21
20
contactmogelijkheden voor ouders onderling zijn grote voordelen van de decentrale opvang. Wij hopen
dan ook dat fasegewijs gedecentraliseerde voorzieningen in verschillende buurten zullen kunnen ontstaan.
Een vraag die ik in dit verband wil stellen betreft de wijk Bilgaard. Nu de ouders van Bilgaard al ver ge
vorderd zijn met de ontwikkeling van een kinderdagverblijf in hun wijk - toezegging voor huisvestings
kosten voor het eerste jaar, toezegging voor inrichtingskosten - is mijn vraag: Zou het college een ter
mijn kunnen noemen waarbinnen met de decentralisatie kan worden begonnen, niet alleen in Bilgaard
maar ook in andere wijken?
Dan is er nog de kwestie: gemeentelijk of regionaal. De conclusie van het college: een gemeen
telijke voorziening met een regionale functie, onderschrijven wij. Ook kinderen van buiten Leeuwar
den moeten onzes inziens geplaatst kunnen worden. Dat Leeuwarden voor die kosten blijft opdraaien
is inderdaad onredelijk. Ik heb er alle vertrouwen in dat de wethouder vanuit zijn visie het belang
var, een kinderdagverblijf bij de betreffende gemeenten zal aankaarten en zal proberen te bewerkstel
ligen dat de betreffende gemeenten ook gaan betalen. Wat ik mij wel afvraag, is of een iets langere
overgangsregeling gewenst zou zijn. Nu is er een kans dat ouders, wier gemeente niet betaalt, voor
een voldongen feit komen te staan. Als men een kind heeft dat naast het Kinderdagverblijf ook een
van de binnenstadsscholen bezoekt, dan zou dat betekenen dat het halverwege het schooljaar moet
opstappen. Dit lijkt mij niet erg in het belang van het kind. Hoe stelt de wethouder zich die gevallen
voor?
Dan komen wij bij de financiële consequenties. Voorgesteld wordt om het bedrag tot 85.000,
te verhogen, althans voor het jaar 1980. Bij de uitgangspunten die wij vanavond vaststellen - althans
wanneer ze worden aangenomen - vragen wij ons het volgende af. Hoe ziet u kans om met een verho
ging van 15.000,plus eventueel nog 15.000,van naburige gemeenten het bestaande Kinder
dagverblijf te verbeteren dan wel een ander pand te laten betrekken en van dat bedrag ook nog eens
een aanzet tot decentralisatie te geven? Ik ben benieuwd naar het antwoord. Het is ook de vraag of
daarmee de bestaande wachtlijst aanzienlijk kan worden teruggebracht, hetgeen toch de bedoeling
moet zijn van de beleidsuitspraak dat het een algemene voorziening moet worden.
Tot slot wil ik niet onvermeld laten dat wij zeker ook zullen moeten zoeken naar andere mogelijk
heden voor kinderopvang. Ik lees uit de raadsbrief dat het werkverband alleen het functioneren van
kinderdagverblijven zal onderzoeken. Ik vraag mij af of ook andere mogelijkheden zullen worden on
derzoent. Ik denk dan aan een samenwerking met onderwijs en sociaal-culturele voorzieningen.
Mevrouw Zondag—Demes: Veertien dagen geleden ben ik in het Kinderdagverblijf geweest. Ik werd
daar door de directrice rondgeleid op een tijdstip dat er praktisch geen kinderen binnen waren. De
kleintjes speelden buiten in de zandbak, de kleuters en de grootste kinderen waren naar school. Wij
konden dus vrij door alle ruimten lopen.
