD is groter in omvang dan inder
tijd is getaxeerd. Dit is het probleem dat op ons afkomt en dat nog verder uitgedokterd moet worden.
Vast staat dat binnen enkele jaren het huidige gebouw van de GSD te klein voor deze dienst zal zijn.
Het is geen zinvolle zaak om de GSD op twee locaties te huisvesten. Wij hebben globaal nagegaan
wat de mogelijkheden voor deze dienst zijn. Het moet nog nader worden uitgezocht, maar wellicht
zou het zinvol zijn om naast de DSO de GSD in de kazerne te huisvesten. Heel globaal bekeken ne
men wij aan dat daarmee de kazerne nagenoeg volledig bezet zal zijn. Nogmaals, huisvesting van de
DSO in de kazerne is concreet, huisvesting van de GSD in dat zelfde gebouw is een mogelijkheid.
Wij stellen echter wel voor om de gehele kazerne een kantoorbestemming te geven.
De vraag is ook gesteld wat er met de vrijkomende kantoren gedaan moet worden. Dit vormt geen
probleem, want wij hebben voor een aantal takken van dienst binnen afzienbare tijd andere huisves
ting nodig. Dit is ook al in de beleidsplannen naar voren gebracht. Deze andere huisvesting kan wor
den gevonden in de vrijkomende gebouwen of in nieuwbouw. Ik mag u in dit verband de Muziek Pe
dagogische Akademie, de Schooladviesdienst en de Dienst voor Sport en Recreatie als voorbeelden
van een aantal diensten die een nieuwe huisvesting moeten krijgen noemen. U weet dat het college
ervoor heeft gepleit om de secretarie niet te splitsen, maar als de raad meent dat dit wel moet gebeu
ren, dan kan de secretarie worden gesplitst, evenals de GSD. Ik geef toe dat ook dit tot de moge
lijkheden behoort. Dat is dan wel gesplitst beleid. Ik ben hiermee al bij een punt terechtgekomen dat
naar mijn mening vanavond niet aan de orde moet komen. Vanavond gaat het om de vraag of de kazer
ne een kantoorbestemming moet krijgen en de vraag of de DSO er dan sowieso in gehuisvest moet wor
den.
Verder is nog de vraag gesteld waarom niet een combinatie van wonen en kantoren is te maken.
Ik moet u zeggen dat dit gebouw zodanig is gesitueerd dat wij het niet een zinvolle zaak vinden om
deze gecombineerde bestemming eraan te geven. Als de DSO in de kazerne wordt gehuisvest, dan
blijft er niet veel ruimte meer over. Wij hebben dan liever dat wij ons uiterste best doen om op een
andere plaats woningen voor een- en tweepersoonshuishoudens te bouwen dan een aantal wooneenhe
den voor die categorie bij de DSO plus eventueel nog een aantal andere diensten in de kazerne onder
te brengen. Dat lijkt ons niet een erg duidelijk beleid.
Ik hoop dat ik de meeste vragen heb beantwoord. We'licht wil wethouder Eijgelaar nog iets zeg
gen over de kwestie van de huisvesting van een- en tweepersoonshuishoudingen, want wij hebben daar
veel contact over gehad. U zult begrijpen, wethouder Eijgelaar, dat ik ook iets over deze kwestie
moest zeggen om een en ander rond te krijgen.
De heer Eijgelaar (weth.): Ik wil nog wel iets zeggen over het aspect van de huisvesting van een-
en tweepersoonshuishoudingen in de kazerne. Afgezien van de financiële haalbaarheid van dit aspect,
zal de realisering hiervan op korte termijn zeker enig soelaas bieden en de druk op de woningmarkt
verlichten. De voorzitter heeft al gezegd dat het college van mening is dat een grote concentratie van
een- en tweepersoonshuishoudens niet gewenst is, zoals ook steeds var, verschillende zijden is opge
merkt. Ik noem dan met name de stuurgroep een- en tweepersoonshuishoudens en de Stichting Jonge
renhuisvesting. Ook in deze raad is een dergelijke opmerking gemaakt, de heer Buising heeft er zopas
nog op gewezen. Het ongewenst zijn van een concentratie van een- en tweepersoonshuishoudens geldt
zeker wanneer het om een concentratie in één gebouw zal gaan, zoals nu het geval is. Een differenti
atie in de grootte van de wooneenheden verandert daaraan niets, evenmin als een combinatie van kan
toren en woningen dat doet, als deze laatste oplossing althans financieel mogelijk zou zijn. Het blijkt
namelijk steeds weer dat men, zodra de mogelijkheid aanwezig is, voor een zelfstandige, vrijere huis
vesting kiest. Wij hebben daarmee ook in onze gemeente enige ervaring: split-levels, maisonnettes en
andere typen flats kwamen bij een iets ruimer wordende woningmarkt vrij snel leeg en bleken daarna
mceilijk of in het geheel niet meer te verhuren. Wij verwachten dat dit verschijnsel zich bij een rui
mere woningmarkt zeker zal voordoen bij de eventuele kazerne-woningen, met alle mogelijke onge
wenste gevolgen van dien. De huisvestingsproblematiek wordt mijns inziens niet gediend met maatre
gelen die op korte termijn weliswaar enige verlichting geven, maar op de langere termijn mogelijk nieu
we problemen veroorzaken. Ik hoop dat de raad daar niet te licht over zal denken. Daarom geven wij
de voorkeur aan de bouw van zelfstandige wooneenheden voor een- en tweepersoonshuishoudens. Zoals