7Z Par. 9. BELEIDSSECTOR ECONOMISCHE AANGELEGENHEDEN. A. Werkgelegenheid. De hear Jansma: Ik haw net direkt in fraech mar wol in opmerking, Eltse moanne publisearret it Dis- triktsburo foar de Arbeidsfoarsjenning oersichten fan de stan fan de wurkleazens. Dêrtft docht bliken dat de registrearre wurkleazens mei namme it leste jier sakket yn Ljouwert. Ein foarige moanne wiene der yn Ljouwert 91 8 mannen wurkleas, 4,7%. By de froulju wienen 704 wurkleas - in yn forhalding hiel heech oantal - en dat bitsjut 13,1%. Nettsjinsteande it feit dat de wurkleazens sakke is, binne it dochs wol hege sifers, foaral by de froulju. Ik wol der by dizze gelegenheit graech op wize dat wy net miene moatte dat it mei de registrearre wurkleazens ophaldt. Sunt in healjier wurde der ek sifers publisearre fan it oantal WAO'ers/AAW'ers per gemeente. Ik bin yn it bisit kommen fan sifers oer hoe't it der yn Ljou wert hinne leit. Nou docht bliken dat hjir likernoch 2,000 mannen en by de 700 froulju yn'e WAO sitfe. Nei skatting is de helte dërfan by steat om licht wurk to dwaen, mar dat is der foar harren net. It Ar- beidsburo fynt ynskriuwing fan dizze kafegory net nedich en eins sinleas, om't it wurk der net is. Ik wol hjir mar mei sizze dat wy Os net forsjen moatte op de sifers, sa'f it Arbeidsburo dy publisearret, hwant dt de niis neamde sifers docht bliken dat it oantal minsken, dat eins ek wurkleas is, likernoch twa kear sa heech is. De Foarsitter: It is in goed ding dat wy meiinoar witte dat de saek der sa foar stiet. Tank jo wol, mynhear Jansma B. Economische ontwikkeling. De heer Sterk: Het is al weer enige tijd geleden dat de gegeven antwoorden aan het papier werden toevertrouwd en ik zou nu willen vragen of op de antwoorden op de vragen 259 en 260 nog aanvullingen zijn te geven. Het gaat hierbij om de BRT en het ISP. De Voorzitter: In de raadsvergadering van gisteren, 19 november, is door de geformuleerde motie naar mijn mening op het eerste probleem het meest duidelijke antwoord gegeven. Wat het ISP betreft is sprake van een lang proces, waar tot dusver weinig is uitgekomen. De heer Eijgelaar (weth.): Als wij zelf ontdekken of op grond van ons verstrekte informatie verne men dat er een mogelijkheid is om van bepaalde ISP-potjes gebruik te maken, dan zullen wij er als de kippen bij zijn. Dat kan ik u verzekeren. Als er in dit opzicht mogelijkheden zijn, dan hebben wij daarvoor echt wel wat in petto, maar op dit moment is hierover helaas niets concreets te zeggen. De Voorzitter: Wij behoeven nu niet te herhalen wat gisteren is gebeurd, maar het is wel duidelijk dat ministers slecht van de Friese situatie op de hoogte zijn. Door raadsleden zijn vragen gesteld - de antwoorden daarop worden binnenkort gepubliceerd - over hetgeen met name minister Beelaerts van Blokland in de Kamer heeft gezegd, namelijk dat wij ons geld niet eens opmaken en dat er een groot bedrag staat voor de een of andere tangent van Leeuwarden. Gebleken is echter dat dit met Leeuwarden niets te maken heeft, dat het om geld gaat voor een project van de provincie, namelijk de weg van Boksum naar Marssum, waarmee men druk bezig is. De minister wilde ons een "opduvel" geven, door te zeggen dat wij wel om dingen vragen maar niet eens gebruiken wat er is. Het bantwoorden van de hierover gestelde vragen heeft enige tijd gevergd; wij hebben een en ander namelijk eerst moeten na gaan omdat wij ons niet konden voorstellen dat ministers aan het adres van Leeuwarden dergelijke "rot- opmerkingen" maken. Wij hebben ons ervan vergewist dat zoiets inderdaad is gezegd, dat weten wij nu en wij zullen de vragen in de hiervoor aangegeven zin beantwoorden, terwijl wij ook de Tweede Kamer van de manier waarop met Leeuwarden wordt omgesprongen in kennis zullen stellen. In een krant heb ik iets gelezen over een vriendelijke motie, het zou mij liever zijn geweest wanneer men in de krant wat duidelijker zou hebben weergegeven hoe hier gisteren de sfeer in de raad is geweest. Die sfeer heb ik niet als erg vriendelijk ervaren, eerder was mijns inziens het omgekeerde het geval en het zou naar mijn mening goed zijn geweest wanneer de bewogenheid van de discussies, die hier gisteren in de raad zijn gevoerd, in de krant wat meer tot uiting zou zijn gekomen. Overigens ben ik met het lezen van kranten vandaag niet zo ver gekomen, er zijn natuurlijk meer dagbladen, waarin wellicht wel tot uit drukking is gekomen dat hier gisterenavond wel iets meer is gebeurd dan alleen een vriendelijke dis cussie over de wijze waarop Den Haag Leeuwarden bejegent. Dat zou ik in ieder geval graag naar voren hebben zien komen en dit was voor mij natuurlijk een ideale gelegenheid om dit mede te delen. De heer Bijkersma: Met betrekking tot het antwoord op vraag 261 zou ik graag nog een nadere infor matie hebben. In het antwoord wordt gesproken over de railaftakking naar de Hemrik en over de herinrich ting van het emplacement van de Nederlandse Spoorwegen. Ook Van Gend en Loos is bij de herinrichting van het emplacement betrokken en ik zou u nu willen vragen of Van