*7?
£72
Punten 281 en 282.
De heer Meijerhof: In zijn driejarig-bestaan heeft het Kric zich financieel staande kunnen hou
den door de inbreng van de leden - het Kric is een vereniging - en door donaties van derden. Nu is
gebleken dat de donaties niet meer naar deze vereniging toe stromen, omdat wordt gemeend dat men
gebruik kan maken van een rijksbijdrageregeling. In uw antwoord vermeldt u het feit dat er een ver
zoek om een eenmalige bijdrage bij het bestuur van het Nieuwe Stadsweeshuis is ingediend. Dit ver
zoek is afgewezen, wat ook geldt voor verzoeken aan het Juliana Fonds en aan Zomerzegels. Ik wil
u vragen of deze instelling een beroep kan doen op een rijksbijdrageregeling en zo neen, of men dan
op een andere wijze voor subsidiëring in aanmerking kan komen.
Het Kric steunt op een drietal poten, waarvan de eerste de opvang is waarvoor men een ruimte
nodig heeft, die bij vraag 282 ook aan de orde wordt gesteld. In de tweede plaats heeft het de func
tie van doorverwijzing naar andere instellingen, waarmee men ook goede relaties heeft naar ik heb
begrepen. De derde poot is de voorlichting. Ik heb vernomen dat een vijftigtal scholen in de gemeen
te en in de nabije omtrek is aangeschreven, waarop door drie scholen is gereageerd, door twee posi
tief en door de derde negatief. Misschien kan de wethouder in overleg met de wethouder van onder
wijs eens nagaan om welke reden de scholen niet reageren op het voorstel van het Kric om voorlich
ting te geven over de problemen waarmee deze instelling zich bezighoudt.
De heer Van der Wal: Ik wil eveneens iets zeggen over het Kric. Evenals kennelijk de heer Meijer
hof heeft ook mij enige informatie bereikt over de subsidie-aanvragen die op instigatie van de wethou
der, tevens voorzitter van het bestuur van het Nieuwe Stadsweeshuis - qualitate qua naar ik meen -
zijn ingediend en tot tweemaal toe zijn afgewezen. Blijkens mijn informaties heeft de wethouder in
het laatste gesprek geadviseerd een derde subsidieverzoek om een eenmalige bijdrage aan het bestuur
van de stichting, waarvan hij zelf voorzitter is, te richten. Op welke gronden denkt de wethouder
dat een subsidie-aanvrage nu wel een kans maakt, terwijl dat de twee vorige keren niet het geval
bleek te zijn? De heer Meijerhof heeft al iets gezegd over de rijksbijdrageregeling waarvoor het Kric
volgens het bestuur in aanmerking zou komen, welke regeling voorlopig nog niet van kracht blijkt te
zijn. Ik ben dus erg benieuwd naar de reden waarom de wethouder kennelijk mogelijkheden ziet in een
derde subsidiepoging.
Ik wil ook nog iets zeggen over de huisvesting. Mij heeft de informatie bereikt dat het Kric zijn
oog heeft laten vallen op een pand in de binnenstad, dat voor dit doel geschikt lijkt te zijn. Kan ik
uit het gestelde in het antwoord op vraag 282 over bemiddelend optreden begrijpen dat eventueel, als
zich geen andere mogelijkheden voordoen, het Gemeentelijk Woningbedrijf dit pand kan kopen om
het vervolgens te verhuren aan het Kric?
