Sub De heer Pronk: Welke methode van bevolkingsonderzoek je ook toepast, het welslagen ervan is in sterke mate afhankelijk van het opkomstpercentage. Buitenlandse onderzoeken hebben aangetoond dat aan de oproep voor een bevolkingsonderzoek juist door die vrouwen, van wie later bleek dat zij in een verhoogde mate leden aan baarmoederhalskanker, geen gehoor werd gegeven. Als men aan neemt dat deze bevindingen ook van toepassing zijn op de Nederlandse vrouwelijke bevolking, dan zou men ongeveer 85% van de gevallen missen. Volgens een proefschrift hebben met name epidemio logische aspecten een relatie tot het kindertal en tot de opleiding van de vrouw. Een concrete vraag is dan: Hoe is het opkomstpercentage hier en hoe denkt u, gehoord hetgeen ik zonet gezegd heb, de groep die thuis blijft te bereiken? De vereniging die deze brief schrijft geeft met haar naam eigen lijk al een oplossing aan voor het probleem van dit soort onderzoeken: Voorkomen is beter. Ik geloof dat bij het onderzoek al een folder wordt uitgereikt. Misschien moeten wij de voorlichting echter ook wel meer richten op alle bevolkingsgroepen en niet alleen op de mensen die onderzocht worden. Mevrouw Van der Werf: Met betrekking tot de zinvolheid van het onderzoek naar baarmoederhals kanker bestaan nogal waf onzekerheden. De provinciale werkgroep die dit onderzoek begeleidt, heeft in een nota in 1977 gesteld nogal wat bedenkingen te hebben. Men ging er echter wel mee in zee, om dat Hendriks nu eenmaal dat onderzoek zou betalen en gezegd had: Onderzoek dat maar eens. Ook het hoofd van de afdeling Sociale Oncologie van het ziekenhuis in Rotterdam, die de gedragswetenschap pelijke onderzoekers die onderzoek doen naar deze materie begeleidt, heeft nogal wat bedenkingen. De heer Pronk heeft zonet al gezegd dat met name van de groepen met een verhoogd risico de deel name aan het onderzoek niet zo groot is. Ook zijn er nogal twijfels met betrekking tot de vraag of de preventie door grootscheepse bevolkingsonderzoeken moet plaatsvinden. Of moet er bij voorbeeld veel meer voorlichting over hygiëne zowel voor mannen als vrouwen gegeven worden? Kortom, te veel onzekerheid om in deze raad zonder meer te stellen dat het onderzoek uitgebreid zal moeten worden tot de groep vanaf 18 jaar. De vraag op zich is natuurlijk wel begrijpelijk, omdat vooral de laatste tijd blijkt dat er ook in deze leeftijdsgroep meer ziektes aan de baarmoederhals voorkomen. Wel zou ik willen bepleiten om niet met de beantwoording van deze vragen te wachten tot over drie jaar, als dit onderzoek is afgerond. Het zou beter zijn om op korte termijn in de Commissie voor Volksgezond heid en Milieuhygiëne een discussie aan deze materie te wijden, waarbij wij de grote hoeveelheid on derzoeksmateriaal die bestaat met betrekking tot deze problematiek zouden kunnen betrekken. Ook zouden wij mensen die deskundig zijn op dit gebied, die onderzoeken doen enz. kunnen uitnodigen om te kijken of dit bijgesteld moet worden. Wij kunnen dan ook bekijken of de leeftijdsgroep uitge breid moet worden. De hear Jansma: Ik soe my hwat it leste punt oanbilanget graech oanslute wolle by itjinge mefrou Van der Werf sein haf: in diskusje hjiroer yn de Kommisje foar Folkssounens en MiIjeuhygiëne en op dit momint akkoart gean mei it foarstel sa't it hjir dien wurdt. (De Foarsitter: Dat dus as oanfolling op hwaf hjir stiet.) Ja De heer De Pree (weth.): Door de sprekers zijn een aantal punten genoemd waar je bij elk bevol kingsonderzoek mee zit. Is een bevolkingsonderzoek, om wat voor ziekte het ook gaat, dè methode of moet een dergelijk onderzoek worden opgenomen in het pakket waarvoor de huisarts verantwoorde lijk is? Beperk je je, als je een bevolkingsonderzoek verricht, tot de groepen met het hoogste risico? Als het om risicogroepen gaat, heeft een bevolkingsonderzoek dan wel zin? De medische kant gaat dan een rol spelen, omdat het in dat geval van belang is te weten wanneer bepaalde afwijkingen wor den ontdekt en of de genezingskansen groter zijn wanneer ze vroegtijdig worden ontdekt. Ik wil van de gelegenheid gebruik maken om iets te vertellen over de resultaten van het onder zoek waar het hier in concreto over gaat. Het onderzoek is nog gaande, maar ik heb toch een aan tal cijfers die ik kan noemen. Het onderzoek beslaat een periode van drie jaar. De cijfers die ik ga noemen hebben betrekking op het eerste jaar en op