*lh> Punten 94 t.e.m. 98. De heer Geerts: Ik wil een opmerking maken over vraag 96. De gang van zaken rond de Landbuurt kan de indruk wekken - ik zeg het heel voorzichtig - dat er wellicht iets ontbreekt op het punt van de managementeisen, die zouden moeten worden gesteld. Is van de zijde van de gemeente wel eens een onderzoek ingesteld naar wat de minimale grootte zou moeten zijn van een woningbouwcorpora tie, waarbij minimale managementeisen in acht kunnen worden genomen? Ten aanzien van Cammingha- buren hebben wij in de richting van de particuliere beleggers bepaalde eisen gesteld, maar wij heb ben dat ten aanzien van de woningbouwcorporaties niet gedaan, omdat wij van de bestaande situatie zijn uitgegaan. Is echter de situatie in Leeuwarden wel ideaal en is het aantal woningbouwcorpora ties eigenlijk niet wat te groot? Hebt u nooit pogingen ondernomen om te bevorderen dat tot fusies wordt gekomen, opdat er wat grotere eenheden ontstaan waaraan ook zwaardere eisen zouden kunnen worden gesteld? De heer Van der Wal: Vraag 97 betreft de afkeuring van het bestemmingsplan Camstraburen-zuid, welke afkeuring verband houdt met het feit dat de reservering voor onderwijsdoeleinden van zo'n tien a twaalf ha binnen tien jaar onvoldoende hard is. Kan de wethouder aangeven welke de consequen ties zijn van deze onthouding van goedkeuring? Zal deze er volgens het college toe moeten leiden dat de bestemming van een gedeelte van dit gebied in heroverweging moet worden genomen, waarbij dan bijvoorbeeld aan een gemengde bestemming, een woon-werk-bestemming, voor het zuidelijkste gedeelte kan worden gedacht? Wellicht kan dan ook worden overwogen of een of meer van de daar gevestigde bedrijven, die we anders voor ontzettend veel geld moeten gaan aankopen, kunnen wor den gehandhaafd. Overigens stel ik duidelijk dat deze vraag niet tot bedoeling heeft te bereiken dat de hoofddoelstelling, namelijk onderwijsdoeleinden, wordt geschrapt. Het lijkt mij evenwel mogelijk dat die voor het zuidelijk deel van het bestemmingsplan Camstraburen-zuid iets minder sterk de na druk krijgt. Het zou ons in elk geval heel wat miljoenen schelen als wij daar verschillende bedrijven konden handhaven. Vraag 98 gaat over de drie flats van de Woningstichting St. Joseph aan de Archipelweg. Met be trekking tot het herinrichtingsplan voor de Linnaeusstraat en omgeving zijn deze flats ter discussie ge komen. Toen moest, voor mij nog steeds om duistere redenen, de Marathonstraat met een slinger wor den aangesloten op de Egelantierstraat; er kon geen bajonetsluiting worden gecreëerd. Hierdoor kwam de zuidelijke flat op een eiland te staan, zoals de dienst het noemde. Dit was ongewenst, want de bewoners konden daar om de een of andere reden niet tegen, en daarom is besloten dat die flats weg moesten. Het is mij altijd volledig duister gebleven waarom die lus erin moest en de flats moesten ver dwijnen, terwijl er renovatieplannen in de maak waren. Het was aanvankelijk de bedoeling alle drie de flats af te breken - zo hard werd het inderdaad door het college gesteld -, maar ik lees nu in het antwoord op vraag 98 dat het alleen nog maar om de noordelijke flat zou gaan, die zou moeten wor den vervangen door nieuwbouw ten behoeve van een- en tweepersoonshuishoudens. Wat zal er dan ge beuren met de twee zuidelijke flats, waarvan één door de gemeenteplannen op een eiland terecht zou komen, hetgeen indertijd de aanleiding vormde voor het wegbestemmen van alle drie de flats? Ik be grijp niet erg goed meer wat