K32
Mevrouw De Jong: Het gaat mij om de verlenging van de afkoop erfpacht. Ik wil dit van 31 de
cember 1980 verschoven zien naar 31 december 1981 Daarover zou ik graag een uitspraak van de raad
willen hebben.
De Voorzitter: Kunt u daarmee niet wachten totdat wij met de gehele erfpacht-problematiek in de
raad komen?
Mevrouw De Jong: Dan wordt de tijd mijns inziens te kort. U hebt gesteld dat u in 1980 met een
nota ter zake zult komen, maar als de datum van 31 december 1980 wordt gehandhaafd, wordt de tijd
naar mijn mening nogmaals gezegd te kort; dit ook gezien de grote onrust onder de makelaars die de
ze problematiek al enige tijd geleden onder uw aandacht hebben gebracht. De mensen weten nu niet
wat hen te wachten staat, zij kunnen de consequenties niet overzien en met het oog daarop ben ik van
oordeel - ik vind dit een belangrijk punt - dat de datum een jaar moet worden verschoven. Daarover
zou ik in ieder geval graag een uitspraak van de raad willen hebben.
De Voorzitter: Ik stel voor dinsdag a.s. in het college van burgemeester en wethouders te bespre
ken of wij met dit onderdeel op een eerder tijdstip zullen kunnen komen. Zo dit mogelijk is behoeft
u niet meer te claimen, want dan is het probleem opgelost. In het andere geval hebt u bij deze gele
genheid geclaimd en kunt u er in de begrotingszitting op terugkomen.
D. Stadsvernieuwing.
De heer Janssen: Uit het antwoord op vraag 124 blijkt dat de provinciale directie ook op bouw
technische kwaliteiten gaat toetsen. Dat lijkt mij dubbel werk. De bouwtechnische kwaliteiten wor
den afgewogen, men komt tot een bepaalde begroting en een bepaalde prijs en vervolgens zal de pro
vinciale directie mijns inziens alleen maar kunnen zeggen dat de prijs te hoog is. Op grond daarvan
zal men er dan mee terug moeten. Misschien is het een misvatting mijnerzijds, maar ik dacht dat door
de provinciale directie niet op bouwtechnische kwaliteiten wordt getoetst.
De heer De Jong: In het antwoord op vraag 123 staat onder a aangegeven, dat met de voorberei
ding van verbeteringsplannen kan worden doorgegaan. Nu heb ik in het structuurplan Schil-Oost ge
lezen, dat bovenwijkse winkelbedrijven in het gebied ongewenst worden geacht en dat maatregelen
ter wering daarvan zullen worden getroffen. Hebt u enig inzicht in de wijze waarop men dit denkt te
doen?
De heer Rijpma (weth.): Ik kom met uw toestemming nog even op het vorige hoofdstuk terug, want
ik heb een vraag van de heer Janssen over de toegang niet beantwoord. Ik zou willen opmerken, dat
het Kreativiteitscentrum in ieder geval geen gebrek aan activiteit kan worden verweten. Derhalve ben
ik er erg gerust op dat men dit probleem zelf zal aandragen en er is mijns inziens ook een mogelijk
heid aanwezig om tot een oplossing te komen. Het pand dat men op het ogenblik in gebruik heeft,
heeft een brede toegangsdeur, die praktisch op straathoogte is aangebracht.
Door de heer Janssen is een opmerking gemaakt over de toetsing op bouwtechnische kwaliteiten.
Ik weet niet precies wat er allemaal pleegt te worden getoetst, maar dat er veel wordt getoetst is mij
wel bekend en ik heb er geen enkele twijfel aan dat ook toetsing op bouwtechnische kwaliteiten plaats
vindt. Of dit in de richtlijnen en randvoorwaarden van de dienst staat is mij niet bekend.
Wat de Schil-Oost betreft zijn wij ervan uitgegaan dat het, naast het ontwikkelen van bestem
mingsplannen, ook mogelijk zou zijn een detailhandelsverordening vast te stellen, zoals dat in een
aantal plaatsen in Nederland al het geval is. Op grond van uitspraken van de Raad van State en van
uitlatingen van andere zijden hebben wij inmiddels moeten concluderen, dat het stelsel van een de
tailhandelsverordening niet veel uithaalt, wat heel zacht is uitgedrukt. Zowel in Sneek als naar ik
meen in Hilversum en Bussum zijn plannen ter tafel gekomen waarvoor de gemeenten geen bouwver
gunning wilden afgeven. In die gevallen is het oponthoud in de afgifte door de Raad van State echter
niet aanvaard, de weigeringen zijn door de Raad van State geschorst. Dit in aanmerking genomen lijkt
het ons zinloos in Leeuwarden veel tijd en moeite aan een dergelijke verordening te besteden, wij
gaan nu liever met voortvarendheid verder met het ontwikkelen van bestemmingsplannen voor dit ge
bied. (De heer De Jong: Dan blijft het wel de vraag op welke wijze u hetgeen u voor ogen hebt wilt
doen.) Via de bestemmingsplannen!
