14 er al verkooptransacties hebben plaatsgehad. Naar mijn mening is de zorgvuldigheid, die ten op zichte van toekomstige kopers is betracht, goed tot zijn recht gekomen. Met name uit het betoog van de heer Jansma blijkt immers overduidelijk dat de bewoners in een zeer vroeg stadium is meegedeeld dat deze kleine flat mogelijkerwijs gerealiseerd zou gaan worden. Het Bouwfonds heeft naar mijn me ning op een voortreffelijke wijze deze mensen de mogelijkheid gegeven om eventueel de door hen aan gegane transactie ongedaan te maken. De vraag is gesteld hoeveel woningen er kunnen komen als er laagbouw zal plaatsvinden. Ik kan dat niet precies zeggen. Met mijn potlood heb ik nagegaan hoe groot het terrein ongeveer is, waar bij ik de centimeters maar wat heb geschat. Ik kom dan tot een oppervlakte van ongeveer 5.000 m2. Wanneer men groen- en parkeervoorzieningen meerekent, dan neem ik aan dat er een 20 tot 25 wo ningen kunnen worden gebouwd. Daarbij ga ik ervan uit dat per woning een bruto-oppervlakte nodig is van ten minste 200 m2 en gezien de tussenruimten en speelgelegenheden is het waarschijnlijk nood zakelijk om een oppervlakte aan te houden van ten minste 250 m2 bruto. Dat zou betekenen dat er 20 woningen te voorschijn komen. In hoeverre het realiseerbaar is dat deze woningen verticaal in tweeën worden gesplitst, zoals een woningbouwcorporatie in Camminghaburen probeert te doen, weet ik niet. Een dergelijke oplossing is in ieder geval in procedure bij een van de partners in Camminghabu ren. Wanneer men dat bouwplan zou kunnen ontwikkelen, dan ligt het aantal te realiseren kleine wo ningen in de orde van grootte van waarschijnlijk 40 woningen en in uiterst gunstige omstandigheden misschien nog een paar meer. Ik dacht dat dit de belangrijkste argumenten zijn die hier ter discussie zouden moeten komen. Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: De wethouder heeft enige voorbeelden van reeds gebeurde of nog te gebeuren planwijzigingen aangedragen. Deze planwijzigingen voldoen volgens mij echter dui delijk aan de criteria dat zij elders niet verwezenlijkt kunnen worden of dat het plan nog niet in het stadium van uitvoering is, zodat niemand er nadeel van ondervindt. Als de wethouder spreekt over een niet meer te realiseren bouw van een school of over flats die wij niet meer willen, dan dienen wij daar mee een algemeen belang. Ik ben van mening dat dit een van de criteria is waaraan zulke wijzigingen moeten voldoen. De voorbeelden die de wethouder noemt, voldoen daaraan. Er is echter een verschil met wat hier aan de hand is. Hier is een kant en klaar plan, hier wonen al mensen en vervolgens gaan wij een wijziging voorstellen. Ik heb verder niet het idee dat het college in dit kader gedacht heeft aan een oplossing van het probleem van de een- en tweepersoonshuishoudens, want voorheen was er sprake van bejaardenhuisvesting. Ik heb meer het idee dat men een categorie bewoners bij deze flat heeft gezocht. Wie wil die flat? ledereen moet daar voor zich maar eens over nadenken, maar ik denk niet dat er een categorie mensen bij het college is geweest met het verzoek om voor hen een flat te bouwen omdat zij graag in zo'n flat willen wonen. Die belangen liggen heel anders. De gemeente gaat dan op zulke verzoeken in, met voorbijzien aan de rechten van anderen. Afgezien van de bezwaar schriften die de bewoners hebben ingediend, heb ik als bestuurder zelf ook bezwaren tegen deze gang van zaken. De hear Jansma: De wethalder hat sein dat it hiel goed mooglik is dat westlik fan dit flat al oan- keapen dien binne. Fierders hat de wethalder sein dat der in mooglikheit is om roun fjirtich lytse wen- ten der to bouwen. Dat is foar my en noch in pear fraksjegenoaten op himsels in reden om üs ut to sprek- ken tsjin it ütstel fan it kolleezje. Ik moat der by sizze dat in mearheit fan myn fraksje efter it utstel fan it kolleezje stiet. De heer De Beer: Ik had dezelfde opmerkingen over de voorbeelden die de wethouder heeft genoemd willen maken als mevrouw Brandenburg. Hij zal wel gelijk hebben, maar als wij bepaalde dingen in Camminghaburen gaan wijzigen, dan is dat op dit moment al bekend. De kopers van de verschillende kavels daar zijn dus nu op de hoogte. Ik ben er nog niet van overtuigd dat iedere koper in het Westein de op de hoogte is geweest. Bovendien heeft de wethouder gesuggereerd dat op deze plaats 40 kleinere woningen kunnen worden gebouwd met behulp van een systeem dat ook elders wordt gerealiseerd. Ook