12
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de door
de voorzitter voorgestelde werkwijze met betrekking tot artikel XLVII, punt II sub 2.
Punt 13 (bijlage no. 393).
De Voorzitter: Op de eerste bladzijde van de raadsbrief in de op één na laatste alinea staat: "Moch
ten tegen het ter visie gelegde ontwerp-uitwerkingsplan bezwaren worden ingebracht, dan zullen wij
u daarvan onder toevoeging van ons commentaar door middel van een aanvullende raadsbrief op de hoog
te stellen." Ik kan u voor de goede orde meedelen dat er geen bezwaren zijn binnengekomen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 14 (bijlage no. 402).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 15 (bijlage no. 391).
De heer Geerts: Ik wil een kleine opmerking maken naar aanleiding van de brief van de Statenwerk-
groep PSP-Friesland inzake verspreide woonbebouwing in het landelijke gebied. Veel gemeenten vinden
dat de verspreide bebouwing weg moet, reden waarom die bebouwing wegbestemd wordt. Anderzijds
weet men dat dit financieel grote offers vraagt, zodat men die beslissing weer herroept. Dat gaat dan
via de overgangsbepalingen. De gemeente Leeuwarden is wat dit betreft erg ver gegaan. Er is gezegd:
de bebouwing is wel wegbestemd, maar er mag eenmalig worden uitgebreid en er mag ook nog een ga
rage of een berging bij worden gebouwd. Dit is natuurlijk een heel merkwaardige structuur. Men spreekt
via een bestemmingsplan uit dat het een ongewenste situatie is. Een bestemmingsplan is het enige plan
dat de burger bindt. Je zou dan zeggen dat het de overheid ook bindt om tot daden over te gaan. Er zou
dan een beleid, gericht op verwerving van die percelen, moeten worden gevoerd. Dat wordt echter niet
gedaan. Dat, wat het gevolg van het bestemmingsplan zou zijn, vangen wij op in de overgangsbepalin
gen, waaraan wij dan ook nog een zeer uitgebreide interpretatie geven. Ik vind dit een merkwaardige
manier van handelen. Ik weet dat deze discussie eigenlijk had moeten plaatsvinden toen dit bestemmings
plan aan de orde was. Ik vind dat de burger op deze manier niet goed weet waar hij aan toe is. Het punt
waar wij het zonet over hadden komt dan weer terug: ik vind dat vóór alles de overheid haar positie ten
opzichte van de burger duidelijk moet maken. Dat is hier niet het geval. Het kan zelfs voorkomen - in
andere gemeenten komt dit misschien meer voor dan hier - dat de panden, om reden dat ze wegbestemd
zijn, in waarde verminderen. Als dat het geval is, dan krijgt men te maken met schade in de sfeer van
planschade. De planschade wordt niet vergoed, want dan gaan de overgangsbepalingen werken. Ik vind
dat er eens een modus gevonden zou moeten worden om de bezwaren, die ik nu heb genoemd, op te van
gen.
De heer Rijpma (weth.): Ik dacht dat deze discussie moet plaatsvinden op het moment dat wij met
een herziening van het bestemmingsplan buitengebied komen. Er is namelijk een door de raad goedge
keurd bestemmingsplan. Ik denk dat deze herziening er binnen niet al te lange tijd zal komen. U weet
dat het bestemmingsplan door de Kroon is goedgekeurd, maar dat aan een aantal bepalingen de goed
keuring is onthouden en dat wij verplicht zijn om op termijn - ik meen een termijn van een jaar - te ko
men met een herziening daarvan. Bij die herziening zal moeten worden nagegaan of wij op deze wijze
de burger voldoende rechtszekerheid geven of dat het anders moet. Wanneer het anders moet, dan za:
het waarschijnlijk niet anders kunnen dan dat elk perceel in het buitengebied met naam en toenaam wordt
aangeduid, waarbij hoogte, diepte, breedte, dakhelling enz. exact worden genoemd. Als die aandui
ding zeer globaal gebeurt, dan betekent dit dat elke hut en elke woning in het landelijke gebied afge
broken en vervangen kan worden door een gebouw dat met de bestaande woning geen enkele gelijkenis
heeft. Ik dacht niet dat het de bedoeling van de raad was om een totale vernieuwing van de woningen
in het buitengebied op een zodanige wijze te bevorderen dat de herkenbaarheid van wat er staat niet
meer aanwezig is. De discussie hierover zal echter beter op een ander moment kunnen plaatsvinden.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
13
Punt 16 (bijlage no. 357).
Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Dit punt gaat over de reconstructie van het Wilhelminaplein en
omgeving. Na de tweede behandeling van deze reconstructie in de Commissie voor de Ruimtelijke Or
dening zijn ons veel dingen duidelijk geworden. Een en ander bleek overigens voor de deskundigen
vaak een keuze tussen twee niet optimale mogelijkheden. Er blijven echter nog een aantal kantteke
ningen te maken, die in hoofdzaak betrekking hebben op de gang van zaken rond deze reconstructie.
