21 20 De heer Geerts: Ik heb de indruk dat hoe luider de wethouder spreekt hoe hoger het bedrag wordt dat een en ander inderdaad waard is. Hij is nu met een bedrag gekomen van een miljoen. Dit is dan geba seerd op zoveel vierkante meter glasopslag en dat soort grappen. Op geen enkele wijze is aangetoond dat het bedrag van een miljoen gulden wel een bepaalde basis heeft. Dat is niet gebeurd in de Commis sie voor het Grondbedrijf en het is nu evenmin gebeurd. Het is alleen maar een luid opgezegde verkla ring van de wethouder. Ik vind dat een ondermaatse wijze van verdedigen van een standpunt. Ik vind ook de wijze, waarop de raad de zwarte piet wordt toegespeeld, ondermaats. De wethouder doet het voorkomen alsof het college alles voor de wijk wil doen, maar dat de raadsleden zo vervelend zijn dat zij het geld er niet voor over hebben. Als men in een stadsvernieuwingsproces bezig is, dan moet men inderdaad de gronden die men nodig heeft verwerven. Dat moet men echter doen tegen de juiste waar de van de grond; men moet niet te veel betalen. Op die manier verspeelt men immers zijn concurren tiepositie op een gruwelijke manier. Men moet het zeker niet doen, als men andere mensen anders heeft behandeld. Dat heb ik bedoeld met de kwalificatie moreel verwerpelijk. Iedereen moet een gelijke be handeling hebben. Wij hebben gemillimeterd als het ging om aankoop van kleine huisjes. Hier gaat het om een grote aankoop en dan schiet de prijs ineens omhoog. Wij stappen bij voorbeeld over een erkend bedrag van twee ton heen alsof het niets is. Ik vind dit een wijze van verdedigen, die alleen maar be oogt om gelijk te krijgen. Ik vind ook dat het college had moeten zien dat hier te veel wordt betaald. Daaruit had de conclusie moeten worden getrokken dat dit voorstel nooit naar de raad had gemogen. Het college heeft namelijk de verantwoordelijkheid om reële voorstellen aan de raad voor te leggen en geen voorstellen, die elke basis voor een reële beslissing missen. Ik heb de term "onbehoorlijk bestuur" zonet niet gebruikt, maar na deze verdediging gehoord te hebben heb ik de neiging om deze term wel te gebruiken. Ik heb geen enkel nieuw argument gehoord dat enigszins zinnig was. Ik sta op hetzelfde standpunt als ik in eerste instantie heb verwoord en verklaar mij dan ook volledig tegen het voorstel van het col lege De heer Pruiksma: Temperatuur en stemvolume zijn recht evenredig. Nog even en het gebruik van de apparatuur is kapitaalvernietiging. Ik wil nog graag ingaan op een opmerking die de heer Geerts bij wijze van interruptie heeft ge maakt, toen de heer Van der Wal aan het woord was. De heer Geerts noemde, mijns inziens wat te vlot, het feit dat wij zes ton te veel zouden betalen. Dat hangt helemaal af van de benadering en de bere kening die men volgt. Op zich ben ik het met die zes ton niet eens. Ik hoef daarvoor niet zo ver te zoeken. Persbericht 821 van het Landbouw Economisch Instituut geeft een heel overzicht van de ren tabiliteit en financiering van de groenteelt in het jaar 1976, die betrekking heeft op de oogst 1976/1977. In een wat wankele poging om cijfermatig iets tegenover het betoog van de heer Geerts te kunnen stel len, heb ik een rentabiiiteitsberekening opgezet in de zin van een gemiddelde rentabiliteit wat het ge middeld geïnvesteerd vermogen in deze sector betreft. Welnu, dan blijkt dat het ondernemersloon in de zin van ondernemersoverschot plus de vergoeding voor verrichte handenarbeid 51 .640,op basis van 1976 bedraagt. Dit gekapitaliseerd naar deze tijd maal 1,5 tot de macht twee geeft ruim 56.000, Dit bedrag moet worden vermenigvuldigd met drie, omdat wij over een bedrijf spreken waar