22 inderdaad zaken die pro forma aan de commissie worden voorgelegd. Toen de heer Beuckens, al of niet na het telefoontje van mevrouw Zondag, heeft gereageerd door mij op te bellen, heb ik gezegd dat het altijd zo was gegaan en dat het mij het beste leek om de leden van de commissie per brief in te lichten. Als voorzitter van deze raadsadviescommissie heb ik de heer Beuckens dit groene licht gegeven. Vandaar dat ik graag de verantwoordelijkheid voor het schrijven van het briefje op mij wil nemen. Wat de wethouder zelf over de inhoudelijke kant hiervan heeft te verdedigen, is mijn zaak niet, maar ten aanzien van het functioneren van de raadsadviescommissie voel ik mij als voorzitter geroepen om in ie der geval de secretaris van de commissie in bescherming te nemen. De heer Ten Brug (weth.): Ik heb hier weinig aan toe te voegen. (Gelach) Ik zal het ook niet wa gen om mij op het terrein van de voorzitter van deze commissie te gaan bewegen. Ik wil echter toch dit nog zeggen. Mevrouw Zondag heeft zopas gezegd het wel te begrijpen dat het openbaar onderwijs vaker in de Commissie voor het Onderwijs aan de orde komt dan het bijzonder onderwijs. Als zij stelt dat het gemeentebestuur het bevoegd gezag van een openbare school is, dan is dat terecht. Wanneer er sprake is van een artikel 72-situatie en er mankeert niets aan, dan gaat het langs deze weg. Dat is een beetje "de wet op de kop", maar in de praktijk is het wel de beste manier. Wanneer een wei gering van medewerking wordt voorgesteld, dan gaan wij er met elkaar over praten. Tot nu toe heeft deze methode goed gewerkt. Alleen de zin in de raadsbrief bij punt 22 heeft enigszins verwarrend ge werkt, want die had er niet onder moeten staan. Daar is het college dan weer verantwoordelijk voor. De Voorzitter: Als het om dergelijke aangelegenheden gaat, hoeft de bewuste zin niet meer in de raadsbrief te worden gezet. Dan hoeft het briefje ook niet meer in de bus, heb ik begrepen. Zakelijk is iedereen het er over eens. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 23 (bijlage no. 424). De heer Geerts: Onze fractie kan zich wel vinden in de reactie van het college op het voorstel van GS tot gemeentelijke herindeling van Friesland. Ten aanzien van de Groene Ster is er sprake van een vreemde situatie. Het gebied is voornamelijk eigendom van de gemeente Leeuwarden en de uit voeringsplannen vallen dan ook onder de verantwoordelijkheid van de gemeente Leeuwarden. De pla nologische onderbouw moet echter worden geleverd door de gemeente Tietjerksterodeel. Tot nog toe is het altijd goed gegaan, maar discrepanties tussen deze twee plannen zijn haast wel te verwachten. Ik vrees dat die discrepanties er in de naaste toekomst ook zullen komen. Wat dat betreft is het een goede zaak dat planologie en uitvoeringsplannen in één hand komen. Aan de westkant van de stad krijgen wij een mogelijkheid tot uitbreiding. Dit stelt Leeuwarden in de gelegenheid om een enigszins concentrische opbouw te krijgen. Het gebied zal straks, in de dis cussie over de locatie na Camminghaburen en de aanwijzing van nieuwe industriegebieden, in het licht komen te staan. Ik weet niet of het zo'n plezierige zaak is dat de vliegbasis bij de gemeente Leeuwarden gaat ho ren. Het geeft in ieder geval wel duidelijkheid ten aanzien van de vraag waar en hoe de verhoudin gen liggen. Wat dat betreft is het wel een goede zaak. Wij kunnen ons verder wel vinden in deze raadsbrief. De Voorzitter: Ik kan alleen maar zeggen dat ik het eens ben met het commentaar dat de heer Geerts heeft gegeven. Een en ander is ook voor ons aanleiding geweest om u voor te stellen in te stemmen met dit voorstel van GS. Op grond van publicaties in de krant van 6 oktober over de behandeling van dit punt in de gemeenteraad van Tietjerksterodeel wil ik het volgende onderlijnen. Ik vind het jammer dat men dit punt op zo'n wijze aan de orde heeft gesteld. In het verleden heeft er met de gemeente Tie tjerksterodeel nooit verschil van mening bestaan over de logica dat ook de publiekrechtelijke verant woordelijkheid van het Groene Stergebied bij de gemeente Leeuwarden komt te liggen. Dit gebied moet men op een bepaald ogenblik toch als een geheel in ogenschouw kunnen nemen. Het is in feite overwe gend eigendom van de gemeente Leeuwarden. Wij hebben ons gedistantieerd van andere problemen met betrekking tot het noordelijk deel van Tietjerksterodeel. Ik dacht dat dit op zich juist was, al zou er heus nog wel iets van te zeggen zijn. Omdat wij ons hiervan hebben gedistantieerd, vind ik het