16 55
V?~S6
- -
De werkgroep energiebesparing Leeuwarden kiest voor het Enschedese model. De argumentatie daar
voor is ons onbekend, deze wordt namelijk niet vermeld. Het Enschedese organisatiemodel is speciaal
gebaseerd op een isolatieprogramma. Onzes inziens is energiebesparing meer dan alleen isoleren. Hier
mee komen wij op ons belangrijkste punt van kritiek op de nota. Een duidelijke visie op energiebespa
ring, evenals de oorzaken en de doelstellingen ervan, ontbreken. De aanbevelingen die in de hand
leiding voor het opstellen van het uitvoeren van een gemeentelijk energiebesparingsplan van de Stich
ting Voorlichting Energiebesparing Nederland worden genoemd - deze punten staan op bladzijde 4 van
het rapport -, lijken ons zeer logisch. Als wij naar die aanbevelingen kijken, dan heeft de werkgroep
energiebesparing Leeuwarden de eerste vier stappen grotendeels overgeslagen en is begonnen bij punt
5, het opzetten van een organisatie. Hierdoor is een voor ons volstrekt onduidelijke situatie ontstaan.
Een aantal concrete zaken wordt aangepakt. Concrete ideeën en onderzoeken worden voorgesteld en
uitgewerkt, maar het totale veld van energiebesparing, waarbinnen kennelijk prioriteiten zijn gesteld,
blijft buiten beschouwing. Wat wordt de taak van de coördinatiecommissie energiebesparing? Op wel
ke terreinen gaat die commissie zich bewegen? Hoe wordt de raad hierin betrokken? Daarmee bedoe
len wij niet het op het allerlaatste moment voorgeschoteld krijgen van panklare kredieten. Wat gaan
de drie stuurgroepen doen? Gaat de stuurgroep bouwkundige voorzieningen bij voorbeeld ook komen
met voorstellen tot wijziging van de Bouwverordening? Komen hierin dan ook dwingende bepalingen
voor de categorie niet-woningen - bedrijfsgebouwen - of wordt er gekozen voor een zogenaamde "open
redactie" op dit punt, zoals de model-bouwverordening van de VNG voorstelt?
Op bladzijde 6, tweede alinea, van het rapport staat: "Zoals bekend zal geen dwang worden toe
gepast bij het isoleren van woningen Naar onze mening is een van de middelen, die de gemeen
telijke overheid bij energiebesparing kan aanwenden, het opleggen van een belasting aan woning-ei
genaren die niet wensen over te gaan tot isolatie van hun woningbezit. Een soort boete dus, waarvan
de hoogte afhankelijk kan worden gesteld van de hoeveelheid verspilde energie. Verder zou door de
gemeente een extra gemeentelijk subsidie kunnen worden toegekend bij het isoleren van woningen,
waarbij het subsidiepercentage hoger kan zijn naarmate er efficiënter en vollediger wordt geïsoleerd.
Een soort progressieve aanmoedigingspremie dus. De gemeente zou renteloze leningen kunnen verstrek
ken voor het treffen van isolatievoorzieningen. De gemeentelijke overheid kan bij de energiebedrijven
progressieve tarieven bepleiten, gericht op vermindering van het grootverbruik. Komen al dergelijke
mogelijkheden in de coördinatiecommissie of stuurgroepen aan de orde?
Ik heb al gezegd dat isolatie van de totale woning- en gebouwenvoorraad slechts een van de mo
gelijkheden van energiebesparing is. Negentien procent van het totale energieverbruik gaat in deze
sector zitten. Elf procent gaat naar het verkeer. Ook hier kunnen wij als gemeentelijke overheid ener
gie besparen. Ten eerste door een planologisch beleid, gericht op het zo veel mogelijk verkleinen van
afstand tussen wonen en werken. Daardoor ontstaat immers een vermindering van de verplaatsingsbehoef
te. Ten tweede door een beperking van het particuliere autoverkeer en een positieve discriminatie van
het openbaar vervoer en van het langzaam verkeer.