drie mensen hun brood moeten verdienen. Hieruit volgt een gerealiseerde winstcapaciteit volgens de cijfers van het Landbouw Economisch Instituut van ongeveer 147.800, Het gemiddeld geïnvesteerd vermogen be droeg ongeveer 3^ ton, de rentabiliteit kan dus worden uitgedrukt in een percentage van het geïnves teerd vermogen, zijnde 48,8%. Als men de normale rentabiliteit stelt op 12,8% bij wijze van afron ding, dan zit men met een over-rentabiIiteit van 36%. Dit betekent dat de overwaarde op zich 36 ge deeld door 12,8 maal 3? ton bedraagt, wat als uitkomst geeft ƒ984.000, Ik heb de grondwaarde dan nog niet in deze berekening meegenomen. Ik heb alleen de overwaarde berekend. Deze uitkomst was mij zelf eigenlijk een beetje te grijs en daarom ben ik verder gaan zoeken naar wat nu in feite de waardebepaling in geval van onteigening is. Die berekening kwam nog wat hoger uit en dus heb ik die niet helemaal afgemaakt. Zo zonder meer spreken over zes ton te veel, daarvan zeg ik dat dat er maar van afhangt. Het is namelijk maar net welke berekening men aanhangt. De enige voor de hand liggende berekening is naar mijn gevoel hetzij de rentabiiiteitsberekening, zoals ik u die net heb gegeven, hetzij een berekening op basis van onteigening, hoewel die situatie zich niet voor doet, want wij hebben doodgewoon geen bestemmingsplan. Dit wilde ik de heer Geerts nog wel even zeggen Men kan nu heel lang rekenen, men kan ook doelredeneringen gaan volgen, maar hoe het ook zij, de prijs blijft, hoe men het ook bekijkt, aan de hoge kant. De heer Geerts heeft natuurlijk gelijk, als hij zegt dat dit soort prijzen niet geacht mogen worden in de toekomst projectontwikkelaars af te schrik ken. Ik wil in dit kader wel voor één ding waarschuwen. Als onterecht gedrag van een projectontwik kelaar - gesteld dat het onterecht zou zijn, want ik heb van de heer Geerts begrepen dat hij het min of meer onmaatschappelijk vindt (De heer Geerts: Nee, dat heb ik zeker niet gezegd.) Akkoord, dan vond hij de manier waarop in gemeentelijke omstandigheden de prijs wordt opgedreven ongewenst. In die zin ben ik het met hem eens, maar dan nog kan men, als zich zoiets voordoet, het college niet ver wijten dat het op enig punt probeert beleid te voeren Ik heb uit het collegevoorstel begrepen dat het een eenstemmig voorstel is en dan is er sprake van'collegebeleid. Wij moeten dan even terug naar 25 juni 1978, toen de plannen voor de stadsvernieuwing werden behandeld. Destijds is het nodige optimisme geventileerd. Wij hebben dat gehonoreerd en daarom denk ik dat wij ook op die weg voort moeten gaan. In dat verband een opmerking over iets dat de heer Geerts heeft gezegd. Hij zei namelijk dat men ook in de sfeer van de stadsvernieuwing bovengronds veel geld moet investeren en niet ondergronds. Voor men aan die bovengrondse investering toe is, zal men eerst een stukje ondergrond moeten hebben, omdat men anders aan die inrichting van de plannen in het geheel niet toekomt. Wij praten dus in feite, constateer ik nu, over heel verschillende bedragen, maar ik hoop te hebben aangetoond dat ik mijn be toog toch enigszins cijfermatig heb onderbouwd. Ik weet best dat de heren, als dit doorgaat, gezamen lijk miljonair worden, althans op papier, maar ik neem aan dat de inspecteur van belastingen hun in dat gezelschap hartelijk welkom zal heten. Het moet mij toch van het hart dat het doen van dit voorstel na tuurlijk van enige politieke moed getuigt, want het zijn vette prijzen, daar zijn wij het allemaal over eens. Ik wil nog even ingaan op datgene wat de heer Rijpma heeft gezegd. Het is waar dat een snelle be handeling inderdaad noodzakelijk was, gezien de