jammer dat de gemeente Tietjerksterodeel niet net zo verstandig is geweest als de gemeente Leeuwarden. Dat moest mij nog even van het hart. 23 Wat het vliegveld betreft is het interessant om te weten dat ik, als er daar ooit weer iets gebeurt, moederziel alleen verantwoordelijk ben en niet samen met anderen. Dat is inderdaad een feit. (Gelach) Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 24 (bijlage no. 433). Dienst Stadsontwikkeling (Grondbedrijf), punt 2. Mevrouw Van der Werf: In punt 2 van deze raadsbrief gaat het over de inbreng, bewaking en in standhouding van de Prins Frederikkazerne. Wat daar staat, heeft mijn fractie hogelijk verbaasd. De bewaking van de kazerne zal 280.000,moeten kosten. Alsof het niets is, wordt er even zo'n be drag in deze wijziging van de gemeentebegroting genoemd. De bewaking gebeurt ook nog door een par ticuliere beveiligingsdienst. Ik moet zeggen dat wij dit een heel vreemde zaak vinden. Er wordt hier in deze zaal weieens gesproken over veel kleinere bedragen, die naar onze mening voor veel zinniger zaken zijn bestemd maar die dan niet beschikbaar kunnen worden gesteld. Voor iets dergelijks wordt echter wel zomaar 280.000,uitgetrokken. Wij kunnen hier beslist niet mee instemmen. Ik ben dan ook erg benieuwd welke uitleg het college hiervoor heeft. Markt—, Haven— en Slachthuisbedrijf; Woningbedrijf, punt 2. De heer De Beer: Ik heb allereerst een opmerking over het Markt-, Haven- en Slachthuisbedrijf. In het betreffende gedeelte van de raadsbrief staat dat het ten behoeve van de ijshal aan te stellen perso neel in dienst zal treden van de gemeente. Wie benoemt deze mensen? Welke procedure is en wordt hier omtrent gevolgd? In punt 2 van de begroting voor het Woningbedrijf wordt besloten tot huisvesting van de Dienst Stadsontwikkeling in de Prins Frederikkazerne. Ik wilde graag van het college weten wanneer en waar dat besloten is. (De Voorzitter: Hier, in de raad.) Mevrouw De Jong: Ik wil mij aansluiten bij de laatste vraag van de heer De Beer. Hetzelfde geldt voor de woorden van mevrouw Van der Werf over de kosten van bewaking voor de Prins Frederikkazer ne. Ook ik heb mijn bezwaren tegen het bedrag van 280.000, Gemeentebegroting, punt 1. De heer Sijbesma: Ik heb enkele opmerkingen over punt 1, de verkeersmaatregelen voor de binnen stad. Het college heeft deze maatregelen reeds afgekondigd. Er is inmiddels informatie over gegeven. Van uit de middenstand is daarop enige reactie gekomen. Er zijn meerdere brieven en telegrammen binnen gekomen. Deze brieven zullen in elk geval over drie weken op de mededelingenlijst verschijnen, moge lijk reeds direct met het concept-antwoord van het college. Nu het college nog midden in de voorbe reiding van die maatregelen zit, willen wij ons voorlopig standpunt op dit moment wel kwijt. De maatre gelen, die zijn afgekondigd, zijn te verdelen in een aantal aspecten. Een eerste aspect is het direct toegankelijk maken van de parkeerkelder. Verder worden maatregelen genomen, die direct samenhan gen met de parkeergarage, maar ook maatregelen, die niet direct uit het gereedkomen van de garage voortvloeien. Het gaat in het laatste geval om de afsluiting van de Peperstraat, de Weaze en de Tui- nen-noordzijde. Wat de Peperstraat betreft, wil ik alleen maar herhalen wat onze fractievoorzitter zes weken geleden heeft gezegd. Hij zei namelijk dat de afsluiting van deze straat een raadsbesluit was, dat uitgevoerd moet worden. Gezien echter de manier waarop dit raadsbesluit is gevallen, hebben wij wel gesteld dat er nog overleg plaats zal moeten vinden met betrokkenen. Alleen wanneer het college meent dat uit dat overleg nieuwe aspecten naar voren zijn gekomen, zijn wij bereid om deze zaak op nieuw aan de orde te stellen. Wij gaan ervan uit dat dit besluit moet worden uitgevoerd. Terecht is er door de DSO voor gewaarschuwd dat er mogelijk fouten zullen worden gemaakt. Het college heeft in de afkondiging de datum van 15 november genoemd. In elk geval komt dit in de reac ties duidelijk naar voren. Dit is net het moment waarop de drukste periode voor de binnenstad aanbreekt. Niemand is erbij gebaat, wanneer de nieuwe maatregelen niet zo soepel mogelijk worden ingevoerd. Daarom willen wij het college in overweging geven om de maatregelen zo mogelijk gefaseerd in te voe ren, in overleg met de binnenstadsorganisaties, zodat ook zij op deze nieuwe situaties kunnen inspelen. Wij menen dat een gefaseerde invoering de beste kans van slagen heeft.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 12