Met name het eerste door mij genoemde punt ligt op het terrein van het gemeentebeleid. Ik kan
daar nog aan toevoegen dat dit een van de beleidsuitgangspunten zou kunnen zijn voor een structuur
plan voor de hele gemeente, dat op dit gebied nog steeds node wordt gemist. Komen deze door mij ge
noemde punten ook in coördinatiecommissie of stuurgroepen aan de orde?
Verder kan energie worden bespaard door het hergebruik van afvalwarmte, zowel in industriële
productieprocessen als bij electriciteitsproductie. In Leeuwarden wordt hier - weliswaar erg laat, maar
"better let as net" - een start mee gemaakt door te onderzoeken of de afvalwarmte van de vuilverbran
dingsinstallatie voor stadsverwarming kan worden aangewend. Verder kan er op fossiele energiebronnen
worden bezuinigd door ontwikkeling en toepassing van niet-fossiele energiebronnen, zoals zonnewarmte,
wind-energie enz. In bijlage 1 wordt bij voorbeeld gesproken over toepassing van zonne-collectoren.
Betekent dit dat in de coördinatiecommissie en stuurgroepen de toepassing van zonne-col lectorenwind
molens en dergelijke voor de diverse nieuwbouwprojecten die op stapel staan, aan de orde komt?
Vijftig procent van alle energieverbruik gaat naar de industriële productie. Voor het grootste deel
ligt hier de beperking van het energieverbruik, bij voorbeeld door het beperken van overproductie, bui
ten de gemeentelijke competentie, uitgezonderd echter de eisen die kunnen worden gesteld aan betere
isolatie van niet alleen de bedrijfsgebouwen maar ook de bedrijfsinstallaties.
Samenvattend, wij vinden dit rapport een goede aanzet, maar er zijn bij ons nogal wat onduide
lijkheden ten aanzien van het terrein waarop de gemeentelijke aanpak van de energiebesparing zich
richt. Wij missen een duidelijke discussie over uitgangspunten en doelstellingen in dit stuk. Wij vra
gen ons ook af in hoeverre de raad - het bestuur, zou men kunnen zeggen - vertegenwoordigd blijft in
de coördinatiecommissie en de stuurgroepen. Het lijkt ons een goede zaak, als met name in de coör
dinatiecommissie energiebesparing enige leden van de gemeenteraad vertegenwoordigd zijn. Wij zou-
den het liefst zien dat in de stuurgroepen ook deskundigheid wordt gehaald uit verenigingen als de
Vereniging voor Milieudefensie. Deze mensen hebben ook op ander gebied een vrij grote infor-
mat i e- voorsprong
Mevrouw De Jong: Ik ben erg blij met dit rapport van de werkgroep energiebesparing. Ik vind het
een goede aanzet om te komen tot energiebesparende maatregelen. Ik vind het erg fijn dat wij daar
nu mee aan de gang kunnen gaan en ik juich het van harte toe. Om dit rapport nu als uitgangspunt te
nemen voor onze energiebesparende maatregelen, gaat mij wel een beetje ver. Ik had hier en daar wel
enige verfijning willen zien aangebracht. De heer Van der Wal heeft al enkele punten genoemd, maar
een zaak die ik dan nog wil aansnijden, is een punt op bladzijde 3 van het rapport. Er wordt daar ge
sproken over voorlichting naar de burgerij. In het Seniorenconvent heb ik al eens de vraag gesteld waar
om wij niet uitgaan van de burgerij. De burgerij kan immers haar eigen bijdrage leveren, daartoe uit
genodigd in bij voorbeeld een tweemaandelijkse rubriek in Huis aan Huis. Laat de mensen komen met
de ideeën over energiebesparing die bij henzelf leven. Het lijkt mij dat dit een grote impuls aan de
bevolking geeft. Wat wordt er al gedaan en wat kan men zelf nog doen? Een dergeiijke aanpak maakt
de discussie levendig en bovendien gaan wij uit van, heel belangrijk, de mondigheid van de burger.