E. Monumentenzorg.
De heer De Jong: Het punt waarover ik iets wil opmerken valt wel onder monumentenzorg, al wordt
het in de drie opgenomen vragen niet genoema. Wij hebben de afgelopen maanden een heftig mo
nument gerestaureerd, namelijk De BrolIk heb begrepen dat de werkzaamheden aan De Brol vertra
gend hebben gewerkt en ik hoop van harte dat men, wanneer wij in heT hartje van het centrum nog
eens een monument gaan restaureren, attent zal zijn op het sneller uitvoeren van de werkzaamheden
dan waarvan in dit geval sprake is geweest.
De heer Rijpma (weth.): Dit is een gecompliceerde aangelegenheid geweest. Het werk moest wor
den uitgevoerd op een wijze die naar het oordeel van Monumentenzorg als de juiste wijze moest wor
den beschouwd en dat kwam neer op handwerk, handwerk en nog eens handwerk. Dat zal naar ik aan
neem bij monumenten veel vaker gebeuren. (De heer De Jong: NatuurlijK is het handwerk, maar de
bestrating is zodanig uitgevoerd dat men op zaterdag De Brol niet kon passeren en zoiers past naar mijn
mening niet in het hartje van het centrum.) Dat is een neel andere opmerking!
F, Openbare Werken.
Punten 129 t.e.m. 137.
De heer Janssen: De vragen 129 en 130 betreffen de aanleg van de zuid-tangent en de eventuele
veranderingen die op til zijn. Ik zou graag zien dat de raadscommissies hierbii tijdig zullen worden
ingeschakeld, opdat wij tijdig, meteen al bij de eerste voorbereidingen, zullen weten in welke rich-
ring de zuid-tangent zich zal ontwikkelen.
In vraag 131 gaat het om woonerven. Van tijd tot tijd worden ons van de zuide van de burgerij
vragen over de aanleg van woonerven voorgelegd. In verband hiermee zou ik wiilen vragen or het mo
gelijk is ruime bekendheid te geven aan de eisen die aan een woonerf worden gesteld, waarmee wel
licht vragen over woonerven vanuit de wijken kunnen worden voorkomen. Voor de aanleg van woon
erven dient aan stringente eisen te worden voldaan, maar die eisen zijn niet overal even duidelijk
doorgekomen.
Vraag 134 betreft het Jacobijnerkerkhof. In een eerder stadium hebben wij ai eens gevraagd of
de op de Gemeentewerf staande pomp op het Jacobi jnerkerkhof zou kunnen worden geplaatst en daar
op zou ik nu nogmaals willen aandringen. Het lijkt mij bijzonder zinvol in de omgeving van de kerk
een dergelijk object te hebben, terwijl de pomp op de Gemeentewerf maar staat te staan en bij ver
plaatsing van de Gemeentewerf meeverplaatst zal moeten worden.
In vraag 137 wordt gewezen op klachten van de Vrouwenraad over de bestrating van gedeelten
van de Harlingerstraatweg. U antwoordt op de vraag, dat de betreffende brief inmiddels is beantwoord,
maar ik wil graag vernemen of de klachten gegrond waren en zo ja, of daaraan iets wordt gedaan.
De heer Van der Wal: In het antwoord op vraag 131 over de aanleg van woonerven wordt gesteld,
dat daarvoor wel geldmiddelen beschikbaar zijn, maar uiteraard niet onbeperkt. Dat zal geen nieuws
zijn, er staan naar ik aanneem weinig of geen posten op de begroting waarbij wel over onbeperkte
geldmiddelen kan worden beschikt. Mijn vraag hieromtrent is of voor dit doel een aparte post is op
genomen of waar de middelen hiervoor anders in de begroting zijn terug te vinden. Hoe hoog is voorts
het hiervoor bestemde bedrag en hoeveel kilometer woonerf - om het zo maar even uit te drukken -
kan daarmee per jaar worden aangelegd? Dit zou ik graag willen vernemen, ook in verband met Heech-
terp waarop in deze vraag specifiek wordt ingegaan. Ik zit al heel wat jaren in de raad en ik herin
ner mij, dat de bewoners al zeer geruime tijd geleden over woonerven in Heechterp zijn begonnen.
Dit punt komt nu weer eens opnieuw naar voren en u stelt in uw antwoord ook weer eens opnieuw, dat
over deze problematiek momenteel overleg met de wijkbevolking plaatsvindt. Het zal hierbij wel net
zo gaan als bij de inspraak over het streekplan, er zullen waarschijnlijk nog maar weinig wijkbewo
ners zijn die enig fiducie hebben in het alsnog aanleggen van woonerven of althans creëren van ver
keersluwe straten. Hoe lang zal dit spelletje met de bewoners nog gaan duren?
De heer Sijbesma: In de vragen 129 en 130 wordt ingegaan op de aanleg van de zuid-tangent. De
knelpunten voor het de stad binnenkomende verkeer zijn bekend. Wat de zuid-tangent betreft kunnen
wij voor het uit de richting Heerenveen binnenkomende verkeer zelf iets bijsturen, maar ik zou graag
willen vernemen hoe ver de andere plannen inmiddels zijn gevorderd, waarbij ik met name denk aan
de parallelbrug en het verloop van de grondaankopen.