Ik begin hiermee, omdat ik eerlijkheidshalve moet zeggen dat ik nogal erg geschrokken ben. Er
zullen in deze accommodatie veel veranderingen, liever gezegd verbeteringen, aangebracht moeten
worden, wil het Kinderdagverblijf optimaal kunnen functioneren. Er is een veel te grote ruimte, die
men veel liever in tweeën gedeeld zou zien, er zijn slechte houten vloeren, er is geen aparte slaap-
ruimte voor de kleintjes, er is onvoldoende sanitair, en zo kan ik wel doorgaan. Ik vind de outillage
en de accommodatie belabberd. Dat ook nog de Muziek Pedagogische Akademie in hetzelfde gebouw
gehuisvest is, is voor beide instellingen op zijn zachtst uitgedrukt een zeer vervelende zaak. Studen
ten aan de MPA kunnen nu eenmaal niet geluidloos studeren en medewerkers en medewerksters in het
Kinderdagverblijf moeten toch vrij zijn in het bepalen van de rusturen van de kleintjes zonder reke
ning te moeten houden met geluidsoverlast. Zij ondervinden, momenteel speciaal op woensdag heb ik
begrepen, overlast, wanneer boven hun hoofd een ensemble bezig is om tot een perfecte vertolking
van hun opdracht te komen. Ik vraag u dan ook met klem alles in het werk te stellen om met spoed de
ze situatie te verbeteren, opdat de kinderen zich daar gelukkig voelen - het is immers een dagverblijf
voor kinderen! - en de medewerkers en medewerksters er met plezier kunnen werken. Aan welke con
crete maatregelen denkt de wethouder om op zeer korte termijn aan deze onmogelijke toestand een eind
te maken?
Om tot een oordeel te kunnen komen over het eerste punt in de raadsbrief, denken wij als CDA-
fractie, dat wij een duidelijk onderscheid moeten maken tussen de opvang van baby's/peuters/kleuters
en schoolgaande kinderen van 6 tot 12 jaar. Voor de eerste categorie is gezien de jonge leeftijd een
opvang voor de gehele dag noodzakelijk. Voor de schoolgaande kinderen van 6 tot 12 jaar is het Kinder
dagverblijf voornamelijk een opvang voor tussen de middag en na schooltijd tot 5 uur. Wij vragen ons in alle
ernst af of er in veel gevallen voor deze laatste groep ook een andere oplossing te vinden is. Wij denken
hierbij met name aan het vrijwilligerswerk en eventueel aan opvang in buurthuizen of wijkaccommoda-
ties, nu en in de toekomst. Graag zou ik ook hierop een antwoord van de wethouder willen hebben.
In de Vrouwenraad Leeuwarden, waarbij op 31 december 1978 53 grote en kleinere verenigingen
waren aangesloten, stelt men zich momenteel de volgende vraag. Wanneer ouders willen studeren of
vrijwillig - dus met klem gezegd niet door omstandigheden genoodzaakt, welke die dan ook mogen
zijn - een parttime baan nemen, is het dan niet reëel dat zij zelf vooraf een opvang voor hun kinde
ren regelen? Het moet toch mogelijk zijn dit in bepaalde gevallen te realiseren, zonder dat hiervoor
grote bedragen uit de algemene middelen van de gemeente nodig zijn? Vindt de wethouder het verant
woord gemeenschapsgeld te gebruiken voor opvang van kinderen als daarvoor ook nog andere oplossin
gen te vinden zijn? Het is onzes inziens toch wel echt de moeite waard de mogelijkheid te onderzoe
ken, eventueel in samenwerking met het werkverband, om bepaalde kinderen particulier op te vangen,
bij voorbeeld in gastgezinnen, tegen een bepaalde vergoeding. Wat denkt de wethouder hiervan? Ik
breng dit ter sprake om drie redenen. Ten eerste, de financiële middelen en de huidige beschikbare
ruimte in het Kinderdagverblijf zouden dan optimaal benut kunnen worden voor die kinderen die op dit
moment de gehele dag gebruik moeten maken van het verblijf. Ten tweede, misschien zou de wacht
lijst kleiner worden. Ten derde, het zou toch economischer zijn voor de ouders en de gemeente. Komt
het ook de wethouder prima van pas om binnen het gegeven financiële kader te werken?
Er zitten 72 kinderen in het Kinderdagverblijf. De helft daarvan is van alleenstaande ouders. Wij
vinden dat deze mensen en anderen, voor wie het Kinderdagverblijf uitkomst brengt in hun nood, voor
rang moeten blijven houden. Uit de rijksbijdrageregeling blijkt wel duidelijk dat de gemeente de cri
teria zal moeten stellen. Landelijk is dit niet te doen. U stelt wel een algemene voorziening voor - dus
toegankelijk voor iedereen -, maar ook u gebruikt een paar regels verder al de woorden "toelatingsbe
leid" en "criteria". Welke criteria denkt de wethouder ten opzichte van het werkverband te geven?