Gend en Loos wellicht ook in de Hemrik een terrein wil hebben op de wijze als dat in Groningen het geval is, waar het totale goederen vervoer van Van Gend en Loos buiten de stad plaatsvindt. Ik weet niet of in dit opzicht aan Van Gend en Loos ooit een aanbod is gedaan; het is een suggestie die ik graag zou willen meegeven. De Voorzitter: Dit is ook bij de discussie in de tweede afdeling naar voren gekomen. Ik kan hier omtrent mededelen dat het voor Van Gend en Loos - mits er natuurlijk een goede aansluiting is - geen probleem zou zijn wanneer het bedrijf op een andere plaats zou zijn gevestigd. In dit opzicht zijn ver schillende mogelijkheden denkbaar en die worden ook onder ogen gezien, maar het probleem in dezen is dat verplaatsing van Van Gend en Loos grote financiële consequenties zal hebben. Tot onze spijt hebben wij tot nu toe nog niemand kunnen vinden - een oplossing hiervoor zal uit het overleg naar vo ren moeten komen - die bereid is hiervoor een groot bedrag op tafel te leggen. Ik stel mij voor - maar ik weet het niet zeker - dat het een gezamenlijke demarrage van NS, Fram, gemeentebestuur en Van Gend en Loos bij de betrokken bewindslieden zal moeten worden, hopelijk zullen zij het voor de ver plaatsing van Van Gend en Loos benodigde bedrag op tafel leggen. Een verplaatsing biedt weidse per spectieven voor een verbetering van de verkeerstechnische situatie in de omgeving van het station, daar voor zal de "winkel" van Van Gend en Loos inderdaad moeten verdwijnen. Van Gend en Loos is ook wel tot verplaatsing bereid, maar een directe aanleiding hiertoe heeft het bedrijf niet, zodat het voor verplaatsing ook geen miljoenen wil betalen. Andere vestigingsmogelijkheden voor Van Gend en Loos worden echter nogmaals gezegd wel onder ogen gezien. (De heer Bijkersma: Ik doelde met name op de locatie in de Hemrik.) Er wordt aan een andere plaats gedacht, die ik op dit moment liever niet noem. Het punt als zodanig heeft in ieder geval alle aandacht. De heer Ten Hoeve: Ik heb een aanvullende vraag die te maken heeft met de portefeuille van de wethouder en de recente uitlatingen die via de pers tot ons zijn gekomen. Bij de plannen voor de inrichting van het Wilhelminaplein heeft onze fractie zich steeds laten lei den door hetgeen wij hebben vastgelegd in het Structuurplan voor de Binnenstad, namelijk dat het Wil helminaplein een erffunctie zou moeten krijgen. Daardoor is de discussie bepaald over de vraag of het Wilhelminaplein een ludiek plein zou moeten worden dan wel het "dambord", zoals wij dat kort geleden hebben vastgesteld. Dat dambord bood het voordeel, dat het plein een erffunctie zou kunnen hebben. Uit berichten in de Leeuwarder Courant blijkt nu - de wethouder moet het maar zeggen als het anders is -, dat de bloemenmarkt niet op het Wilhelminaplein zal worden gehouden, dat een aantal handelaren op het huidige Wilhelminaplein geen plaats kan krijgen omdat de opbouwsels en de ingang van de par keergarage te veel ruimte in beslag nemen. Het is zelfs mogelijk dat een circus van een bepaald formaat er niet meer terecht zal kunnen en voor ons rijst dan ook de vraag of hetgeen ons steeds voor ogen heeft gestaan, namelijk de erffunctie die ook de inrichting heeft bepaald, nu op de tocht staat. Wanneer dit inderdaad het geval is, is het voor ons de vraag of de hele inrichting van het plein niet opnieuw dient te worden bekeken en of het college ter zake niet met een nieuw voorstel dient te komen. De heer Eijgelaar (weth.):lk wil hierop wel even reageren. Het plein is iets breder geworden, maar door de ingang van de parkeerkelder en de ter plaatse staande gebouwtjes gaat er weer het nodige af. Gisteren heb ik echter van de vertegenwoordigers van de ambulante handel, die de ruimte in overleg met onze dienst opnieuw hebben ingedeeld en ingetekend, gehoord dat het per saldo wat de warenmarkt betreft op ongeveer hetzelfde uitkomt als voorheen en dat vrijwel hetzelfde aantal markthandelaren als voorheen een plaats zal kunnen krijgen. Een circus zal er zeker een plaats kunnen vinden en ook de kermis zal best gaan, omdat de oppervlakte in totaliteit bezien nogmaals gezegd praktisch gelijk blijft aan de oppervlakte waarvan voorheen sprake was. Wat de bloemenmarkt betreft is van de mensen zelf een verzoek binnengekomen. De ruimte op de Oude Veemarkt bleek zodanig te zijn dat de paden kunnen worden verbreed, waardoor het publiek beter bij de bloemenkramen kan komen. Kortom, het gehele handelsgebeuren kan zich op de Oude Veemarkt gunstiger ontwikkelen dan voorheen op het Wilhelminaplein. Om die reden heeft men ons, los van de grootte van het Wilhelminaplein, verzocht de bloemenmarkt voortaan weer op de Oude Veemarkt te mo gen houden. Dat verzoek is ook in de Commissie voor het Marktwezen aan de orde geweest, welke com missie ter zake een positief advies aan burgemeester en wethouders heeft uitgebracht. Daarover zal nog een beslissing moeten worden genomen. Dit is dus voortgekomen uit een verzoek van de bloemenhande-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 37