i dat dit bureau momenteel beleidsmatig werkt aan de invulling daarvan. Daarmee hebben wij echter nog niet de erkenning van het Kric als voorlichtende instelling boven tafel. De heer Van der Wal: Ik wil de mogelijkheid claimen om het loffelijk streven van de wethouder, met name vanwege de acute situatie waarin het Kric verkeert, eventueel te ondersteunen door het vragen van een raadsuitspraak. (De Voorzitter: Misschien wilt u even formuleren wat u precies wilt.) Er zijn nog tal van onzekerheden (De Voorzitter: Ik hoef alleen heel concreet te weten wel ke uitspraak u van de raad wilt vragen.) Ik wil dan bij voorbeeld de raad vragen zich uit te spreken over een eenmalig waarderingssubsidie. Een dergelijk voorstel zal ik eventueel doen, maar als er in de tussentijd zodanige afspraken worden gemaakt dat het Kric kan overleven, hoeft dat niet. Punt 283. Mevrouw Otsen: Er zou sprake van zijn dat met ingang van 1 januari 1980 gemeenten 1 .000, gaan betalen voor kinderen uit die gemeenten die met hun instemming in ons Kinderdagverblijf ver blijven. Ik wil u vragen hoe dat inmiddels is geregeld en of er vanuit onze gemeente al initiatieven zijn genomen om met de betreffende gemeenten tot een gesprek te komen. Vervolgens wil ik vragen hoe het zit met de voortgang van het plan en het programma voor het Kinderdagverblijf. Ziet het ernaar uit dat dat inderdaad aan het begin van het jaar zal worden aan genomen of zijn er toch nog problemen gerezen? Ik heb begrepen dat er wat moeilijkheden zijn gere zen met betrekking tot de leeftijd van de kinderen. De heer De Pree (weth.): Alle betreffende gemeenten zijn, na overleg met het Kinderdagverblijf - wij wisten niet uit welke gemeenten op het ogenblik kinderen naar het Kinderdagverblijf komen -, door ons bericht. Met het Kinderdagverblijf is afgesproken - het zal dat zelf voor zijn rekening ne men - dat de ouders van de kinderen zullen worden geattendeerd op wat zij kunnen gaan doen, name lijk heel simpel proberen hun eigen gemeente zo ver te krijgen dat zij bereid is het bedrag te betalen. Ik denk dat het niet op onze weg ligt om ons bezig te houden met het beleid van andere gemeenten. Ik weet dat in een aantal gemeenten ouders in beweging zijn gekomen via politieke partijen en raads fracties, maar het is mij niet bekend of dat al tot resultaat heeft geleid. Met het plan en programma voor het Kinderdagverblijf is het werkverband hard bezig. Volgens de planning zullen het plan en het programma inderdaad begin volgend jaar in de raad aan de orde komen. Er zijn niet zozeer moeilijkheden ontstaan, maar als je de rijksbijdrageregeling en de voor schriften die daarin staan legt naast de huidige praktijk in het Kinderdagverblijf, constateer je de nodige discrepanties, waarvoor wij ook in het plan en het programma een oplossing zullen moeten aangeven. De laatste keer dat wij bijeen waren hebben wij de afspraak gemaakt dat plan en program ma konden worden geschreven. In een vergadering in de tweede helft van december zullen het ge schreven plan en programma aan de orde komen, waarbij zij kunnen worden becommentarieerd. Daar na kan een en ander via b. en w. en de raadscommissie naar de raad toe en ik verwacht dat dat be gin volgend jaar zal kunnen gebeuren. B. Bejaardenaangelegenheden. Mevrouw Visscher—Bouwer: Deze twee vragen betreffen de bejaardenwoningen, die ook gisteravond in de Raad voor Bejaardenaangelegenheden aan de orde zijn geweest. Ik was bij die vergadering niet aanwezig, maar ik heb begrepen dat over het punt van de afgifte is gesproken. Het is gebleken dat de hele situatie rond aangepaste bejaardenwoningen onduidelijk is en dat de realisering daarvan niet van de grond komt, ondanks pogingen van de desbetreffende commissie. Ook het beleid van de opna mecommissie die zich bezighoudt met het toewijzen van bejaardenwoningen is niet duidelijk. De co ördinatie hieromtrent tussen de opnamecommissie en groepen die trachten bejaardenwoningen gereali seerd te krijgen is niet optimaal. Ik wil daarom vragen of het mogelijk is dat van de zijde van het col lege hieraan iets wordt gedaan om te bevorderen dat de wederzijdse informatieverstrekking wordt ver beterd en er daadwerkelijk iets kan gebeuren. Er komt nu niets van de grond, omdat de problemen en de behoeften niet goed worden uitgewisseld. Wij slagen er op dit moment niet in tot structurering daar van te komen. Mevrouw Willemsma—de Jong: In aansluiting op wat mevrouw Visscher heeft gezegd wil ook onze fractie graag uiting geven aan haar bezorgdheid. U spreekt weliswaar over een aantal van 1 .300 be jaardenwoningen, maar het probleem ligt bij de aangepaste bejaardenwoningen, want daarvan zijn er veel te weinig. Verder is ook met betrekking tot het alarmeringssysteem nog niets van de grond ge komen. Wij zien dan ook graag dat daaraan op korte termijn iets wordt gedaan. Kort geleden hebben wij de Nota Woningbouwbeleid besproken, maar voordat de volgende woningbouwnota aan de orde komt zullen wij graag zien dat over dit aspect concrete gegevens