Onze fractie is unaniem van mening dat de verantwoordelijkheid ten opzichte van kinderen, levend
in een normaal gezin, thuishoort bij de ouders. De maatschappij verandert snel, zeer snel. Dat weten
wij allemaal. Maar de verantwoordelijkheid waar ik over sprak en die vrijwillig is aangegaan, kan
men onzes inziens niet afschuiven op de gemeenschap. Eerlijk, ik heb respect voor die vrouwen die
afgebroken studies - om maar een voorbeeld te noemen - weer opnemen en zelfs voltooien. Wij vinden
ook dat groepen vrouwen, als zij menen dat zij in opleiding achter gebleven zijn bij hun mannelijke
leeftijdsgenoten, daar èn voor zich zelf èn voor hun omgeving iets aan moeten doen, bij voorbeeld
middels moeder-mavo, avondonderwijs enz. Ook vinden wij dat een vrouw net als een man recht heeft
op een baan, zo die er is. Maar dat moet niet ten koste van de kinderen en van het gezin gaan, waar
voor zij vrijwillig hebben gekozen. Ook het kind heeft zijn rechten. Het kind heeft namelijk recht op
de liefde en de geborgenheid van dat normale gezin, ledereen kan en moet dit alles natuurlijk voor
zich ze'f uitmaken, ik hoor aan het geroezemoes dat niet iedereen onze mening deelt. Men moer er
echter wel rekening mee houden dat men anders gaat profiteren van de algemene middelen van de ge
meente, en dat gaat ons te ver.
Ook wil ik aan de wethouder vragen of hij het met mij eens is dat de hoogste financiële ouderbij
drage van 255,per maand eigenlijk een onbillijke zaak is. Of men nu als ouder alieen of samen
2.300,-- of 3.500,— per maand verdient, de ouderbijdrage blijft, dacht ik, momenteel hetzelf
de. Is er misschien al iets concreets bekend over de toekomstige plannen?
Wat punt 2 van de raadsbrief betreft, wij zijn het met de argumenten voor een gedecentraliseer
de opzet eens, met dien verstande dat wij kiezen voor een optimale centrale voorziening met bij voor
beeld dependances. Een decentrale opzet kan wel verschillende vormen hebben. Aan welke vormen denkt
de wethouder? In iedere wijk een kinderdagverblijf? Hoe denkt de wethouder dan de personeelsbezet
ting financieel op te lossen? Zou bovendien een kinderdagverblijf in iedere wijk in de toekomst ook
behoeftescheppend gaan werken?
Wat punt 3 van de raadsbrief betreft, het moet een gemeentelijke voorziening zijn met naar onze
mening een regionale functie, als de betreffende gemeenten gaan meebetalen. Deze voorwaarde voor
plaatsing gaat in de raadsbrief in op 1 januari 1980. Welke gevolgen zal dit hebben voor de uit ande
re gemeenten komende kinderen die momenteel in het Kinderdagverblijf vertoeven? Het zijn er meen
ik 15.
Tenslotte vat ik alles samen in een motie. Deze motie geeft naar onze mening een veel meer uit
gewerkte opdracht aan het werkverband dan in het raadsvoorstel gebeurt. Hierdoor zal naar ons inzicht
het te zijner tijd door deze raad vast te stellen plan beter voldoen aan de door deze raad gestelde ei
sen. De motie is mede-ondertekend door de heer Heere en luidt als volgt:
"De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op dinsdag 5 juni 1979, beraadslagend
over raadsvoorstel bijlage no. 255, beleidsuitgangspunten ten behoeve van het plan en programma in
het kader van de Rijksbijdrageregeling Kinderdagverblijven, gelet op het voorstel van b. en w. van
23 mei 1979, gehoord de discussies, besluit:
I. dat bij het opstellen van het plan 1980-1984 en het program 1980 in het kader van de Rijksbijdrage
regeling Kinderdagverblijven de volgende beleidsuitgangspunten en randvoorwaarden zullen gelden: