\s 51
Yï SS
len, zoals de heer Miedema veronderstelde. De heer Miedema heeft de suggestie gedaan om de totale
aanpak van energiebesparende maatregelen in te brengen in het bestuurlijk overleg tussen de woning
corporaties en de gemeente. Ik weet niet of dit de juiste plaats is, bestuurlijk gezien natuurlijk wel
als er straks iets geregeld moet worden. Op dit moment is het echter zo dat de woningcorporaties met
onze coördinatiecommissie, met name met de technische man daarvan, en met Frigas om de tafel zit
ten. Er zijn al besprekingen geweest en deze besprekingen zullen worden voortgezet om met betrekking
tot de algehele problematiek rond de isolatie van woningen van met name de woningcorporaties tot een
goed resultaat te komen. Mede daarom hebben wij de commissie ingesteld die de bouwkundige aspec
ten van de isolatie nader gaat uitwerken. Aan de Woningcorporaties zal gevraagd worden om enige ver
tegenwoordigers in deze commissie zitting te laten nemen.
De heer Van der Wal is vrij uitvoerig op de rapportage ingegaan. Hij heeft een groot aantal kant
tekeningen geplaatst en aandachtspunten aangedragen. Hij vroeg hoe wij dit allemaal gaan aanpakken
en wat de taakstelling van de commissie bouwkundige voorzieningen zal zijn. Gaat deze commissie bij
voorbeeld ook de Bouwverordening aanpakken en wijzigingen daarvan voorstellen, zodat maatregelen
bij nieuwbouw en eventueel verbouw stringenter kunnen worden doorgevoerd, zo vroeg hij zich af. Ik
denk wel dat dit een aspect zal zijn. In ieder geval zal deze commissie dit in het geheel van haar rap
portage wel meenemen, maar het wordt waarschijnlijk heel moeilijk om als gemeente zelf, met name
wat de nieuwbouw betreft, stringentere richtlijnen te formuleren dan landelijk te doen gebruikelijk is.
In de woningwetsector komen wij dan direct al in de problemen te zitten.
Het is ook mogelijk, zegt de heer Van der Wal, om een belasting op te leggen aan de bezitter van
een woning, die niet wil isoleren. Uit de rapportage blijkt echter dat op dit moment duidelijk voor de
vrijwilligheid wordt gekozen. Er wordt, op dit ogenblik althans, niets opgelegd. De heer Van der Wal
zei nog dat erg veel subsidiemaatregelen te bedenken zijn, onder meer als aanvullingen op bestaande
situaties. Hij heeft een heel scala van te nemen maatregelen genoemd en ik ga ervan uit dat de meeste
door hem genoemde punten, die wellicht zijn afgeleid uit bepaalde inmiddels verschenen rapportages,
straks in het totaal van het beleidsplan nader aan de orde zullen komen.
Mevrouw De Jong heeft gezegd dat wat meer verfijningen hadden moeten worden aangebracht in
de rapportage. Het gaat hier om een eerste rapportage, die een globaal overzicht geeft van wat moge
lijk is. Het is een aanzet tot inventarisatie. Het rapport moet nader worden uitgewerkt. Dit zal gebeu
ren en dan zal althans voor een deel aan de verwachtingen van mevrouw De Jong worden voldaan.
Mevrouw De Jong heeft ook nog naar voren gebracht dat de burgers zelf bij deze hele problema
tiek moeten worden ingeschakeld. Ik geloof dat dit juist is. Voor een belangrijk deel is het een men
taliteitskwestie. Men kan die mentaliteit het best beïnvloeden, als men de mensen zelf zo veel moge
lijk bij zaken als deze betrekt. Ik neem aan dat mevrouw De Jong het instellen van een soort indeeën-
bus wilde bepleiten. Dat is natuurlijk mogelijk en wij zullen haar suggestie zeker doorgeven. Misschien
kan haar idee bij Frigas, die een grote rol speelt in onze coördinatiecommissie, worden verwezenlijkt,
zodat het voor een groter gebied bruikbaar zal zijn. De complimenten, die mevrouw De Jong de leden
van de werkgroep deed, zal ik graag doorgeven.