Wij zijn van mening dat het beter was geweest als sommige zaken meer in samenhang met elkaar
waren behandeld. Ik bedoel daarmee dat het plan, waarin het pleinafsluitend gebouw wordt meegeno
men, allicht de vormgeving van het plein had beïnvloed. Wij hebben eerder besloten om onder de Zui
derstraat een soort reservoir van regenwater te maken. Dit besluit over de regeling van onze waterhuis
houding is genomen los van de keuze met betrekking tot de ingang van de parkeerkelder, waardoor een
andere route via de Zuiderstraat niet meer mogelijk is. Het was onzes inziens beter geweest als dit al
les eerst met elkaar in verband was gebracht, waarna dan besluiten hadden kunnen worden genomen. De
doelstellingenfase van dit gedeelte van de stad hebben wij dus eigenlijk gemist. Deze twee dingen zijn
te veel uit elkaar getrokken.
Vervolgens een opmerking over de inrichting van het plein en de verkeersoplossingen. Deze ver-
keersoplossingen vatten wij niet op als iets dat niet meer voor verandering vatbaar is. Veranderingen
moeten mogelijk zijn, als zich eventueel over enkele jaren moeilijkheden voordoen. Het lijkt ons in
ieder geval aan te bevelen om daar wat de Zuiderstraat betreft alvast rekening mee te houden. Ik be
doel dan bovengronds, namelijk de oplossing van de heer Van der Wal. Hij stelde een extra aanvoer-
route voor vanuit de Tesselschadestraat.
Verder is bij de vaststelling van het Verkeersstructuur- en Uitwerkingsplan door de raad duidelijk
gezegd dat, als in de uitvoeringsfase mocht blijken dat bepaalde dingen beter anders zouden kunnen
worden geregeld, altijd een terugkoppeling kan plaatsvinden door de deskundigen en de dienst via
b. en w. naar de raad. Dit natuurlijk wel binnen de doelstellingen, die wij ons binnen het Verkeers
structuur- en Uitwerkingsplan hebben gesteld. Ik kreeg in de commissie een beetje het gevoel dat die
afspraak was vergeten. Men stond nogal erg op zijn stuk.
Voor het sluipverkeer in de richting van de Beurs is niet een afdoende oplossing aangedragen. Het
lijkt ons zinvol dat afgewacht wordt hoe het in de praktijk zal gaan.
In het vervolg zou ik graag zien dat in eerste instantie meer informatie aan de raad wordt gegeven,
zoals nu pas in tweede instantie is gegeven aan de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening.
De heer Van der Wal: Drie weken geleden heb ik al gezegd dat ik de reconstructie van dit stads
plein ronduit slecht vind. Ik zal mijn motivering voor deze mening niet herhalen. Het slechtst vind ik
nog de manier waarop deze hele zaak aan de raad is voorgelegd. Het gaat tenslotte om ons belangrijk
ste centrale plein. Onder dit plein wordt een parkeergarage gebouwd. Deze garage had niet onze in
stemming, maar goed, het was een besluit van de meerderheid van de raad. Dan moet zo'n plein wor
den ingericht in het kader van het Structuurplan voor de Binnenstad, naar men mag aannemen. Dit houdt
in de bevordering van het langzaam verkeer, het terugdringen van het snelverkeer, het voor voetgangers
en fietsers veiliger maken van de omgeving en het op een betere manier inrichten van het plein zodat
de gebruiksmogelijkheden ook zonder kermis, circus en weekmarkt worden verbeterd. Dit laatste is een
moeilijk stedebouwkundig probleem. Alle dingen, die ik heb genoemd, zijn eigenlijk helemaal niet
aan de orde geweest, althans niet in de raad en in de commissies van de raad. Het plan is in februari
bij de rondvraag, dus zonder dat het op de agenda stond, behandeld in de vergadering van de Commis
sie Openbare Werken. Ik kon niet bij die vergadering aanwezig zijn. Volgens de notulen van die ver
gadering is gesproken over de vraag of het dak van de parkeergarage wel sterk genoeg was om de ker
mis te dragen. Verder kwamen ook de straatstenen aan de orde; die kon men dan ook prompt bekijken.
Ook werd gesproken over de vraag of er nog bloembakken konden worden verplaatst. Meer werd niet
over het plan gezegd. Dat is ook logisch, als men op zo'n wijze met het plan wordt geconfronteerd.
In maart 1979 is het plan in de vergadering van de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening aan
de orde gesteld. Het grootste deel van de leden van deze commissie zag de tekening toen voor de eer
ste keer. Toevallig had ik de tekening die middag al op een secretarie-afdeling gezien. Op het eerste
gezicht komt men op betere oplossingen dan die volgens de tekening. Die oplossingen probeert men dan
in de besloten vergadering van de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening naar voren te brengen. Op
dat moment werkt de commissie dus als een adviescommissie van b. en w. Men veronderstelt dat het
plan nog eens wordt behandeld in een openbare zitting van deze commissie, die dan weer een raadsad-
viescommissie is. Dat is echter pas gebeurd, nadat de raad het voorstel had terugverwezen. Dan blijkt
dat er zo'n tijdnood is ontstaan dat er eigenlijk geen sprake kan zijn van het overwegen van betere