20
ning dat wij moeten proberen om die zorg voor de bejaarden hier in onze eigen stad, in onze eigen ge
meente, inhoud te geven en dat wij alles in het werk moeten stellen om te voorkomen dat bejaarden van
uit Leeuwarden naar elders moeten worden overgebracht om daar hun levensavond te slijten. Dit vloekt
met de realiteit. Dit mag niet en wij zullen daar met elkaar iets aan moeten doen. Het zal offers kos
ten, welnu, die offers zullen wij als gemeenschap op moeten brengen. Wij zijn onderhand zover dat
wij zien dat de opgestelde indicaties stuk voor stuk leiden tot een behoefteniveau waaraan wij op het
ogenblik niet kunnen voldoen. Wij zullen niets nalaten om bij de provincie op de deur te kloppen en
met de getallen in de nota's vervlochten aantonen dat men bij de planning, zoals men die voor ogen
heeft, een foutieve schaats rijdt. Ik ben u erkentelijk voor de steun die wij van u voor deze nota heb
ben gekregen. De nota komt morgenavond in de regioraad aan de orde. Ik heb het idee dat ook verte
genwoordigers van deze raad het woord over deze nota zullen voeren. Ik ben blij dat u dit op deze con
structieve wijze heeft gedaan. Wij zullen daar, waar het nodig is, blijven aandringen op een gewijzig
de versie van deze planningsnota.
Mevrouw Willemsma—de Jong: Ik heb niet een antwoord gekregen op mijn vraag over de verpleeg
huisvoorzieningen. Dit drukt weer de uitbreiding van de verzorgingshuizen. Misschien behoort dit tot
de portefeuille van een andere wethouder. De heer De Vries verexcuseert GS door te zeggen dat deze
nota een discussiestuk is. Op bladzijde 4 van dit discussiestuk staat echter wei: "De uitwerking van dit
model is de basis voor het beleid tot 1982 en is tevens een toetsingskader voor aanvragen van de verkla
ringen van geen bezwaar." Wij hebben dat destijds wel ervaren, toen wij voor De Hofwijck bezig wa
ren. Ik vermoed dat deze nota toch wel iets meer is dan een discussiestuk.
Mevrouw Visscher—Bouwer: Ik had één concrete vraag gesteld, namelijk deze. Zijn er al stappen
ondernomen om te komen tot de verwezenlijking van het aantal vereiste bejaardenwoningen? Hoe stelt
het college zich voor om dit op gang te brengen?
De Voorzitter: De heer De Pree zal de vraag over de verpleeghuizen voor zijn rekening nemen en
de heer Rijpma de vraag over de bejaardenwoningen.
De heer De Pree (weth.): Zoals u weet, is aan het ministerie indertijd een gezamenlijke aanvraag
voor het scheppen van vooral psycho-geriatrische bedden van De Hofwijck, Parkherstellingsoord en Trio-
tel gedaan. Het aantal bedden, dat voor die categorie mensen in Leeuwarden beschikbaar is, bedraagt
nog altijd nul. In het college van ziekenhuisvoorzieningen heeft men deze gezamenlijke aanvraag ge
splitst: De Hofwijck een ombouw tot verzorgingsbedden, het Parkherstellingsoord een bijbouwen van
psycho-geriatrische bedden. Op dat deel van de aanvraag is positief gereageerd. Men heeft de aanvraag
van Triotel voor het mogen bijbouwen van psycho-geriatrische bedden nog niet positief gewaardeerd. De
besturen van de drie verpleeghuizen zitten wat dit betreft op één lijn. Wij zijn blij met het positieve
advies wat het ene deel van de aanvraag betreft. De aanvraag van Triotel speelt nog. Wij hebben nog
enige hoop dat er niet sprake is van afstel, maar dat wij binnenkort het bericht krijgen dat ook daarover
een positief advies is uitgebracht. Of precies datgene, waar wij in de aanvraag om hebben gevraagd,
zal worden gehonoreerd, is punt twee. Op dat moment lijkt mij de tijd rijp om naar Den Haag te gaan
en daar de situatie in Leeuwarden uit te leggen. Mevrouw Willemsma heeft ten aanzien van het aantal
psycho-geriatrische bedden volkomen terecht opgemerkt dat het aantal bedden dat men niet heeft, di
rect gevolgen heeft voor de situatie in de verpleeghuizen en vervolgens op de situatie in de verzorgings
tehuizen. Wanneer wij o'p het aantal zouden komen dat nodig is, dan zou de druk iets van de ketel zijn.
De moeilijkheid is dat wij bij het hanteren van getallen iedere keer vastlopen ale men Leeuwarden niet
als Leeuwarden bekijkt maar als een deel van een groter gebied. Dan liggen de getallen inderdaad an
ders. Wethouder De Vries heeft ook al op dit moeilijke probleem gewezen. Het betekent immers in fei
te dat Leeuwarden bedden niet krijgt of zelfs moet inleveren, vanwege het simpele feit dat men in de
regio wat ruimer in het jasje zit. Dit is moeilijk te verteren. Wij zijn er echter zeker alert op.
De Voorzitter: Misschien kan wethouder Rijpma iets zeggen over de bouw van woningen voor bejaar
den.
