4 van een brief berichten dat zijn zaak in behandeling is. Soms vermelden wij daarbij ook wóör die wordt I behandeld. Ik wil echter nog best eens de vraag aan de orde stellen of wij toch niet systematischer kun nen werken. Wellicht kan er bij alle afdelingen nog eens op worden aangedrongen dat zij wat conse quenter, na een bepaalde tijdsperiode - ik denk dan aan een wat langere termijn dan een week iets van zich laten horen. Ook ik heb namelijk de indruk dat dit soort zaken niet overal even consciëntieus worden afgewerkt. De heer Buising heeft gesproken over de kwestie van het informeren van statenleden. Ik wil voorop stellen - het is overigens niet mijn bedoeling de beschuldigende vinger op te heffen - dat het primair aan de statenleden zelf, en niet aan ons, ligt als zij er niet van op de hoogte zijn wat er in Leeuwar den gebeurt. (De heer Buising: Ik heb ook niet beweerd dat het aan ons ligt.) Nee, maar ik wil er toch nadrukkelijk op wijzen dat het eventueel bestaan van lacunes niet aan ons, maar aan de statenleden zelf is te wijten. Als van lacunes sprake is, durf ik te stellen dat men dan te weinig belangstelling voor Leeuwarden heeft; men kan alle gewenste informatie ontvangen en opvragen. Ik wil u meedelen waar om wij op deze wijze op de hierover gestelde vraag hebben geantwoord. Zo nu en dan heeft het colle ge contact met de in Leeuwarden woonachtige statenleden, die toch wel de eerste groep vormen die zich direct voor Leeuwarden interesseert; dat is ook in overeenstemming met een afspraak die met men sen uit de staten is gemaakt. Met deze groep van statenleden, waarmee wij zo nu en dan contact heb ben, willen wij met name graag doorpraten hoe wij de communicatie kunnen verbeteren en dat geldt dan niet alleen voor deze statenleden. Wij hebben deze groep alleen genoemd, omdat wij die zo nu en dan in georganiseerd verband ontmoeten. Wij willen graag weten waar de lacunes liggen en of men die ook werkelijk als zodanig ervaart. Op basis van contacten die ik zelf met statenleden heb kan ik overigens zeggen dat er niet algemeen sprake is van onbekendheid met de problemen van Leeuwarden. Uit eigen ervaring weet ik dat sommige statenleden geweldig goed op de hoogte zijn van wat hier speelt. Kort geleden bleek mij zelfs dat statenleden beter van bepaalde zaken op de hoogte waren dan de raads leden zelf; het was heel interessant die ervaring op te doen. Mevrouw Brandenburg is ingegaan op de kwestie van de klachten van met name politionele aard. Op de desbetreffende vraag is door ons geantwoord dat zal worden gewacht op een studie over dit on derwerp van de VNG. Die studie is inmiddels binnengekomen en het advies dat de VNG heeft gegeven is recentelijk aan de orde geweest in onze Raadscommissie Openbare Orde, door welke commissie ook een standpunt is ingenomen en een advies is uitgebracht. Dat advies, dat aansluit op hetgeen lande lijk vrij algemeen naar voren komt, houdt een volkomen afwijzing in van het voorstel dat de beide be trokken ministers in de vorm van een wetsontwerp aan de Kamer hebben voorgelegd. Dit ontwerp is thans in discussie in bestuurlijke kringen, bij vakbonden en anderen die bij deze materie zijn betrokken. De algemene indruk is dat hiermee de situatie nog gecompliceerder wordt gemaakt en nog duisterder voor degenen om wie het gaat, en dat het verstandiger is te streven naar een situatie waarin klachten worden behandeld door instanties die vrij dicht bij de praktijk staan, dus lokale instanties. In onze ge meente hebben wij daartoe al een stap gezet, want wij hebben uit leden van de Commissie Openbare Orde een commissie samengesteld, die de