de eerste aanschrijving die de betrokken vrouwen hebben gekregen. Zoals u weet wordt per jaar een groep vrouwen aangeschreven die in een bepaald jaar zijn geboren, zodat in drie jaar tijd de gehele groep binnen de genoemde leeftijdscategorie wordt bereikt. Het is zo dat 61% van de aangeschrevenen aan de oproep gehoor heeft gegeven en aan het onderzoek heeft deelgenomen; dit is, dacht ik, een niet ongunstig resultaat. Ruim 17% is niet geko men, maar had daarvoor heel duidelijke redenen. De voornaamste reden was dat men het onderzoek al via de huisarts of anderszins had laten verrichten. Een klein percentage had principiële of persoon lijke bezwaren. De groep die helemaal niet heeft gereageerd betreft een kleine 15%. Deze laatste 5 groep wordt opnieuw benaderd. De verwachting is dat van deze groep een behoorlijk percentage zich nn een tweede oproep alsnog meldt. Dat zou betekenen dat het hier een onderzoek betreft waaraan zo'n 90% van de mensen gehoor heeft gegeven, een zeer hoog percentage. De heer Pronk heeft gevraagd hoe wij de groep die thuis blijft - wij moeten nog afwachten hoe groot die groeo is, want van die 15% zal alsnog een bepaald percentage zich melden - denken te be reiken. Hij vraagt zich af of wij hier door middel van voorlichting nog iets aan moeten doen. Ik zeg toe dat wij zeker zullen nagaan uit welke categorie van de bevolking deze mensen komen. Zijn zij duidelijk te traceren en zijn er consequenties verbonden aan de manier waarop je de mensen benadert? Ik ben het met mevrouw Van der Werf en de heer Jansma eens dat het op dit moment nog te vroeg is om definitieve beslissingen te nemen voor de toekomst. Ik wil graag toezeggen om de hele materie van bevolkingsonderzoeken in de Commissie voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne aan de orde te stellen. Wij kunnen dan de voor's en tegen's, de manier van uitvoering enz. bekijken, zodat wij op een gegeven moment met voorstellen kunnen komen voor het toekomstige beleid Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de toezeggingen van wethouder De Pree. Sub J. De brief wordt in handen van b. en w. gesteld om preadvies. Sub K. Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w. Sub L. Het beroepschrift wordt in handen van de Commissie van advies inzake beroepschriften ingevolge de Bouwverordening gesteld om advies. Sub M. De heer Geerts: Ik ben op uitnodiging van de bewoners van de Emmakade ongeveer een maand ge leden een kijkje wezen nemen in deze straat. Daar is mij gedemonstreerd wat de overlast, die daar toch wel erg groot is, tot gevolg heeft. Ik ben in een aantal woningen geweest. Ik heb geconstateerd dat er scheurende muren en plafonds zijn, in een mate die ernstiger is dan normaal toelaatbaar geacht kan worden. De Emmakade bevindt zich natuurlijk in een wat bijzondere situatie. Er ligt een kanaal niet erg ver van de huizen en daar tussen ligt een verkeersweg waarop, als je van de Condens naar de stad rijdt, helemaal geen verkeer van rechts komt. Dat nodigt de mensen uit om er erg hard te rijden. Er is ook nog iets anders aan de hand. Gezien de hele verkeerssituatie in Leeuwarden is het voor vrachtwa gens die bij voorbeeld bij Koopmans en de Condens vandaan komen erg gemakkelijk om, als ze naar het westelijk industriegebied willen rijden, van deze route gebruik te maken. Uit onderzoekingen blijkt dat een aantal vrachtwagens die daar rijden inderdaad naar het westelijk industriegebied gaan. Het is niet zo dat voor de Emmakade alleen de Willem Lodewijkstraat een alternatief is. Ook de rond weg is een duidelijk alternatief. Ik wil hiermee zeggen dat ik vind dat u wel heel nauwkeurig deze klachten moet onderzoeken. De bewoners ondervinden erg veel last en naar mijn idee zijn de klach ten in verhouding tot andere straten bijzonder groot. De heer De Jong: Namens mijn fractie ben ik ook bij de bewoners van de Emmakade geweest. Men heeft via enquêteformulieren een schat aan gegevens verzameld. Ik heb die gegevens doorgestuurd naai de Verkeerstechnische Commissie. Ik hoop dat die commissie ernstig zal bekijken of er op een of andere manier een oplossing mogelijk is. De Voorzitter: Wij zullen deze opmerkingen meenemen bij de behandeling van de brief. Een en ander komt dan in de raad terug in de vorm van een preadvies. De brief wordt in handen van b. en w. gesteld om preadvies.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 3