10 getroffen, die zodanig zijn gesitueerd dat de inrij-richting naar de jachthaven anders is. Daardoor zal het met gemakkelijk zijn om onze parkeerplaatsen te gebruiken ten behoeve van de jachthaven. Mevrouw Visscher-Bouwer: Ik hoop dat de parkeercapaciteit daar voldoende is. De sportvelden lig gen evenwel aan de westkant van de oosttangent. Wij hebben het nu over een gebied aan de oostkant van de oosttangent. Er is een strook grond tussen de jachthaven en de oosttangent. Daar hebben wij het over. Mijn vraag was dus: bent u er zeker van dat de parkeergelegenheid voldoende is? Waarom ver kopen wij niet ook nog een strook aan de oostkant van de oosttangent aan de firma? (De heer Rijpma (weth.): Ik heb u gezegd dat de parkeernorm 1 parkeerplaats op 2 boten is, zoals landelijk gebruike lijk is.) Mevrouw De Jong: Ik ben erg blij van de wethouder te hebben gehoord dat primair wordt gedacht aan sanering. Dit verandert mijn standpunt in deze namelijk welIk heb een en ander niet zo uit de raadsbrief kunnen opmaken. Ik zou wel graag willen weten aan welke vaarten en kanalen bij sanering wordt gedacht. De heer De Vries (weth.): De sanering op zich is een zaak van provinciaal beleid. De wilde lig plaatsen komen overwegend in provinciale wateren voor. Wij zullen een samenspel moeten maken om ervoor te zorgen dat boten, die in Leeuwarden thuishoren, onderdak kunnen vinden in deze lighaven. (Mevrouw De Jong: Is er dan helemaal geen berekening gemaakt van het aantal schepen? Er wordt ge sproken over een aantal van 360 ligplaatsen. Is er in het buitengebied van Leeuwarden niet een taxa- iie gemaakt van het benodigde aantal ligplaatsen?) De Voorzitter: Dit slaat niet alleen op het buitengebied van Leeuwarden, het slaat op heel Fries land. De heer Rijpma (weth.): Wij zitten als collega's op het ogenblik op hetzelfde terrein wat te gras duinen. In het kader van de planologische bestemmingen van het terrein heb ik gezegd dat er een stu die wordt gemaakt. Die studie is afgerond en daaruit blijkt dat in het gebied, grenzend aan de gemeen te Leeuwarden - dus ook Tietjerksteradeel en een deel van Idaarderadeel -, het aantal ligplaatsen in het vrije veld enkele honderden bedraagt. Dit aantal gaat ver uit boven het aantal dat in deze haven een plek zal kunnen vinden. Daarbij is het natuurlijk de vraag of alle Leeuwarders, die met hun boten in Idaarderadeel liggen, door deze gemeente of door provinciale verorderingen gedwongen kunnen wor den om in Leeuwarden een ligplaats te zoeken. Er moet een intergemeentelijk beleid zijn, waarbij de provincie volgens haar verordening de eerste initiatiefneemster zal moeten zijn. Het gaat om vele hon derden ligplaatsen. (Mevrouw De Jong: Ik ben tevreden met dit antwoord.) Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punten 10 en 11 (bijlagen nos. 388 en 379). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 12 (bijlage no. 385). De heer Bijkersma: De wijziging van de Bouwverordening is in de Commissie Openbare Werken aan de orde geweest. Ik zou graag over één artikel nog iets willen zeggen en wel over artikel 47 dat ge noemd wordt op bladzijde 19. In dit artikel staat onder 11.2: "Vrijstelling kan worden verleend van het bepaalde in lid 1 enz. Het gaat hier om het hebben van antennes buiten een woning of een woongebouw, indien naar een woning of een wooneenheid centraal antenne-energie kan worden ge distribueerd. ledereen weet dat de satelliet-zenders in aantocht zijn. Hierover kan men natuurlijk ver schillend denken. Een feit is echter wel dat het krijgen van informatie, die men via een satelliet kan ontvangen, vrij moet zijn; dit is ook in internationale verdragen vastgelegd. Als wij nu in punt 11.2 van het bovengenoemde artikel lezen dat vrijstelling kan worden verleend, dan is dat ons toch een beetje te vrijblijvend. Het woordje "kan" houdt namelijk in dat vrijstelling ook niet kan worden ver leend. Naar mijn idee zou hier beter kunnen staan: "Vrijstelling zal worden verleend van het bepaal de in lid 1 Ik hoop dat u deze suggestie over wilt nemen. Zo niet, dan dien ik in tweede instan tie een motie in. De heer Van der Wal: Enige tijd geleden is het principe-besluit over de aanleg van het centraal- antennesysteem aan de orde geweest. Centraal-antennesysteem is trouwens een verkapte naam voor een nieuw signaal-distributiesysteem. Om het er in te krijgen is de naam centraal-antennesysteem gebruikt, maar binnenkort zal wel blijken dat het heel iets anders is. Op principiële gronden hebben wij toen tegen de aanleg van een dergelijk systeem gestemd. Wij vinden namelijk dat er vrij grote gevaren aan verbonden zijn wat betreft