er gaande is en ik zal daarover dan ook graag een uitleg van het colle ge horen. De heer Rijpma (weth.): Voor wat betreft de vragen van de heer Geerts inzake het management van woningbouwcorporaties refereer ik in de eerste plaats aan de laatste zin van ons antwoord. Er is nooit een onderzoek ingesteld naar de meest gunstige omvang en dergelijke van woningbouwcorpora ties en het is voor mij ook de vraag of wij een dergelijk onderzoek zouden moeten verrichten. Tot dus verre is niet gebleken dat met woningbouwcorporaties niet op een goede wijze kan worden samenge werkt en dat niet op een voortvarende manier met bouwplannen op bestemmingsplannen wordt inge speeld. Wij hebben derhalve nooit redenen gevonden om ons datgene af te vragen waarover de heer Geerts sprak. Ik ga er nog steeds van uit dat de Landbuurt een vlekje is op het overigens goede bla zoen van de woningbouwcorporaties in Leeuwarden. Het bestemmingsplan Camstraburen-zuid staat op de agenda voor de raadsvergadering van maan dag. Teneinde op elk moment op elke ontwikkeling te kunnen inspelen, stelt het college daarbij voor het beleid zoals wij dat tot dusverre hebben gevoerd voort te zetten. Wij willen bedrijven die van storende invloed zijn kopen, waarvoor wij de 80%-claim bij het ministerie willen indienen. Wij heb ben twee a drie jaar de tijd voor aanpassing van het bestemmingsplan, waardoor het ook de bescher ming zal kunnen geven die van een bestemmingsplan mag worden verwacht. In die periode zullen wij bezien of er meer hardheid kan worden verkregen voor wat betreft de vestiging van meer afdelingen in de universitaire sfeer. Het is bekend dat omtrent de heao een toezegging is gedaan. Wellicht is het mogelijk - bij een andere paragraaf in dit boekwerk komt dat nog nader aan de orde - dat aan zo'n heao nog eens iets wordt aangehaakt, dat zich daartoe verhoudt op dezelfde wijze als het AAF tot het sociaal hoger onderwijs. Misschien zijn er nog verschillende andere mogelijkheden, die in de loop van de komende maanden een grotere hardheid kunnen krijgen dan zij op dit moment hebben. Het col lege meent dat het zeer zinvol is in elk geval in de komende twee jaar met grote nadruk het beleid te vervolgen, dat een versterking beoogt van het hoger onderwijs, dat met het universitair onderwijs sa menhangt. Wij zouden niet graag opnieuw in een situatie geraken, waarin het een niet kan omdat het ander niet rond is en ik neem aan dat de raad daarover ook zo denkt. Vandaar dus dat wij ons beleid willen continueren, wat aankopen en hard maken van het bestemmingsplan inhoudt, waarbij wij tevens de schoonheids- en vormfouten willen corrigeren die zijn gesignaleerd. De heer Van der Wal heeft nog gesproken over de slinger bij de Marathonstraat. De raad vond indertijd de motivering voor het creëren van een slinger voldoende. Op basis van die situatie zijn ge sprekken gevoerd met de diverse belanghebbenden in dat gebied. De hoofdingenieur-directeur van de volkshuisvesting staat op dit moment op het standpunt dat de flats die niet bij de verkeersafwikkeling behoeven te worden betrokken thans in het huisvestingspatroon van de gemeente Leeuwarden niet kun nen worden gemist. Men is er daarom op dit moment niet toe bereid toestemming te verlenen voor het amoveren van de twee zuidelijke flats. De noordelijke flat zal wel worden geamoveerd, dit in afwij king van hetgeen oorspronkelijk de bedoeling was of noodzakelijk leek. Het wegtracé zal iets anders moeten komen te liggen in verband met de situatie aan de overzijde