Ik ben ervan overtuigd dat de burger tot denken en spreken in staat is.
Verder ben ik blij dat wij met een en ander bezig gaan. Ik juich het van harte toe. Ik vind dat de
werkgroep een enorm stuk werk heeft verricht en ik wil de leden van deze groep daarvoor een compli
ment geven. Ik had graag enige verfijning zien aangebracht, maar voor het overige kan ik van harte
instemmen met het besluit.
De Voorzitter schorst, om 2110 uur, de vergadering voor de pauze.
De Voorzitter heropent, om 21 .45 uur, de vergadering.
De heer Eijgelaar (weth.): Het doet mij genoegen te mogen constateren dat de sprekers hun instem
ming hebben betuigd met het rapport, zoals dat door de werkgroep of als u wilt de coördinatiecommis
sie aan b. en w. is aangeboden als uitgangspunt voor de in de komende tijd na te streven energiebespa
ring.
Mevrouw Otsen heeft een opmerking gemaakt over het gebruik van de scholen buiten de normale
schooluren. Hierover moet geen misverstand ontstaan. Het is namelijk niet de bedoeling dat scholen
voor gebruik buiten de schooluren worden gesloten, maar wel dient te worden nagegaan of dit gebruik
kan worden geconcentreerd in één school per wijk. Er moet worden nagegaan of apparatuur moet en
kan worden aangebracht om een betere afstelling van de warmtevoorziening in het gebouw mogelijk
te maken. Het gaat dus om aanpassingen van onder meer de apparatuur, maar zeker niet om sluiting
van schoolgebouwen. Zoals ik reeds heb gezegd, kan tot een concentratie van activiteiten in een be
paalde school worden overgegaan.
De heer Bijkersma vindt dat eerst geïnventariseerd moet worden voordat men tot activiteiten over
gaat. Anders loopt men volgens hem de kans dat dubbel werk wordt gedaan of dat ad hoc-beslissingen
worden genomen. Hij wil dat hieraan een duidelijk beleid ten grondslag ligt. Dat is ook de bedoeling.
Dit blijkt heel duidelijk uit het rapport van de werkgroep, met name uit dat gedeelte dat de heer Bij
kersma heeft geciteerd. Het betekent echter dat mogelijk toch ad hoc-beslissingen worden genomen.
Men doet dan alvast iets. Het is namelijk ontzettend moeilijk om uit de veelheid van informatie en
proefnemingen op dit terrein juist die punten te halen die het meest zinvol zijn en die niet dubbele
proefnemingen inhouden. De werkgroep stuit herhaaldelijk op dit probleem. Daarom zal de coördina
tiecommissie via de SVEN, die landelijk de zaken coördineert, via onze contacten met de provinciale
energiebesparingscommissie, waarin ook vertegenwoordigers van de Vereniging voor Milieudefensie
en de consumentenbonden zitting hebben, en via contacten met KEMA, VEG-gasinstituut en VEGIN
proberen een plan te ontwikkelen, zodat er geen dubbel werk wordt verricht. Op deze wijze zal een
verantwoord beleidsprogramma worden opgesteld. Desalniettemin zullen in sommige gevallen ad hoc-
beslissingen worden genomen om in bepaalde situaties iets te doen aan energiebesparing. Daarover zijn
dan ook enkele voorstellen gedaan en de werkgroep is van mening dat deze voorstellen als ad hoc-be
slissingen verantwoord zijn.
De heer Miedema heeft zijn tevredenheid uitgesproken over de snelheid waarmee de rapportage
tot stand is gekomen. Hij heeft daarbij echter opgemerkt dat deze snelheid van werken ook gevaren
inhoudt. Met het isoleren van een woning is men er nog niet, zo zegt hij, want er treden nevenver
schijnselen op. Hij noemde met name het probleem van de vochtvorming. Het is niet zo dat rijk, ge
meente, corporaties en particulieren ieder voor zich plannen ontwikkelen en op eigen wijze hande-