De heer Rijpma (weth.): Ik kan er niet al te veel van zeggen. Ten opzichte van Camminghaburen
hebben wij een duidelijk volkshuisvestingsbeleid uitgestippeld. Dit gebeurt voor het eerst op deze wij
ze in een bestemmingsplan. In alle voorgaande bestemmingsplannen hebben wij min of meer ad hoe in
gespeeld op een veronderstelde behoefte. Op deze wijze zijn hier en daar in de nieuwe uitbreidingsge
bieden specifieke bejaardenwoningen gelocaliseerd. Wanneer wij naar de stadsvernieuwingsgebieden
21
kijken, dan ontbreekt daar naar mijn mening nog een duidelijk volkshuisvestingsbeleid. Wij laten op
het ogenblik binnen de vernieuwing van de stadswijken het gesprek over de vraag, welke woningen er
moeten komen en in welke richting de woningen gerenoveerd moeten worden, in grote mate over aan
de mensen die in dat betreffende gebied wonen, in een samenspraak met veelal de woningbouwcorpo
raties. Voor de nieuwbouw in de stadsvernieuwingswijken hebben wij een indicatie gegeven in welke
richting de bouw van kleine woningen zich moet bewegen, maar geen duidelijke aanwijzing voor de
vraag wie de bewoners zullen zijn van deze huizen voor de een- en tweepersoonshuishoudingen. Ik
denk dat het niet onverstandig is - ik gebruik dan een understatement - om bij de nota volkshuisves
ting, die voor 1980 op stapel staat, dit probleem ook eens wat verder te analyseren. Tot dusverre was
er steeds sprake van woningbouwnota's, die zich bij ons nooit hebben ontwikkeld tot volkshuisvestings
nota's. Ik neem aan dat dit niet zo'n eenvoudige zaak is en dat dit niet in één keer kan worden gereali
seerd, maar naar mijn mening is bij het beleid meer dan ooit behoefte om onze Nota woningbouwbeleid
te laten evolueren in de richting van een nota over het volkshuisvestingsbeleid. Dit betekent dat ook
van de zijde van degenen, die deskundig zijn op het gebied van de bejaardenhuisvesting, een inbreng
zal worden gevraagd, maar tevens dat er een inventarisatie zal moeten komen van de huidige en de
toekomstige bestemming van de woongebieden.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punten 18, 19 en 20 (bijlagen nos. 423, 431 en 411).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 21 (bijlage no. 413).
Mevrouw Zondag—Demes: Ik zou dit punt graag willen betrekken bij het volgende punt.
De Voorzitter: Gaat het om een procedure-kwestie? (Mevrouw Zondag—Demes: Inderdaad.) Ik ver
zoek u uw opmerking bij punt 22 te maken.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 22 (bijlage no. 420).
Mevrouw Zondag—Demes: Wij zijn verheugd over het feit dat de bouw van de toekomstige basisschool
in Wytgaard gestalte krijgt. De rijksinspecteur voor het kleuter- en lager onderwijs en de inspectie
Leeuwarden hebben het bouwplan inmiddels goedgekeurd. Dit voorop gesteld. Toch wil ik een opmer
king maken over deze raadsbrief en wel over de laatste zin: "Onder mededeling dat de Commissie voor
het Onderwijs gehoord zal worden, stellen wij u voor te besluiten overeenkomstig bijgevoegd ontwerp.
Vorige week heb ik naar aanleiding van punt 22, beschikbaar stellen van een krediet voor de nieuw
bouw van de r.k. lagere Sint-Gerardusschool in combinatie met de neutraal bijzondere school te Wyt
gaard, de afdeling Onderwijs gebeld om inlichtingen. Als antwoord kregen de commissieleden jongst
leden vrijdag, 5 oktober, een briefje in de bus - ik denk dat dit komt door mijn telefoontje -, waarin
onder meer het volgende wordt gesteld: "Door een samenloop van omstandigheden is het horen van de
Commissie Onderwijs achterwege gebleven, terwijl de tijd te kort is zulks alsnog te doen. Overeenkom
stig de gevolgde praktijk worden onderwerpen als deze schriftelijk aan deze commissie voorgelegd.
Over punt 21 staat in de notulen van de vergadering van de commissie van 13 september: "Het treffen
van voorzieningen ten bate van de afdeling voor zeer jeugdigen aan de Buitenschool is een formele aan
gelegenheid. Mijn vraag is deze. Wordt de Commissie Onderwijs bij dergelijke onderwerpen alleen
pro forma gehoord? Of kunnen wij beter zeggen dat de commissie wordt ingelicht voordat het onderwerp-
in de raad komt? Ik begrijp wel dat onderwerpen inzake het bijzonder onderwijs veel minder vaak wor
den behandeld in de Commissie Onderwijs dan die inzake het openbaar onderwijs, maar de laatste zin
van de raadsbrief behorende bij punt 22 werkt erg verwarrend. Zou de wethouder dit misschien kunnen
uitleggen?
De heer Schaafsma: Misschien maai ik het gras voor de voeten van de wethouder weg, maar als
voorzitter van de Raadsadviescommissie voor het Onderwijs voel ik mij enigszins aangesproken. In de
negen jaar dat ik hier als raadslid heb trachten te functioneren, heb ik ook al die tijd in de Commis
sie voor het Onderwijs gezeten. Zaken als genoemd onder de punten 21 en 22 van deze agenda zijn