De heer De Vries (weth.): De heer Meijerhof heeft er al op geduid dat het Kric een hulpverlenings
orgaan van vrijwilligers is, dat inmiddels drie jaar in Leeuwarden functioneert. Thans verkeert het in
een situatie die erg problematisch gaat worden. Misschien is het goed dat ik even opmerk dat het beeld
dat ook bij de gemeente omtrent het Kric bestond tot voor enige tijd vrij wazig en onduidelijk was. Wij
wisten eigenlijk niet precies met wie en waarmee wij te doen hadden. Het ging om een instelling die
niet zozeer aan de weg timmerde, maar die langs vertrouwelijke wegen, ook met haar cliëntèle, haar
gang ging. Er zijn op een gegeven moment subsidieverzoeken aanhangig gemaakt bij de Stichting Het
Nieuwe Stadsweeshuis en inderdaad zijn die tot tweemaal toe afgewezen. De eerste afwijzing was ge
baseerd op de veronderstelling dat er sprake was van een dubbelstructuur en dat het functioneren ge
heel geschiedde binnen de sfeer waarin het JAC zich beweegt. Het tweede verzoek is afgewezen, om
dat er op dat manent zicht leek te zijn op een rijksbijdrageregeling voor jongeren en maatschappelij
ke dienstverlening voor jongeren en jong volwassenen, welke groep men tegenwoordig aanduidt met
de afkorting "jo-jo".
Vanuit de Regio Leeuwarden hebben wij bij de instelling van het werkverband, waaraan ook uw
raad heeft meegewerkt, het Krisis- en Informatiecentrum bij het overleg betrokken, dit omdat deze
instelling was gesignaleerd als een vrijwilligersorganisatie en tevens omdat wij graag zicht kregen op
hetgeen waarmee men zich bezighield. Uit de contacten is duidelijk geworden dat met name voor een
dubbelstructuur geen angst behoefde te bestaan. Zowel door het Jongeren Advies Centrum ais door
het Consultatiebureau voor Alcohol en Drugs werd verklaard dat Kric in het kader van de totale hulp
verlening in Leeuwarden ten behoeve van bepaalde categorale groepen zeer verdienstelijk werk doet,
zowel voor wat betreft de opvang als op het gebied van doorverwijzing en voorlichting. Men stelde
dat verschillende cliënten noch bij het JAC noch bij het Consultatiebureau voor Alcohol en Drugs te
recht zouden zijn gekomen, wanneer het Kric geen interventierol had gespeeld. Vanuit die optiek heeft
het werkverband zich een aantal weken geleden gericht tot de staatssecretaris van CRM en gevraagd
hoe het zat met de toepssing van de rijksbijdrageregeling voor een instelling als het Kric. Helaas moet
ik meedelen dat de aanvrage door het ministerie is afgewezen. Van die zijde is gezegd dat men wel
kan doorgaan met de planning in regionaal verband, maar dat men niet moet rekenen op het beschik
baar stellen van rijksmiddelen om dit werk van de grond te brengen. Kort daarvoor kwamen de mede
werkers van het Kric bij ons op bezoek en verzochten ons om hulp in hun moeilijke situatie. Ik heb
hun twee dingen geadviseerd, in de eerste plaats dat zij eens goed duidelijk maken, ook aan de ge
meenteraad, welke hun doelstelling is, hoe zij werken en hoe hun verantwoordelijkheden liggen. In
de tweede plaats heb ik, gelet op de mededeling dat men in de schuld zat, geadviseerd bij de Stich
ting Het Nieuwe Stadsweeshuis opnieuw aandacht te vragen voor de situatie waarin men op het ogen
blik zit. Uiteraard beslist de voorzitter niet over een dergelijke aanvrage, maar op basis van de in
formatie die de stichting successievelijk heeft verzameld ben ik in elk geval wel tot de conclusie ge
komen dat het Kric hulpverlening waard is.
Tevens vroeg men de hulp van de gemeente bij het verkrijgen van een pand. Op het ogenblik zit
men in een pand waarin Hippopotamus ruimte had of nog heeft. Dit pand zal onder de slopershamer
vallen wanneer de renovatie in de Schoolstraat doorgaat. Wij hebben de suggestie gedaan om eens
te gaan praten met de directeur van de Gemeentelijke Sociale Dienst om te bekijken of de opvang
van jeugdige cliënten waarmee men zich bezighoudt niet kan worden ondergebracht bij de hulpver
lening die wij van andere instellingen kennen. Op die wijze kan men dan een bijdrage ontvangen
via de Algemene Bijstandswet voor de kosten die verbonden zijn aan de opvang van jongeren die in
materiële en geestelijke nood verkeren. Aanvankelijk voelde men voor dat laatste niets, maar in het
laatste gesprek is men daar voor een deel op teruggekomen, in die zin dat men de keuze in dat ver
band bij de cliënt wil leggen.
