8
verstandig om nu zomaar even met het botte mes te snijden door te zeggen dat wij niet verder gaan dan
een huurverhoging van 100,onafhankelijk van het bedrag dat wordt geïnvesteerd. Bovendien ont
breekt bij de motie de dekking van het tekort dat ontstaat. Waar moet die dekking vandaan komen? I
Moeten de andere huurders van het Gemeentelijk Woningbedrijf dat betalen? Moet het tekort uit de al
gemene middelen komen? Op grond van deze motieven heeft mijn fractie geen behoefte aan deze motie. I
De heer De Pree (weth.): Ik kan in mijn beantwoording vrij kort zijn, omdat ik anders enkele din- I
gen zou herhalen. Een van de kardinale punten is de hoogte van de nieuwe huur. Daar gaat de motie
van PAL over, maar ook mevrouw Wiel inga heeft daarover gesproken. Een ander belangrijk punt is nog
de kwestie van achterstallig onderhoud en woningverbetering. Nogmaals, de enige manier om op een
huur uit te komen die acceptabel is, los van wat er allemaal precies is gebeurd in de renovatie, is de
volgende. Men kan domweg zeggen dat een huurverhoging van 2^% van het geïnvesteerde bedrag sinds
1 juli moet. De correctie die daarin zou kunnen zitten, is dat men de puntenwaardering kritisch nagaat.
In de puntenwaardering is alles opgenomen: de kwaliteit van de woning, maar ook factoren als de lig
ging van de buurt, de woonomgeving, enz. Dit is een heel aparte berekening die los staat van de re
novatie die heeft plaatsgevonden. Men kan ook op grond hiervan berekenen op welke huurprijs men uit
komt. Als men het bedrag van de nieuwe huur na de toepassing van de 25%-regeling en los daarvan het
bedrag, waar men via het puntenwaarderingssysteem na renovatie op terechtkomt, naast elkaar legt, dan
kan niet gezegd worden dat de huur van deze woningen na renovatie, met alles wat daar verder een rol
bij speelt, te hoog uitkomt in vergelijking met huren van vergelijkbare woningen, waarop men ook de
puntenwaardering heeft toegepast.
Mevrouw Wielinga heeft gevraagd van welk bedrag een tientje kon worden afgetrokken. Het gaat
inderdaad om het huurbedrag, waarin de aanleg van centrale verwarming is opgenomen. Het tientje,
dat van deze prijs kan worden afgetrokken, heeft betrekking op het onderhoud van de c.v. en wordt in
de exploitatie opgenomen.
Mevrouw Wielinga heeft verder nog gevraagd voor wie de vergoeding van 3.000,geldt. Deze
vergoeding geldt voor iedereen, die hem nog niet heeft gehad maar toch weer terug wil. Men mag de
vergoeding natuurlijk niet dubbel krijgen.
Mevrouw Van der Werf heeft gevraagd hoe het komt dat de aanneemsom zoveel hoger uitkomt dan
de berekening. Dat blijft altijd een moeilijke kwestie. Zij suggereerde dat het Woningbedrijf een ver
keerde berekening had gemaakt. Dat is niet zo, men probeert de berekening zo goed mogelijk te doen.
Er zit natuurlijk altijd een verschil in de begrotingen van degene, die de berekening maakt, en van de
gene, die de werkzaamheden moet uitvoeren. Er spelen allerlei factoren een rol, zoals het op tijd beschik
baar hebben van mensen om op korte termijn het werk uit te voeren. Verder speelt ook de verhouding
tussen loon- en materiaalkosten een belangrijke rol. Wat mij en de meeste mensen aanspreekt, zijn de
kosten van het materiaal. Het materiaal kan men zien, het gaat dan namelijk om de verbeteringen die zijn
aangebracht. Men vraagt zich af waarom iets toch nog zo duur moest zijn en dan komt dat door de loon
kosten. Volgens de laatste gegevens is het loonbestanddeel van de renovatie ongeveer 55% tot 60%.
Dat is niet niks.
Wij blijven nog zitten met de motie van PAL. Ik wil nog wel zeggen dat men ook rekening moet
houden met de huurverhoging via de 2?%-regeling, die rechtvaardig is op grond van het puntensysteem.
Mevrouw Van der Werf heeft niet het feit genoemd dat ten gevolge van de voorbereidingen voor de re
novatie er twee jaar lang geen huurverhoging plaats heeft gevonden c.q. plaatsvindt. Dat zou men dan
op zijn minst ook moeten noemen. Ik raad de motie nog steeds dringend af.
De motie van mevrouw Van der Werf en de heer Van der Wal wordt bij handopsteken verworpen met
34 tegen 2 stemmen
De Voorzitter: Aan het antwoord bij deze mededeling kunnen wij misschien nog het volgende toe
voegen. en een en ander nader toe te lichten in een door de wethouder te houden gesprek."
Besloten wordt overeenkomstig het mondeling door de voorzitter aangevulde voorstel van b. en w.
Sub J en K.