de privacy. Een onderdeel van de aanleg van dit systeem is dat de antennes van de daken verwijderd worden, hetgeen nu in de wijziging van de Bouwverordening geregeld wordt. Wij zijn dan ook tegen deze aanpassing van de Bouwverordening. De heer Bijkersma sprak al even over de satelliet-zenders. Binnen niet al te lange tijd zal zeer waarschijnlijk blijken dat ons centraal-anten- nesysteem overbodig is geworden en dat er toch weer antennes - parabool-antennes - op de daken of op zolder of waar dan ook aangebracht moeten worden. Het gevolg zou zijn dat erg veel investeringen voor niets zijn gedaan. Dat merkt de stichting dan echter wel; wij zijn daar in ieder geval niet schuldig aan. Wij zijn dus tegen het verbieden van het hebben van een antenne, zoals dat in de Bouwverordening wordt genoemd. Mevrouw De Jong: Ik wil mij graag aansluiten bij de laatste woorden van de heer Van der Wal. Ik vind het verbieden van het hebben van een antenne een ingreep waarmee geen recht wordt gedaan aan de burger De heer Rijpma (weth.): Artikel 47, punt II, begint met: "Artikel 358a wordt vernummerd tot arti kel 358 en wordt opnieuw vastgesteld als volgt." Er wordt slechts één wijziging aangebracht en wel in sub 2. Sub 1 staat namelijk al in de Bouwverordening. Er is nu gepoogd aanpassing te vinden ten behoe ve van iets waarvan ontdekt is dat het niet juist is. Dat is dus sub 2. Er zijn dus geen fundamentele wij zigingen in artikel 358 aangebracht. Wij hebben het raadsbesluit, waarover indertijd uitvoerig in de raad is gediscussieerd, gelaten zoals het was. Sub 2 betreft een omissie die in de loop van de tijd ge bleken is. Dat wordt nu geregeld. Er staat: "Vrijstelling kan worden verleend Naar de mening van de heer Bijkersma moet hier: "Vrijstelling zal worden verleend staan. Ik ben van mening dat hier in feite weinig of misschien zelfs geen verschil tussen bestaat. Het is namelijk gebruikelijk dat, wanneer aan planologische en mogelijk uit andere verordeningen voortvloeiende verplichtingen is vol daan, "kan" "zal" betekent. Als u zegt "zal worden verleend", dan betekent dit dat ook planologisch de zaak in orde moet zijn. Misschien kunnen er zelfs nog andere omstandigheden zijn die zich ertegen verzetten. Ik ben er geen voorstander van om van "kan" "zal" te maken. De Voorzitter: Dit is een beetje een moeilijk punt. De wethouder stelt dat kan en zal in be- paalde omstandigheden hetzelfde betekenen, maar dat klopt natuurlijk niet helemaal. "Zal" betekent dat vrijstelling moet worden gegeven. Als er "kan" staat, betekent dit dat men het nog ergens aan toetst en dat er nog geweigerd kan worden. Als er "zal" staat, dan betekent dit dat, als een van de twee in sub 2 genoemde punten zich voordoet, vrijstelling wordt gegeven. Als er kan staat, dan moet in ie der geval aan die punten worden voldaan. Een en ander kan dan nog aan eisen van welstand of iets der gelijks worden getoetst. Dat is dus het verschil. (De heer Pruiksma: "Kan" betekent: mag wel, hoeft niet.) Dat is wel duidelijk. Ik zou graag willen dat dit punt nog even met de juristen werd besproken. Als het alleen zou gaan om de punten die in dit artikel worden genoemd, dan moet er zal komen te staan. Als een en ander echter ook nog aan andere punten moet kunnen worden getoetst, dan moet het "kan" zijn. Ik stel het volgende voor. Als het zo is dat wij tot de conclusie komen dat alleen zal worden ge toetst aan de twee punten die in dit artikel staan, dan maken wij er zal van. Als dat niet zo is en er ook nog aan andere punten wordt getoetst, dan moet een en ander naar mijn idee nog maar eens worden besproken in de Commissie Openbare Werken. Dan zal doorgepraat moeten worden wat die andere pun ten zijn. Als er "zal" komt te staan, dan kan dit punt nu verder worden afgehandeld, want dan zijn er geen problemen. Als het "kan" moet zijn, dan moet dit punt nog even in de Commissie Openbare Wer ken worden besproken en wordt de beslissing hierover uitgesteld tot een volgende vergadering. Dat lijkt mij het verstandigst. (De heer Bijkersma: Uitstekend.) Het is dan dus zo dat, als wij tot de conclusie ko men dat niet aan andere punten wordt getoetst, er "zal" komt te staan. De raad heeft ons hiertoe bij deze dus gemachtigd. De heer Van der Wal: Ik wil wel de aantekening dat ik tegen de antennebepaling als geheel ben, als consequentie van de vorige beslissing. De Voorzitter: Ik breng nu het voorstel in stemming, met inachtneming van datgene wat ik zojuist heb gesteld. Ik constateer dat u allemaal akkoord gaat. (De heer Van der Wal: Nou?) De heer Van der Wal gaat dus ook akkoord.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 6