klachten die omtrent de politie worden ingediend behandelt en betrokkenen die klagen in de gelegenheid stelt hun mening kenbaar te maken, terwijl ook de poli tie de gelegenheid krijgt haar standpunt kenbaar te maken. Nadat met de diverse betrokkenen gesprek ken zijn gevoerd wordt een advies opgesteld. Er is dan sprake van een kortere en naar onze mening ook zinniger weg en het is ons bekend dat ons standpunt in bredere kring wordt gedeeld. Het is ons voorne men dit standpunt kenbaar te maken aan de betreffende minister en aan de VNG. De heer Van den Eist heeft opgemerkt dat de vraagstelling hieromtrent in een wat bredere context is geplaatst, maar dat had ik ook wel begrepen. Ik meen dat de laatste vragen over dit onderwerp met name op de politie betrekking hebben en de eerste wat meer in algemene zin zijn bedoeld. Op die eerste hebben wij dan ook duidelijk een meer algemeen antwoord gegeven. In b. en w. hebben wij hieraan de nodige aandacht geschonken en ik moet u zeggen dat wij de indruk hebben dat men in Leeuwarden echt wel weet waar men zijn klachten moet deponeren. Dit blijkt onzes inziens wel uit het aantal brie ven met klachten en opmerkingen dat de raad bereikt en uit het aantal ingezonden stukken, dat hierbij ook mag worden genoemd. Ik meen dat de Leeuwarder Courant al bijna een tweede blad kan uitgeven, dat uitsluitend met ingezonden stukken is gevuld; ik zie tenminste dat deel van de krant regelmatig uit breiden. Ook de stapel papieren die u als raadsleden bereikt neemt voortdurend toe. Ik weet niet of dit een gevolg is van het feit dat men beter de weg weet dan in het verleden öf van het feit dat er meer klachten bestaan dan vroeger. De heer Miedema veronderstelt dat men tegenwoordig beter kan schrij ven en dat geldt dan wellicht met name voor het gebied waarin hij woont! Alle gekheid daargelaten, ik heb dus niet de indruk dat men niet weet waar men met zijn klachten heen moet. 5 B. Huisvesting bestuurscentrum en gemeentelijke diensten. De heer Buising: Ik wil een paar vragen stellen die verband houden met het feit dat wij toestem ming hebben gekregen voor het vervangen van de Sint AnthonyschoolKunnen er al termijnen worden genoemd met betrekking tot de verbouwing van de Hofschool en de Sint Anthonyschool ten behoeve van de uitbreiding van de secretarie? Verder wil ik u vragen of dit consequenties heeft voor het huren van de nieuwbouw in de Sint Jacobsstraat of voor de voorwaarden waaronder wij daarvan gebruik zul len maken De hear Miedema: Ik bin hwat minder optimistysk as de hear Buising. As ik him goed bigryp, sjocht hy de nije St. AnthonyskoalIe hast al stean. Nou, ik net. (De hear Buising: Ik freegje it allinne mar.) Ik wol it noch even hawwe oer de punten 17, 18 en 19, it ynformaesjesintrum. Yn de fragen wurde forskate mooglikheden oanrikkemedearre. Ik bin tofreden mei it antwurd, it kolleezje fynt nammentlik dat de ofdieling Foarljochting by it stedhus-kompleks bliuwe moat. Men tinkt dan oan nijbou op it plak fan de eardere Hofskoalle en de St. Anthonyskoal Ie. Miskien binne wy hwat dat plan oanbilanget in lyts stapke foarüt gien; de hear Buising hat hjir nei frege en hy sil aenst wol in antwurd krije en dan hear ik it ek. Dochs is myn fraksje fan miening dat dit to lang duorret. Réalisearring fan dit plan sil wol net yn dizze en de kommende riedsperioade barre, ik stel it dan noch foarsichtich. Wy binne fan miening dat it sa.lang net duorje kin ear't wy in bigjin meitsje mei in foarljochtingssintrum, dêr't wy sa lang ik yn de ried sit al oer prate. Ik doel dan net allinne op in foarl jochtingssintrum mar ek op in ynformaesjesintrum. Nou is