De heer Bijkersma: De wethouder heeft gezegd dat er in sommige gevallen wel ad hoc-beslissingen
moeten worden genomen. Ik ben het daarmee eens, maar dergelijke beslissingen moeten natuurlijk niet
de basis van ons denken zijn. De basis van ons denken moet een duidelijk plan zijn. Dat dit het geval
zal zijn, heb ik uit zijn woorden wel begrepen.
De heer Eijgelaar is ook ingegaan op de opmerkingen van de heer Van der Wal. De wethouder zei
dat vele gedachten van de heer Van der Wal vermoedelijk zouden worden meegenomen in een beleids
plan. "Vele", dus een aantal van de kanttekeningen die hij plaatste. Op bladzijde 6 van het rapport
van de werkgroep staat dat bij het isoleren van woningen geen dwang zal worden toegepast. De heer
Van der Wal had het daarentegen over een boete. De wethouder heeft hier niets van gezegd, maar ik
hoop zeker niet dat de wethouder deze gedachte zal meenemen.
De heer Knol: De wethouder doet nogal dierbaar over de samenwerking tussen gemeente en woning
corporaties voor wat betreft de technische know how. Nu zie ik op bladzijde 3 van de raadsbrief bij
punt g staan: isolatie houtrijke woningen van het Gemeentelijk WoningbedrijfNu is het Gemeente
lijk Woningbedrijf volgens de Woningwet een toegelaten instelling evenals woningcorporaties. Ik zou
dus zeggen: gelijke monniken, gelijke kappen. Betekent dit dat nu ook woningcorporaties voor moei
lijk te isoleren woningen bij de gemeente kunnen aankloppen en een beroep kunnen doen op het fonds
en erg i ebespa ring?
De heer Van der Wal: Naar mijn mening gaat het bij energiebesparing over een onderwerp dat op
langere termijn zeer belangrijke consequenties kan hebben voor met name de hoog geïndustrialiseerde
samenleving waarin wij leven. Deze samenleving is sterk op groei gebaseerd. Als men praat over maat
regelen om op energie te besparen, dan is het om te beginnen een goede zaak om een en ander op ba
sis van vrijwilligheid te deen. Als men inderdaad vindt dat energiebesparing voor deze maatschappij
op langere termijn een kwestie van overleven is, kan het feit zich voordoen dat er niet genoeg bespaard
wordt en dat dwang nodig is. Wat ik mis in dit rapport, waarin in eerste instantie wel van vrijwillig
heid wordt uitgegaan, is de opmerking, dat bij een niet bereiken van het doel binnen een bepaalde
tijd, gedacht moet worden aan hetzij sterkere stimulerende maatregelen hetzij repressieve maatregelen.
Ervan uitgaande dat energiebesparing van levensbelang is op wat langere termijn, vind ik de gedachte
aan een repressief beleid op het moment dat het mogelijk is, onontkoombaar. Daarom lijkt het mij een
wat al te gemakkelijke weg om te zeggen dat een en ander op basis van vrijwilligheid moet gebeuren.
Ik zou graag willen dat in de toekomst over het doel dat men voor ogen heeft, wordt nagedacht. Als
dit doel niet op basis van vrijwilligheid wordt gehaald, wat doet men dan?
Eveneens moet worden nagedacht over de doelstellingen die onder de punten 1 t.e.m. 4 op blad
zijde 4 van het rapport van de werkgroep worden genoemd. Die fase is nu net overgeslagen. Ik wil er
toch nogmaals op aandringen dat de werkgroep of coördinatiecommissie aan het werk gaat om ook die
doelstellingen, die men moet kunnen controleren, hard te formuleren.
De wethouder is niet ingegaan op mijn opmerking dat de doelstellingen zo moeten worden opge
steld dat ze controleerbaar zijn. Hoe zijn de doelstellingen het best te controleren? Naar mijn mening
kan dit door in de coördinatiecommissie ook gekozen volksvertegenwoordigers te betrekken. (De heer
Van den Eist: Is de Commissie voor het Electriciteitsbedri jf dan niet goed?) Men moet wel een beetje
zuinig zijn met het oprichten van allerlei commissies en daarom kan het een oplossing zijn, mits men
de doelstelling van de Commissie voor het Electriciteitsbedrijf aanpast. Het gaat mij niet zozeer om
de vorm als wel om het feit dat het gebeurt.
