$?i> ?5 helpforlieningsnota, dy't yn it andert op fraech 278 troch it kolleezje ek neamd wurdt. Ik tink oan it oerliz mei de hüsdokters en ek oan it meitinken oer it mooglik ta stan kommen fan in sounenssin- trum yn CamminghabuorrenFierders tink ik oan it wurk dat dizze stichting docht yn de Wielenpolle, yn Bilgaerd, yn Skieringen en oan de underwiisbigelieding. De stichting hat op 2 jannewaris fan dit jier in brief oan b. en w. skreaun mei de fraech om in ekstra subsydzje fan 45.000, In twa siden fol tikte tekst yn dat brief draecht de arguminten oan. Der wol ik nou net neijer op yngean. Ik wol noch wol dit sizze. Op 15 oktober hat de stichting opnij in brief skreaun, it forsyk werhelle en wer forskate arguminten oanfierd. Ik wol graech witte hwerom't de stichting noch gjin andert krigen hat op dizze beide brieven en hwat it kolleezje fan doel is to anderjen. It liket my ta dat der alle reden is om posityf to réagearjen. It is in algemien Ljouwerter bilang, liket my ta. Rekken haldend mei de 80% kosten sosiale soarch giet it üs gemeente mar mear om in bitreklik lyts bidrach. Nou is dat fan- sels gjin kriterium, mar it kin yn bipaelde opsichten in rol meispylje. De heer Schagen: Ik wil iets opmerken in verband met vraag 279. Deze kwestie is het vorig jaar ook aan de orde geweest en er is toen een motie ingediend die door de hele raad werd ondersteund. Vervolgens heeft de Raad voor Maatschappelijke Dienstverlening zich ermee bemoeid en toen bleek wat u ook in uw antwoord hebt aangegeven, namelijk dat de instellingen, waarvan je zou ver wachten dat die erbij betrokken zijn en er belang bij hebben, geen behoefte aan zo'n regeling heb ben. De RMD zit wat in zijn maag met die reactie van de instellingen. Wij hebben het vorig jaar het genoemde besluit genomen, omdat wij ervan uitgingen dat er een aanbod zou zijn dat rechtvaardigde dat er een bereikbaarheidsregeling voor de weekends tot stand zou komen, maar op dit moment be staat daarover nog steeds geen duidelijkheid. Die duidelijkheid zal ook heel moeilijk door de instel lingen en door de RMD kunnen worden verschaft. Eigenlijk is er nog geen concreet overzicht dat aan toont of gelet op het aanbod de beslissing die het vorig jaar is genomen gerechtvaardigd was. Het is begrijpelijk dat u ook in uw antwoord daarin geen inzicht kon verschaffen. Wel lijkt het mij zinvol dat de RMD wordt verzocht hier nog eens serieus naar te kijken, zoals u ook in uw antwoord sugge reert. Met name zullen wij een reëel inzicht moeten krijgen in het aanbod, want nu kunnen wij daar naar alleen maar gissen. De heer Jansma heeft al het een en ander gezegd over vraag 280, maar ik wil daarop nog een aan vulling geven. Het is bekend dat sedert 1976 CRM een afknijpbeleid heeft gevoerd omtrent de forma tieplaatsen bij het maatschappelijk werk. Naast het probleem dat voor direct uitvoerende maatschap pelijk werkers minder geld op tafel kwam, werd ook nog op de apparaatskosten bezuinigd. Het ant woord dat het college op vraag 280 heeft gegeven is in principe wel juist, voor zover het althans gaat om de kosten voor de directe uitvoering in de sfeer van de maatschappelijk werkers, maar ik vraag mij af of het college met dit antwoord ook doelt op de apparaatskosten, die bij het laten functioneren van een eerste lijn voor maatschappelijk werk eveneens aan de orde zijn. Mevrouw Waalkens: Ik wil iets opmerken met betrekking tot vraag 277. Het vorig jaar is de vraag gesteld wanneer de Raad voor Maatschappelijke Dienstverlening met een plan zou komen. Er is mij toen