worden gepubliceerd, opdat wij ergens op kunnen bouwen. Graag zal ik daarover een toezegging ontvangen. Misschien zijn er nog mogelijkheden in het centrum Camminghaburen. Er is al een planning gemaakt, maar wellicht kan er nog een aanpassing plaatsvinden, vooral voor wat betreft de aangepaste bejaardenwoningen. In het antwoord op vraag 285 ben ik de vreemde term "planning bejaarden" tegengekomen. Ik ben er inmiddels zo ongeveer achter wat "geboorteplanning" inhoudt, maar ik weet nog niet zo goed wat onder "planning bejaarden" moet worden verstaan. De heer De Jong: In het antwoord op vraag 284 wordt gesteld dat wij in 1985 1 .760 aangepaste bejaardenwoningen zullen moeten hebben. Op dit moment zijn er 1 .300, waarbij moet worden aan getekend dat een aantal niet aan de eisen voldoet. Ik zal dolgraag horen hoe groot dat aantal is, op dat wij kunnen uitrekenen hoeveel werkelijk aangepaste bejaardenwoningen er op dit moment zijn. Wij weten dan ook hoe groot de achterstand is die wij eventueel moeten inhalen. In vraag 285 wordt gevraagd hoe wij het beleid dat thans wordt gevoerd kunnen doorbreken. U antwoordt daarop dat in de discussie op 27 september daarop al is ingegaan, maar ik wijs erop dat toen niet is aangegeven op welke wijze wij iets kunnen doen om de 7% door te berekenen. Wij heb ben wel een heel leuke studie gemaakt en wij hebben ook onze bezwaren ingediend bij de provinci ale commissie, maar welke druk kunnen wij, desnoods in Den Haag, uitoefenen om voor Friesland te komen tot een vrije speling bij de hantering van de bewuste 7%? Wanneer overigens alleen aan aan gepaste woningen wordt gedacht, zullen wij toch nog in de problemen blijven zitten. Vanwege de indicatiecommissie die nu functioneert moeten er veel zwaar behoeftige bejaarden in de tehuizen wor den opgenomen. Er wordt uitgegaan van de stelregel van drie personeelsleden op tien bejaarden, en ik kan u zeggen dat het voor de verzorgingstehuizen ondoenlijk is geworden de vereiste zorg aan de bejaarden te besteden. Uitbreiding van het aantal personeelsleden is dan ook hoogst wenselijk. De heer De Vries (weth.): Ik geloof dat wij moeten oppassen dat wij de besprekingen van 27 sep tember niet gaan herhalen. Ik ben namelijk van mening dat wij toen op een bijzonder indringende wijze over dit onderwerp hebben gesproken. In de richting van mevrouw Willemsma wil ik opmerken dat in mijn notitie wordt gesproken van "planning van bejaardenoorden" en niet van "planning van bejaarden". Inderdaad worden baby's wel, maar bejaarden niet gepland. Mevrouw Visscher heeft de veronderstelling uitgesproken dat er sprake is van te weinig coördina tie en te weinig overleg tussen de indicatiecommissie en de organen die verantwoordelijkheid dragen voor de planning van de bejaardenwoningen. Zij vraagt hoe daarin verbetering kan worden gebracht. Inderdaad zullen wij ervoor moeten oppassen dat de zaken niet langs elkaar heen schuiven. In dezen zouden in feite twee organen een centrale functie moeten vervullen. In de eerste plaats doel ik dan op dat deel van de Bejaardenraad dat als huisvestingscommissie functioneert, en in de tweede plaats op het functionarissenoverleg binnen het nieuwe samenwerkingsverband bejaardenzorg van de Stich ting Bejaardenwerk Leeuwarden. Het moet mogelijk zijn via deze lijnen een duidelijke advisering te krijgen met betrekking tot de behoeften die in het veld van de bejaardenzorg bestaan, zowel voor wat betreft woningen als de extra-murale voorzieningen. Het is natuurlijk een gegeven dat wij in Leeuwarden naar een situatie dreigen te groeien die steeds meer scherpte zal krijgen. Op het ogen blik heeft de indicatiecommissie 165 geïndiceerde cliënten op de lijst staan die noodzakelijk zouden moeten worden opgenomen, maar voor wie geen plaats is. Wij zijn met elkaar op deze problematiek aan het studeren. Een mogelijkheid kan wellicht zijn - ik kom nu bij de vragen van mevrouw Willem sma - om, evenals dat in enkele andere plaatsen in het land is gebeurd, tussen het bejaardenverzor gingstehuis en de normale woning in een tussenvoorziening te scheppen, waarvoor ook een zekere zorgfunctie zal gelden. De Nederlandse Centrale voor Huisvesting van Bejaarden is op het ogenblik bezig met het formuleren van een advies voor ons, dat wij op korte termijn tegemoet kunnen zien en dat gericht zal zijn op een voorziening in het centrum van Camminghaburen. Als wij met dit project slagen, zullen wij binnen afzienbare tijd in staat zijn een stukje van de druk op de bejaardentehui zen weg te nemen. Ik heb echter het idee dat wij er met één zo'n steunpunt vermoedelijk niet zullen zijn. Het kan best noodzakelijk zijn dat wij nog één of zelfs meer van deze steunpunten in onze stad realiseren, zo mogelijk aanleunend tegen een verzorgingstehuis, opdat ook optimaal van alle diensten die in een verzorgingstehuis voorhanden zijn kan worden geprofiteerd. De heer De Jong heeft gevraagd aan hoeveel van de 1.300 bejaardenwoningen waarover wij be-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 41