16
king van het rijk te verkrijgen. In het antwoord van het rijk staat dat zij bij uitzondering steun heb
ben verleend om vertraging te voorkomen. Daar mogen wij dan blij mee zijn, maar ik begrijp niet
dat dergelijke vergissingen worden gemaakt. Het is toch bekend aan de ambtenaren dat het raadsbe
sluit moet worden meegestuurd? Stel dat het rijk niet op deze wijze had gereageerd, dan had het
raadsbesluit hier misschien maanden gelegen.
De heer Eijgelaar (weth.): Dit is een strikt formele zaak en het verlenen van steun door het rijk
gebeurt altijd bij wijze van uitzondering. (Gelach)
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 28 (bijlage no. 220).
Mevrouw Visscher—Bouwer: Ook bij dit punt heb ik iets gelezen dat mij verbaasde. De mensen die
woningen in de Perkstraat/PijIsteeg zullen bouwen, hebben al eerder de opmerking gemaakt dat het
zo lang duurt voor de goedkeuring van het rijk voor de bouw afkomt. Pas daarna kan men immers de
eerste paal eens gaan slaan. In een ambtelijk stuk bij dit punt lees ik dat het uitblijven van de goed
keuring verband houdt met het feit dat de bouwvergunning nog niet was verleend. Op 28 december
van het vorig jaar is het plan door b. en w. al ingediend bij de minister van Volkshuisvesting en heeft
het college om goedkeuring verzocht. Het ambtelijk stuk werd op 17 maart geschreven. Ik denk dan
dat het mede omdat de bouwvergunning niet was verleend zo lang heeft geduurd. Daar verbaas ik mij
over. Ik dacht dat zulke plannen een hoge prioriteit hadden. Het moet toch eerst bekend zijn dat al
les oké is met de bouwvergunning? Anders dient men toch niet een panklaar plan in? Misschien is er
sprake van een communicatiestoornis, maar ik vind het toch wel heel jammer dat het zo moet lopen.
De heer Rijpma (weth.): Op basis van een voorbereidingsbesluit, dat voor deze gebieden aanwe
zig is, moet bij de hier aan de orde zijnde plannen een artikel 19-procedure worden gehanteerd. Dit
houdt in dat de bouwplannen eerst de vorm moeten hebben waarin zij ook gerealiseerd zullen worden
en dat pas dan de procedure ex artikel 19 en artikel 50 van de Woningwet kan worden gestart. De fi
nanciële medewerking wordt niet afgegeven dan nadat de bouwvergunning is verleend. Welnu, de door
mij genoemde procedure kwam ertussen en een eerdere mogelijkheid om de bouwvergunning af te ge
ven was er niet.
De heer Eijgelaar (weth.): Bovendien speelde het punt van het locatiesubsidie hierbij een rol.
Ook dit heeft vertragend gewerkt.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
De Voorzitter schorst, om 21 .00 uur, de vergadering voor de eerste pauze.
De Voorzitter heropent, om 21.30 uur, de vergadering.
De Voorzitter: Ik stel voor om tegelijk met punt 17 ook punt 17a te behandelen. Deze punten han
gen nauw met elkaar samen. De brief van de Stichting Sociale Woningbouw Prins Frederikkazerne van
7 rr.ei 1977 vormt mede onderwerp van discussie.
Punten 17 en 17a (bijlagen nos. 224 en 225).
De heer Buising: Aangezien de voorzitter het ordevoorstel reeds heeft gedaan om de punten 17 en
17a tegelijk te behandelen, is het voor mij onnodig om een verzoek hiertoe te doen. Ik kan dus met
een met de deur in huis vallen en u meedelen dat onze fractie het eens is met dat gedeelte van de
voorstellen van het college dat betrekking heeft op de aankoop van de Prins Frederikkazerne en wel
tegen de prijs die in bijlage 225 wordt genoemd. Tijdens de discussie in de fractie over dit deel van
de problematiek zijn wel vrij kritische opmerkingen gemaakt over het ad hoc-karakter dat de onder
handelingen met het rijk heeft gekenmerkt. Wel aankopen, maar alleen voor een gulden; dan weer
niet aankopen en later eventueel weer wel. Tenslotte verschijnt er in de raadsvergadering van 2 apr!
een voorstel van de meerderheid van het college om met de staat in onderhandeling te treden over de
aankoop van de kazerne Nu gebiedt de eerlijkheid te zeggen dat dit laatste mede het resultaat is ge
weest van aandrang uit onze fractie, die immers overtuigd is van enerzijds de woningnood in de cate-
17
gorie een- en tweepersoonshuishoudens en anderzijds de ruimtenood van bepaalde onderdelen van het
gemeentelijk apparaat.
De grote vraag is dus eigenlijk: moet de kazerne, wanneer de gemeente inderdaad eigenaar is ge
worden, een oplossing bieden voor het een of voor het ander of is er misschien de mogelijkheid om de
kazerne voor beide doeleinden te bestemmen? Wat ik op 2 april 1979 over deze zaak heb gezegd,
kwam erop neer dat aankoop zeker moest worden nagestreefd en dat daarna de raad zou moeten be
slissen over de bestemming, op grond en na overweging van de diverse belangen en vooral ook na af
weging van de diverse noden. Welnu, op grond van deze beide raadsbrieven is afweging praktisch on
mogelijk. Er wordt wel een voorstel gedaan, waarin de bestemming bij voorbaat wordt vastgelegd,
maar er wordt niet bij verteld waarom dat gebeurt. Daar hebt u dan het grote bezwaar dat het groot
ste deel van onze fractie heeft tegen de inhoud van de raadsbrief, namelijk eigenlijk het gebrek aan
inhoud.