dan op de oorspronkelijke schets was aangegeven. Dit houdt in dat het wegtracé zich niet zal verdragen met de noordelijke flat, maar wel met de twee zuidelijke flats. Die twee laatstgenoemde flats zullen hun eenzame positie behou den, maar de hoofdingenieur-directeur wil geen toestemming geven voor het afbreken van deze flats, gezien de behoefte die momenteel in Leeuwarden aan dergelijke goedkope kleine flats bestaat. Punten 99 t.e.m. 104. De heer Geerts: Ik wil iets opmerken over de gang van zaken met betrekking tot de uitbreiding van de CCF. U zegt dat u bezig bent met het ontwikkelen van een beleidsvisie, dat u de zaken op een rijtje zet en dat u, zodra u hieromtrent klaarheid hebt, deze kwestie aan de orde zult stellen in de Commissie voor Ruimtelijke Ordening. Ik ben het wel eens met uw stelling dat hierover pas zinnig kan worden gesproken als alle consequenties bekend zijn, maar ik wil wel graag van u horen wanneer deze kwestie kan worden besproken. De hear Miedema: Fraech 103, oer De Himrik. Der wurdt frege oft it mooglik is om mear forskiI len yn de oan to bieden kavels to meitsjen hwat de yndieling en de grienfoarsjenning oanbilanget. Bi- driuwen, dy't hwat mear in "baliefunctie" hawwe en dêr't it yn de binnenstêd hwat üngaedlik foar wurdt, kinne it troch it oanbringen fan mear forskil hwat gaedliker fine om nei De Himrik to forhuz- jen. Yn it andert stiet dat der al mear gradaesje is; dat is ek sa. It liket my lykwols ta dat dit net fier genöch giet. Ik soe pleitsje wol Ie foar in splitsing tusken suver yndustry en bidriuwen dy't in tsjinst- forlienend karakter en mear oanrin hawwe. Soksoart bidriuwen freegje fakentiids in hwat oare omjo- wing en oanklaeijingDe Himrik is in great gebiet en nei myn bitinken moat der in mooglikheit wê- ze om in part dêrfan sa yn to rjochtsjen dat it hwat gaedlik wurdt foar minsken dy't der nea earder oan tocht hawwe en sykje plak op in yndustryterreinFaeks tinke se der dan wol oer. Yn it twadde part fan de fraech wurdt ynformearre nei it grienplan. Yn it andert wurdt dan steld: "Het groenplan is slechts op enkele plaatsen nader uitgewerkt, met name langs de randen." It wurdt net earder oanlein as neidat de bou-aktiviteiten ófroun binne. Dit andert haw ik greate muoite mei. ik bin fan bitinken dat de gemeente Ljouwert wol eat dwaen mei om de oergong tusken stêd en plat- telan hwat minder great to meitsjen. As men nou fan it westen ut by de stêd komt, dan sjocht men al dy gebouwen op it yndustryterrein De Schenkenschans. Dy gebouwen binne nedich en funksjoniel, mar men kin se wol in bytsje ut it sicht weihelje troch de oergong fan it flakke Fryske gea nei ditsoarte gebouwen in bytsje to kamoeflearjen. Yn De Himrik is der alle mooglikheit ta. Yn de Kommisje foar it Grounbidriuw hawwe wy dêr jierren forlyn al in hiele joun oer praet. Doe soe it samar even wêze. Ik haw it idé dat it plan dêrta net fierder kommen is as de notulen fan de gearkomste fan de kommis je. (De Foarsitter: Se hawwe altyd yn b. en w. west dus.) Dêr wurdt it net better fan. Op dit stuit is der noch subsydzje foar ditsoarte fan oanplantingen biskikber. Men kin nou noch it materiael foar it plantsjen krije. As de gemeente wol, dan liket my dat binnen ridlike termyn dizze eastkant fan De Himrik biplante wurde kin. It foardiel dêrfan is dat in mooglike gadingmakker net yn in hiel greate flakte tolanne komt. Fan Tytsjerksteradiel ut sjoen wurdt it in lyts bytsje freonliker. Der wurde yn üs

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 14