Besloten wordt overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
9
Punten 3 en 4 (bijlagen nos. 416 en 417).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 5 (bijlage no. 418).
De heer Schaafsma: Mijn fractie wenst te worden geacht tegen te hebben gestemd. (De Voorzitter:
U hebt een volhardende fractie en u krijgt dan ook de door u gevraagde aantekening.)
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat mevrouw
M.A.D. Waalkens en de heren J. de Beer, J.R. Bijkersma en J. Schaafsma wensen te worden geacht
tegen te hebben gestemd.
Punten 6 t.e.m. 9 (bijlagen nos. 415, 414, 412 en 422).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 10 (bijlage no. 425).
De heer Van der Wal: Ik wil graag iets zeggen over het laatste punt, voorbereidingsbesluit ex arti
kel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening ten behoeve van een perceel grond aan het Kealledykje
te Lekkum. Het betreft hier een gebied dat valt binnen het geldend bestemmingsplan buitengebied. Als
je dit bestemmingsplan erop naleest, dan blijkt daaruit dat in dat gebied geen enkele bebouwing is toe
gestaan. Vandaar dat b. en w. nu een voorbereidingsbesluit indienen, omdat men denkt dat er geen ste-
debouwkundige bezwaren zijn. Nu is mij bekend dat het argument "stedebouwkundige bezwaren" heel
ruim wordt uitgelegd. Aangezien deze plaats buiten de stad ligt, kan ik mij voorstellen dat er niet zo
zeer stedebouwkundige maar wel natuur-landschappelijke bezwaren zijn. In de toelichting op het be
stemmingsplan buitengebied wordt dit ook nadrukkelijk gesteld. In de Bullepolder ligt een bepaald ge
bied - het ligt in de buurt van het gebied waar het hier om gaat - dat duidelijk als natuurgebied bestemd
is. De gebieden er omheen zijn duidelijk bestemd voor agrarische doeleinden, waarop bebouwing niet
is toegestaan. In allerlei publicaties en rapporten en op internationale conferenties heeft het gebied
Grote Wielen/Bullepolder de status gekregen van een waardevol, internationaal erkend weidevogelge-
bied. Het bestemmingsplan buitengebied beschermt in feite deze status ook. B. en w. zien geen stede
bouwkundige bezwaren en staan industrialisatie van dit gebied toe. Dit soort bedrijven lijkt immers te
genwoordig meer op industrie dan op een boerenbedrijf of een agrarisch bedrijf. Volgens de deskundi
gen - ik wil er meteen bij zeggen dat ik op dit gebied geen deskundige ben - staat het als een paal bo
ven water dat, als deze activiteiten op deze schaal midden in dit gebied en in het vlak tegen het be
stemmingsplan buitengebied gelegen beschermde natuurgebied plaatsvinden, een groot gedeelte van de
weidevogelpopulatie zal verdwijnen. Een formeel maar toch niet onbelangrijk punt is dat sinds het be
staan van het bestemmingsplan buitengebied - 1971 - meer dan 60, nu al bijna 70, wijzigingen op dit
bestemmingsplan buitengebied zijn aangevraagd c.q. goedgekeurd. Men kan zich afvragen wat bij een
dergelijk aantal wijzigingen de zin van een bestemmingsplan is. Hebben wij een en ander destijds dan
niet goed overwogen? Hebben wij alle voorzorgen, die met name in de toelichting staan, niet goed be
keken, zodat wij daarna maar vrij onbekommerd voorbereidingsbesluiten genomen hebben en afgeweken
zijn van het bestemmingsplan? Wat is dan nog de zin van zo'n bestemmingsplan? Daarbij komt nog dat
wij met dit soort ad hoc-besluitjes als raad helemaal geen mogelijkheid hebben om de agrarische belan
gen, op grond waarvan b. en w. tot dit voorbereidingsbesluit zijn gekomen, op een juiste manier af te
wegen tegen in dit geval natuur-landschappelijke belangen. B. en w. onderzoeken deze mogelijkheid
ook niet. Men zegt alleen: tegen realisering van deze plannen bestaan geen stedebouwkundige bezwa
ren. Bij ons bestaan die bezwaren echter wel, waarvoor wij een formele en ook een praktische reden
hebben. Deze ligboxenstal met woning komt immers midden in een bij het bestemmingsplan behorend
beschermd weidevogelgebied te staan. Mijn fractie zal dan ook niet met dit voorbereidingsbesluit in
stemmen.
De hear Miedema: Dit soe in ynteressant punt wêze kinne, as de hear Van der Wal gelyk hie. Mei
punt 9 van de agenda hawwe wy de grounruil mei de AGO en Van Houten fêstlein. It forbaest my dat
de hear Van der Wal doe net mei dizze opmerking kommen is. By dy nijbou en by dy ofwiking fan it
bistimmingsplan butengebiet gyng it noch folie mear om it midden fan dit gebiet. It giet hjir lykwols
netallinnich om in greidefugelgebiet. Twa moanne lyn hawwe wy it ruiIforkavelingsplan Tytsjerkstera-