Als uitgangspunt voor mijn verdere betoog neem ik nu even de bestemming van de Prins Frederik
kazerne tot kantoor. Volgens het voorstel van b. en w. komen de DSO en de GSD in de kazerne en
daardoor komen de infirmerie en het nieuwe kantoorgebouw aan het Vliet leeg. Over de ruimtenood
van de DSO op zich bestaat in onze fractie geen twijfel, integendeel. Wat gebeurt er echter met de
gebouwen die nu leeg komen? De raadsbrieven geven het antwoord op deze vraag niet. Desondanks
is het wel een belangrijke vraag, ook in het kader van de nota huisvesting bestuurlijk centrum. In de
ze nota wordt het ruimtegebrek in de toekomst al tamelijk breed uitgemeten. Indien de oplossing van
deze problematiek mede gevonden moet worden in een bepaalde dislocatie van het apparaat, welke
ro! kunnen deze gebouwen dan spelen? Het is maar even een zijstraat - althans nu nog -, maar het
komt wel op ons af.
Nu even de andere kant van de zaak. Als de DSO en de GSD in de kazerne worden gehuisvest,
dan kan daar niet worden gewoond. Er bestaan natuurlijk inhoudelijke bezwaren tegen een dergelij
ke woonbestemming van de kazerne. Daarover heb ik op 2 april ook al iets gezegd en die bezwaren
gelden nu nog. Een niet doorgaan van deze plannen betekent in ieder geval dat er in mindere mate
in de binnenstad gewoond kan worden. Bij een verantwoord afwegen zou zeker de vraag aan de or
de moeten komen in welke mate op kortere en langere termijn in de behoefte aan huisvesting voor de
groep van een- en tweepersoonshuishoudens wordt voorzien. Wat lees ik daarover in de raadsbrief? Ook
niets. Daar komt nog bij dat de woningbehoefte in de groep van de een- en tweepersoonshuishoudens
er voorlopig niet kleiner op zal worden, integendeel. Als het inderdaad zal lukken om een juridische
faculteit aan de universitaire vestiging toe te voegen, dan zullen wij allemaal staan te juichen, en
terecht. Het brengt immers het ideaal van een universiteit weer wat dichterbij. Als er dan vlucht op
de kooi komt, dan moet die kooi wel groot genoeg zijn om de hele vlucht te vangen. Om verantwoord
te kunnen afwegen, moeten wij weten welke precies de inhoudelijke bezwaren zijn tegen wonen in de
Prins Frederikkazerne en wat op kortere en langere termijn de mogelijkheden zijn om te voorzien in
de behoefte aan woonruimte van de een- en tweepersoonshuishoudens. Nu weten wij dat niet en daar
om kan het grootste gedeelte van onze fractie op dit moment niet instemmen met punt V van het ont-
werp-besluit van bijlage no. 225. Tevens wil een deel van onze fractie het haalbaarheidsonderzoek
inzake wonen in de kazerne wel zien uitgevoerd. Een andere mogelijkheid - ik doelde daar zonet al
even op - is een combinatie van kantoren - waarbij dan in de eerste plaats aan de DSO wordt ge
dacht - en wonen. Tenslotte zouden, alvorens er verantwoord over de bestemming kan worden beslist,
de argumenten op tafel moeten komen die het college ertoe hebben bewogen de raad voor te stellen
nu al de bestemming tot kantoorgebouw vast te leggen.
Samengevat, ik heb enkele vragen: Hoe denkt het college over het alsnog doen instellen van het
haalbaarheidsonderzoek inzake wonen in de kazerne? Hoe denkt het college over het doen onderzoe
ken van een mogelijkheid van een gecombineerde bestemming, dus kantoor plus wonen? Kan het col
lege de raad op de hoogte stellen van de argumenten die het college heeft om nu al de kazerne de be
stemming tot kantoor te geven? Kan het college nu, of misschien in een later stadium, de raad een
overzicht verstrekken van de momenteel aanwezige concrete mogelijkheden om te voorzien in de wo
ningbehoefte bij de categorie een- en tweepersoonshuishoudens? Dit is wat ik in eerste instantie aan
het college wilde vragen.
De hear Miedema: De kazerne. Jo kinne der hast in boekdiel oer skriuwe, mar it wurdt stees slim
mer hwat fierder as jo komme. De swierrichheden nimme ta, jo tinke dat jo der binne en dan stelt de
foarsitter fan de PvdA-fraksje in soadtsje fragen hwertroch jo noch fierder fan hus binne. As gemeente
- litte wy us dêrta bipale, hwant as sadanich sitte wy hjir - binne wy al in pear jier dwaende oer dy
kazerne. Noch mar inkele moannen forlyn sieten wy op in bod fan ien goune en in skoftsje letter sie-
ten wy al op in bod fan 1,2 miljoen. As dit sa trochgiet, dan wurdt it al tiid dat wy hannel dogge,
hwant oars bliuwe wy nergens.