it yn in gearkomste as dizze net maklik om saken to dwaen. Wy hawwe hwat to min ynformaesjes. Fraech 19 is net hielendal goed steld, hwant hjiryn wurdt praet oer de "begane g[ond" fan de nijbou oan de St. Jabiksstrjitte. Wij hawwe hjir nammentlik gjin eigendommen. (De heer Ten Brug (weth.): Waar komt die vraag vandaan?) By my wei, dat is düdlik. Nei üs idé moat yn it to hieren diel van de nijbou yn de St. Jabiksstrjitte in mooglikheit wêze om in ynformaesjesintrum op to setten. As gemeentlik kantoar moat dit ommers goed tagonklik wêze foar eltsenien. It hoecht neffens üs gjin probleem to wezen dat it sintrum net op de "begane grond" komt. Dit is in plak dat gunstich leit. Op dit momint hawwe wy lykwols gjin ynformaesje oer de fraech oan hokker opperflak wy tinke moatte om sa'n sintrum op in goede manier op to setten. Oan hokker kosten moatte wy tinke? It kol leezje skriuwt yn it antwurd dat der yn it biliedsplan gjin rekken halden is mei de kosten. Dat is net sa slim, hwant it komt dit jier dochs net fan'e groun. It kompleks moat earst noch boud wurde. As it kolleezje der takomme jier yn it biliedsplan rekken mei haldt, as dat in ütdruklike winsk fan de ried is, dan soe dat noch op'e tiid kinne. Ik haw dochs wol bihoefte om foaral foar de nijbou yn de St. Ja biksstrjitte hjir hwat dit punt oanbilanget hwat djipper op yn to freegjen. Mevrouw De Jong: Ik wil iets opmerken met betrekking tot vraag 16. Uit uw antwoord proef ik een zich neerleggen bij het verdergaand vandalisme en ik lees daarin niets over een streven om te zoeken naar de oorzaken ervan en te trachten daarvoor een oplossing te vinden, terwijl mij dat toch veel zin voller zou lijken. De Voorzitter: De heer Buising heeft gevraagd of het feit dat er wat meer zicht is gekomen op de verbouwing van de Sint Anthonyschool consequenties heeft voor het huren van de nieuwbouw. Toen wij ermee begonnen de zaken op een rij te zetten, mede in verband met de vraag of al of niet een gedeel te van de nieuwbouw in de Sint Jacobsstraat moest worden gehuurd, waren de thans vigerende omstan digheden inzake nieuwbouw van scholen nog niet bekend. Wij hebben toen getracht te bepalen wanneer redelijkerwijs tot een nieuwe school zou kunnen worden gekomen en wanneer, in aansluiting daarop, aan de uitbreiding van de secretarie op de plaats van de beide scholen die er nu staan gestalte zou kun nen worden gegeven. In het kader daarvan zijn wij tot de conclusie gekomen dat daarvan niet eerder sprake kan zijn - ik kan nu één jaar mis zitten maar ook niet méér - dan in 1985. Gelet op alle om standigheden waarmee rekening moet worden gehouden, zouden wij er echter ook niet van moeten schrik ken als de nieuwbouw pas in 1990 gereed zou zijn. Op basis daarvan zijn de beslissingen genomen om trent het tijdelijk huren van een deel van de panden in de Sint Jacobsstraat. Nadien, rond de jaarwis seling, werden wij geconfronteerd met de problematiek van de geweldige rem die op de scholenbouw werd gezet. Wij konden daardoor slechts concluderen dat wij, wanneer wij voor de betreffende school niet op korte termijn van de minister medewerking zouden ontvangen, de gedachte om in 1990 met de nieuw bouw gereed te zijnookwelop onze buik konden schrijven; er zou dan moeten worden gedacht aan realise- ringtussen 1990 en 2000. Ten aanzien van deze school hebben wij evenwelde vereiste toestemming van de minister gekregen, waardoor wij weer in het oude patroon terecht zijn gekomen, waarbij wij ervan mo gen uitgaan dat In 1990 de nieuwe school er staat en nieuwbouw kan zijn gepleegd op de plaats waar

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 3