bezworen dat dat nog binnen het jaar zou gebeuren. Ik zei daarop dat ik het volgend jaar die vraag wel weer zou stellen. De PvdA is mij nu voor geweest, maar ook ik wil hier nog eens naar vra gen. Wij kunnen binnenkort een klein stuk verwachten, maar wat moeten wij verstaan onder "binnen kort" en wat kunnen wij het komend jaar van de RMD precies verwachten? De heer De Vries (weth.): Het lijkt me het beste dat ik de nummers van laag naar hoog langs loop. Ik doe dit niet uit gebrek aan respect voor de leden van de afdeling, wier vragen ik eigenlijk het eerst zou moeten beantwoorden. De problemen lopen echter wat door elkaar heen en op die manier kan ik er wellicht het best wat lijn in brengen. Mevrouw Waalkens, de laatste spreekster, heeft geïnformeerd naar het door de Raad voor Maat schappelijke Dienstverlening uit te brengen beleidsplan. Ik kan zeggen dat daaraan thans nog driftig wordt gesleuteld. Het gaat hierbij om een aangelegenheid die zeer gecompliceerd ligt, omdat zeer veel instellingen met verschillende doelstellingen, zij het dat zij zich allemaal met maatschappe lijke dienstverlening bezighouden, in één raad zijn vertegenwoordigd. Dit leidt tot gecompliceerde relatiepatronen. Alles werkt niet allemaal even goed en wij vinden dat ook terug in het functioneren van de Raad voor Maatschappelijke Dienstverlening. Men is op het ogenblik druk bezig met het ma ken van een beleidsanalyse, die naar alle afzonderlijke instellingen zal worden gestuurd met het ver zoek daarop commentaar te leveren. Vervolgens zal een nieuwe commissie worden ingesteld, die zal proberen een beleidsplan, het uiteindelijke resultaat dat men voor ogen heeft, te formeren. Vervolgens zijn opmerkingen gemaakt over vraag 179 door de heer Schagen, die betrekking had den op de samenwerking tussen de hulpverleningsinstellingen en de bereikbaarheid van deze instel lingen tijdens de weekends, waarover het vorig jaar een motie is aangenomen. Zoals in het antwoord is aangegeven hebben de instellingen elkaar op dit punt moeizaam c.a. gebrekkig c.q. in het ge heel niet kunnen vinden. Bovendien is het beeld voor wat betreft de noodzaak van bereikbaarheid erg onoverzichtelijk. Het vorig jaar hebben wij al meegedeeld dat er via de Gemeentelijke Sociale Dienst een hulpverleningslijn naar de instellingen toe loopt, waardoor materiële noden stante pede, ook tijdens het weekend, kunnen worden opgelost door een overbrugging over het weekend heen. Wij menen dat die regeling in de praktijk goed functioneert; het is mij althans bekend dat enkele instellingen hierop laatstelijk nog een beroep hebben gedaan. Mensen die plotseling in een nood situatie verkeerden, hebben contact opgenomen met een van de kaderleden van de Gemeentelijke Sociale Dienst, waarbij tot een tijdelijke oplossing kon worden gekomen. Dit probleem is opnieuw ter sprake gebracht in de laatst gehouden vergadering van de Raad voor de Maatschappelijke Dienst verlening en daarbij is afgesproken dat het presidium van deze raad zich nog eens zal beraden over de stappen welke eventueel zouden moeten worden genomen om tot een betere afstemming en een ze kere harmonisatie van de hulpverlening te komen, ook voor wat betreft de bereikbaarheid in de week ends. Ik wil hierbij wel opmerken dat wij geen apparaat hiervoor in het leven moeten roepen wanneer dat niet nodig is. Het is dan beter om te proberen via goede werkafspraken tussen de bestaande instel lingen de hulpverlening een goede vloer te geven. Alles wat dubbel gebeurt, kost erg veel geld. Ook maatschappelijke