Wanneer er zou moeten worden gewacht op de rijksbijdrageregeling, zou het Kric vermoedelijk
al lang niet meer functioneren op het moment waarop die van kracht wordt. Als het Kric valt onder
de hulpverlening zoals die via de maatschappelijk werk-instellingen tot stand wordt gebracht, kan
wellicht wel met deze vrijwilligersorganisatie verder worden gegaan. Voor wat betreft het vinden van
een pand moeten wij er rekening mee houden dat wij waarschijnlijk als gemeente de rekening daar
voor gepresenteerd zullen krijgen, ook met betrekking tot de inrichting. Ik wil nadrukkelijk stellen
dat naar mijn indruk het Kric verantwoord werkt, maar dat het moeilijk is het exact in te passen bin
nen de structuur van de hulpverleningsinstellingen zoals die in onze gemeente functioneren en waar
bij de verantwoordelijkheden ook duidelijk kunnen worden gelegd waar zij moeten liggen.
Ik weet niet precies in welke richting de kwestie rond deze instelling zich zal ontwikkelen. Zo
als ik al zei zullen wij van de kant van het rijk op weinig materiële hulp kunnen rekenen. Als wij het
Kric verder willen helpen zal daarvoor in elk geval nog ettelijke malen overleg nodig zijn, waarbij
in de eerste plaats wel het oplossen van het huisvestingsprobleem centraal zal staan. Ik ben er in ie
der geval toe bereid vanuit mijn verantwoordelijkheid mee te helpen zoeken naar een oplossing die
voor wat betreft de structurering van de instelling en met betrekking tot het functioneren ervan de no
dige openheid zal bieden, opdat de waardering die men, mede blijkens de reacties van het JAC en
het Consultatiebureau voor Alcohol en Drugs, voor het werk van het Kric heeft ook zal kunnen wor
den gehonoreerd.
De heer Meijerhof: Ik heb nog iets opgemerkt over het voorstel van het Kric om voorlichting te
geven, waarop door de onderwijsinstellingen niet is gereageerd.
De heer Ten Brug (weth.): De wethouder van onderwijs is eigenlijk niet aanwezig! Ik heb van
de scholen nooit gehoord hoe zij hierop hebben gereageerd, maar ik ben er wel toe bereid dat na
te gaan. Overigens is het uiteraard aan de instellingen zelf daarop al of niet te reageren. (De heer
Meijerhof: Men kan er toch rustig van uitgaan dat bijna iedere school met dit probleem, met name het
drugprobleem, zit. Nu daarover een stuk voorlichting wordt aangeboden reageert men daar niet op.
Het lijkt mij interessant te weten waarom men dat niet heeft gedaan.) Ik zal daarnaar informeren.
Door het schoolmaatschappelijk werk wordt hieraan al wel de nodige aandacht besteed. Ik zal daar
eens informeren naar de redenen waarom men niet op het voorstel van het Kric heeft gereageerd.
De heer De Vries (weth.): Ik wil nog graag een aanvullende opmerking maken naar aanleiding
van de opmerking van de heer Meijerhof. Het is ons bekend dat het rijk bij de subsidiëring van de
consultatiebureaus voor alcohol en drugs middelen beschikbaar stelt voor extra functionarissen in het
kader van de voorlichting. Ik weet dat het Consultatiebureau voor Alcohol en Drugs in Leeuwarden
zich voornamelijk richt op de middelbare scholen en de lagere beroepsopleidingen. Het is mij bekend