ik ben tegen de wijziging. De heer Van der Wal: Het komt bij mij nogal als vreemd over dat achter de tafel de exacte gege vens nog niet bekend zijn. Na wat "natte-potloodwerk" noemt de wethouder een getal van 5.000 m2. Het is mogelijk dat er aan de andere kant van de vijver al wel transacties hebben plaatsgevonden, maar het is ook net zo goed niet mogelijk. Ik vind het jammer dat de raad op dit moment niet wat meer exac te informatie kan krijgen. Uit de woorden van de wethouder komt in ieder geval wel naar voren dat bij splitsing van 20 tot 25 eengezinswoningen 40 tot 50 kleine woningen ontstaan. Men zou dan nog kun 15 nen denken aan een verdichting, waardoor een zelfde aantal kan worden gehaald als nu door middel van hoogbouw wordt gerealiseerd. Met name de argumenten van mevrouw Brandenburg spreken mijn fractie aan. Wij zullen tegen dit voorstel stemmen. Ik heb tot slot nog een technische vraag. Bij het vaststellen van bestemmingsplannen - ook al zijn het wijzigingen - dient volgens mij de Commissie ex artikel 8 te worden ingeschakeld. In de raads- brief heb ik niet kunnen vinden dat dit is gebeurd. Van voorgaande jaren herinner ik mij nog dat de vertegenwoordiger van Defensie in die commissie niet zo vaak kwam opdagen. De flat, die volgens de plannen in Westeinde gebouwd moet worden, heeft een schitterend uitzicht over de vliegbasis. Niet dat dit mij enige zorgen baart, maar ik wil toch vragen of dit aspect bij de plannen voor de flat aan de orde is gekomen. Als dat niet het geval is geweest, dan kan dat wellicht moeilijkheden opleveren. De heer Rijpma (weth.): Ik moet zeggen dat ik mij een beetje verwonder over het standpunt van sommige raadsleden. Bij de interne procedure is grote zorgvuldigheid betracht door ook de leden van de Commissie voor Ruimtelijke Ordening in een vroeg stadium naar hun mening te vragen. Het verwon dert mij dan dat in een iets later stadium blijkt dat van de in de commissie uitgesproken standpunten bij enkelen niets meer over is. (Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: U weet dat ik niet bij die vergade ring aanwezig was.) Dat geldt inderdaad niet voor mevrouw Brandenburg, omdat zij toen niet aanwe zig was, maar zij heeft niet, zoals zij de vorige keer heeft gedaan, daarna gezegd dat zij ertegen was. Dat komt tegenwoordig ook voor. In alle gevallen en ook in dit geval is het zo dat de Commissie ex artikel 8 geraadpleegd wordt. In de stukken stond: "als bedoeld in artikel 8 van het besluit" enz. Het overleg is rechtstreeks gevoerd met de ingenieur der genie en met de regionaal inspecteur voor de volksgezondheid. Van bezwaren in de zin dat zij het niet eens waren met de voorgenomen bouw van de flat, is niet gebleken. Voor de vuist weg heb ik een paar mogelijkheden opgesomd. Mevrouw Brandenburg zegt dat deze wijziging zomaar uit de lucht is komen vallen en ergens is gedropt. Van de kant van hen die mede ver antwoordelijkheid dragen voor het volkshuisvestingsbeleid is de vraag op tafel gelegd of het niet moge lijk was om, gezien de behoefte aan kleine woningen, hier zo'n flat te realiseren. Op basis van het overleg dat ook intern is gevoerd, heeft men geprobeerd om tot een aanvaardbare oplossing voor dit kleine flatgebouw te komen. De heer De Beer: Ik wil nog even bij interruptie reageren op een onterechte opmerking van de wethouder. Ik heb een snor, maar van zo'n opmerking krijg ik zo langzamerhand ook een sik. Ik wil wel dat mijn reactie in de notulen wordt opgenomen. (De Voorzitter: De meeste interrupties worden ge notuleerd.) Prachtig. Het mondeling door de voorzitter aangevulde voorstel van b. en w. wordt bij handopsteken aan genomen met 23 tegen 13 stemmen. Punt 16 (bijlage no. 212). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. De Voorzitter: Ik stel voor de punten 17, 18 en 19 even aan te houden en voor de koffiepauze nog een aantal andere punten af te doen. Ik constateer dat de raad hiermee instemt. Punten 20, 21 en 22 (bijlagen nos. 196, 201 en 215). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. De Voorzitter: Ik stel voor ook punt 23 even aan te houden. Punten 24, 25 en 26 (bijlagen nos. 216, 214 en 195). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 27 (bijlage no. 194). Mevrouw Visscher—Bouwer: In het commentaar van een ambtenaar met betrekking tot dit punt las ik dat het noodzakelijk was het raadsbesluit mee op te sturen naar Den Haag, om financiële medewer-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 8