hele toedracht van de affaire en gezien de samenhang met andere kwesties, naar ik nu heb begrepen. Ik ben het dan met de wethouder eens dat het niet aan de orde stellen inderdaad in principe het verzuim van een kans zou zijn. Wij hadden in eerste instantie de nodige aarzeling. Die aarzeling hebben wij in feite toch nog wel een beetje. Niettemin, nu er ken nelijk geen alternatief aanwezig is om in deze buurt de belofte, die wij aan het papier hebben toever trouwd, enigszins te honoreren, is mijn fractie na enig intern overleg toch van mening dat wij met de ze opzet, ondanks de stevige prijs - niemand zal het ontkennen -, akkoord willen gaan. In dat verband wil ik wel graag de toezegging hebben dat, mocht deze affaire zijn beslag krijgen, de plannen in het kader van de stadsvernieuwing op dit punt de nodige voorrang krijgen. Anders zou men, gezien de hoog te van de prijs, een zeer groot renteverlies krijgen, dat men uiteindelijk weer aan die grond moet gaan toerekenen. Daardoor wordt het verhaal in feite nog duurder dan nu al is gezegd. De wethouder heeft terecht opgemerkt dat op dit stuk van zaken alle facetten door de raad moeten worden afgewogen. Nu zonder aankoop van deze stukken bedrijfsgrond, zoals de wethouder terecht me moreerde, de stadsvernieuwing in dit gebied jaren achterop zou raken - vijf tien jaar volgens de wet houder -, menen wij toch met het voorstel van het college akkoord te moeten gaan, zij het met enige financiële tegenzin. De heer Bijkersma: De heer Geerts is erg emotioneel ingegaan op het antwoord van de wethouder. De heer Pruiksma heeft middels een cijferkundige reeks proberen waar te maken wat hij aan het einde van zijn betoog heeft geconcludeerd. Die cijferkundige benadering zal op zich ongetwijfeld juist zijn. Het maakt het natuurlijk wel bijzonder ondoorzichtig. Dit op zo korte termijn naar voren gebrachte cijfermatige gedoe kan moeilijk als basis voor deze aankoop worden beschouwd. Daar wil ik niet in meegaan. (De heer Pruiksma: Ik heb gereageerd op de opmerking van de heer Geerts over die zes ton te veel. Ik heb alleen mijn huiswerk even nagekeken dat ik van tevoren had gedaan.) (De heer Geerts: U hebt allerlei uitgangspunten over bij voorbeeld inkomens gehanteerd die helemaal uit de lucht zijn gegrepen. Het is wel ingewikkeld maar het stelt niks voor.) Als de heren uitgesproken zijn, kan ik misschien doorgaan. De wethouder heeft in zijn antwoord gezegd dat zaken soms snel aan de orde komen, omdat hét anders niet meer nodig is. Dat ben ik wel met hem eens. De bedragen in deze raadsbrief veroorzaken dat men er toch wel wat langer over moet nadenken dan bij een snelle methode het geval zou moeten zijn. In dit geval spreekt ons die snelle me thode niet aan, omdat het om bedragen gaat die opgebracht moeten worden door alle inwoners van de gemeente. De wethouder is niet ingegaan op de repercussies die een en ander in de toekomst zal hebben. Als men hier eenmaal ja tegen heeft gezegd, dan moet men later een zig-zag-koers varen om de begroting sluitend te houden. Ik dacht niet dat dit mogelijk zal moeten zijn. De wethouder is ook niet ingegaan op de vrees die ik heb ten aanzien van een ander terrein in de buurt van Triotel in het verlengde van de Oostergoweg. Daar worden bedragen geboden die in de verste verte niet in vergelijking kunnen staan met het bedrag van 48,92 per vierkante meter die voor deze grond wordt betaald. Kortom, de gevaren voor de gemeente Leeuwarden zijn onzes inziens te groot om met deze raads brief in te kunnen stemmen. Ik ben het wel met de wethouder eens dat dit een belang is dat duidelijk

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 11