dienstverlening is duur, zodat ik voor dat terrein graag de uiterste efficiency aan beveel. Ik denk dat wij er op dit moment het beste aan doen eerst de reactie van de Raad voor de Maatschappelijke Dienstverlening af te wachten. Ik kom vervolgens bij vraag 280, waarover de heren Jansma en Schagen opmerkingen hebben ge maakt. De heer Jansma wees erop dat de Stichting Maatschappelijke Dienstverlening tweemaal een subsidieverzoek aanhangig heeft gemaakt en hij wil horen hoe het college daarop heeft gereageerd. De reactie daarop vindt men in eerste aanleg in de beantwoording van vraag 280. Als gemeente Leeu warden zijn wij vertegenwoordigd in het overleg van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, waar in over deze problemen vrij uitvoerig en ook vrij diepgaand regelmatig wordt gesproken. Een van de uitgangspunten van de gemeenten is dat het, wanneer het rijk bepaalde zaken afknijpt, natuurlijk niet aan gaat de lasten daaromtrent maar even over te hevelen naar de huishoudingen van de gemeen ten. Op dit terrein zitten wij bepaald met een zeer gecompliceerde kwestie. Het rijk stelt namelijk een norm voor de maatschappelijke dienstverlening, en de maatschappelijke dienstverleningsinstel lingen, verenigd in het landelijk orgaan Joint, hebben met de minister en de VNG aan tafel geze ten. Men is het eens geworden over een bepaalde norm en die norm betekent, zowel voor Leeuwar den als voor de regio hier omheen, dat men het aantal formatieplaatsen waarvan nu sprake is zelfs niet eens zal kunnen handhaven. Er zullen dus nog meer mensen uit deze sector moeten verdwijnen, wanneer wij uitgaan van de Joint-norm en de repercussies daarvan. Inmiddels moet worden geconsta teerd - op zichzelf is dat een pijnlijke aangelegenheid - dat het aantal maatschappelijk werkers, dat bij de maatschappelijke dienstverlening in Leeuwarden werkzaam is, steeds verder terugloopt. De ap paraatskosten zijn met een zogenaamde lump sum gebonden aan de maatschappelijk werkers. Het aan tal maatschappelijk werkers waarover wij beschikken hangt samen met de hoeveelheid middelen die beschikbaar is voor het in stand houden van het apparaat. Wanneer dus het aantal maatschappelijk werkers terugloopt, lopen ook de inkomsten voor de apparaatskosten onevenredig sterk terug, waar door inderdaad moeilijkheden ontstaan. Wij staan daar nu heel concreet voor: de Stichting Maatschap pelijke Dienstverlening is niet meer in staat de touwtjes aan elkaar te knopen. Wij hadden erop ge rekend dat per 1 januari 1980 de nieuwe rijksbijdrageregeling voor de maatschappelijke dienstverle ning zou worden ingevoerd, maar inmiddels is mij duidelijk geworden dat dat weer een jaar is opge schoven. Wanneer de regeling wel per 1 januari 1980 had kunnen worden ingevoerd, zou deze affaire primair een zaak voor de gemeente Leeuwarden zijn geweest, maar nu moet de verantwoordelijkheid daarvoor volledig worden gelegd bij het rijk. Wij kunnen, ook in het overleg met de VNG, op dit moment niets anders doen dan afwachten wat er met betrekking tot de hele ontwikkeling van de maat schappelijke dienstverlening uit de bus zal komen. De hear Jansma: Ik prakkesear deroer om dit punt under foarbihald oan to halden. (De Voorzitter: Misschien kunt u even aangeven wat u wilt claimen.) Ik wol yn üs fraksje oerliz hawwe omtrint it sub- sydzjeforsyk fan de "Stichting Maatschappelijke Dienstverlening" fan ƒ45.000,sa't it sunt 2 jan newaris by b. en w. op tafel leit. De Voorzitter: Dat wordt genoteerd.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 39