De wethouder is ook niet ingegaan op het bevorderen van de toepassing van niet-fossiele energie
bronnen. Als men hier in Leeuwarden de Technische Unie binnenloopt, dan ziet men daar een hele op
stelling van zonnepanelen. Kennelijk zijn die dingen dus in de handel verkrijgbaar. Toch ziet men ze
nog niet toegepast in de woningbouw. Wij zouden graag zien dat een van de stuurgroepen zich ook
daarin actiever opstelt en de mogelijkheden onderzoekt. Deze stuurgroep zou de mogelijkheden dan
ook actief aan moeten bieden aan woningcorporaties en andere bouwheren.
Nogmaals, wij vinden dat op het ogenblik de nadruk wat al te veel op het isoleren van woningen
ligt. Aangezien het hier om Mslechts" 20% van het energieverbruik gaat, zal men zich om effectief
te zijn ook op andere gebieden moeten richten. Als voorbeeld noem ik het planologisch gebied. Door
verkorting van de verplaatsingsafstand kan men ook een aanzienlijke besparing bereiken, althans een
groei in het energieverbruik afremmen. Ik heb dan ook gevraagd hoe dit soort bezuinigingsmaatregelen
worden vertaald naar ruimtelijke ordening c.q. planologie of verkeer. Of zegt u dat wij daar nu nog
niet aan toe zijn? Overigens zullen wij wel voor deze eerste aanzet stemmen.
De heer Eijgelaar (weth.): Ik zal proberen wat korter te zijn in mijn beantwoording dan in eerste
termijn. De heer Bijkersma heeft gezegd dat ik niet ingegaan ben op de opmerkingen van de heer Van
der Wal over het opleggen van boetes. Ik heb dat duidelijk wel gedaan, toen ik zei dat het de bedoe
ling is om op basis van vrijwilligheid een besparing tot stand te brengen. Ik kan mij echter best voor
stellen dat er, als dit niet lukt op basis van vrijwilligheid, met name van de rijksoverheid en misschien
van de lagere overheden andere maatregelen zullen moeten worden genomen. Die zullen misschien af
gedwongen moeten worden. Daartoe is echter al een aanzet gemaakt, niet door boetes op te leggen,
maar door aanpassingen van de bepalingen in de Bouwverordening. Dat laatste is natuurlijk al een dwin
gen in een bepaalde richting. Dit zal naar mijn mening niet plaatselijk maar nationaal moeten worden
aangepakt. Wat dat betreft zijn er nogal wat punten te noemen, zoals subsidieregelingen, die men
plaatselijk of regionaal niet of nauwelijks kan aanpakken, omdat men dan stuit op problemen die al
leen landelijk kunnen worden opgelost.
De heer Knol heeft gewezen op het voorstel om de houtrijke woningen van het Gemeentelijk Wo
ningbedrijf te isoleren en het niet-rendabele gedeelte daarvan voor rekening van de energiebesparings
pot te laten komen. Hij zegt dan dat dit in concreto zou betekenen dat ook de corporaties aanspraak
kunnen maken op dat fonds. Alle corporaties is de vraag gesteld of zij bepaalde complexen woningen
hadden die extra investeringen vereisten om tot een redelijke isolatie te komen. Deze vraag is gesteld
voordat de coördinatiecommissie dit voorstel deed. Van geen enkele corporatie is bericht binnengeko
men dat men woningen had die in deze bijzondere situatie in aanmerking kwamen voor een extra uit
kering. Dat wetende, heeft de commissie geadviseerd zoals is gebeurd.
Zoals de heer Van der Wal ook opmerkte, energiebesparing kan belangrijke consequenties hebben.
Als hij in dat verband de vrijwilligheid een belangrijke basis noemt maar ook de mogelijkheid open wi