l& <93 De heer De Vries (weth.): Ik heb op een andere plaats het bestuur van de OLB het advies gege ven zich zo snel mogelijk in verbinding te stellen met de waarnemend voorzitter van de commissie voor de beeldende kunst. Hij zal dat bestuur vandaag of morgen dan ook wel op bezoek krijgen. Ik wil hierover nog een andere opmerking maken, waarbij ik wil reageren op de kritische toon van de heer Ten Hoeve. Wij zullen een betere coördinatie moeten proberen te scheppen tussen de Commissie voor de monumentale kunst en de BKR-commissie Leeuwarden. Het pad tussen die beide commissies is bepaald niet geplaveid, daarop bevinden zich grote barrières, en ik wil mij dan ook graag met deskundigen beraden over het tot stand brengen van een betere communicatie. De heer Ten Hoeve: Ik vind dat er een beetje een discrepantie tussen de antwoorden zit. Enerzijds wordt gesteld dat er allerlei redenen zijn om niet van de BKR gebruik te maken, maar anderzijds schrijft het college dat er bepaalde mogelijkheden zijn. Ik vind dat wij die mogelijkheden ook optimaal moe ten benutten. Misschien zijn de verhalen over kelders die volstaan met kunstproducten wat overdreven, maar in elk geval moeten we datgene wat wordt gemaakt ook aan de man proberen te brengen en aan "den volke" tonen; we moeten dat niet wegstoppen. De Voorzitter: De wethouder heeft al één ding aangegeven dat hij binnenkort wil aanpakken en dat in de richting gaat die u bedoelt. Ik meen dat u zelf in die andere commissie zitting hebt, zodat u mooi kunt meehelpen om dat van de grond te krijgen. PAR. 12. BELEIDSSECTOR CULTUUR. A. Bibliotheekwezen. De heer Meijerhof: In verband met vraag 301 wil ik vragen welke relevante feiten in het overleg naar voren zijn gekomen, die het geven van een plaats aan een denksportcentrum in de Beurs verhin deren. Gelet op het antwoord blijkt het wel mogelijk te zijn incidenteel ruimte beschikbaar te stel len. De heer Schagen: Ik wil eveneens iets zeggen over vraag 301 U stelt in het antwoord dat het in principe mogelijk is de Stichting Beeldende Kunst in de verbouwde Beurs onder te brengen. Dit lijkt mij inderdaad een unieke gelegenheid om de bereikbaarheid inzake het huren en eventueel kopen van kunstwerken verder te vergroten. U zegt niet dat die stichting daar inderdaad een plaats zal krij gen. Kunt u meedelen hoe de stichting hier zelf over denkt en of er al verzoeken in deze richting zijn gedaan? Welke formele mogelijkheden hebben wij om onderbrenging van de Stichting Beelden de Kunst in de Beurs te bevorderen? De heer De Vries (weth.): Tegen de heer Meijerhof kan ik zeggen dat de OLB behoefte heeft aan een ruimte waarin men permanent tentoonstellingen kan houden, welke ruimte zich niet leent voor een combinatie met een denksportcentrum; het creëren van een dergelijke situatie lijkt ons niet zo zinvol Naar aanleiding van de opmerkingen van de heer Schagen wil ik opmerken dat het overleg tussen de OLB en de Stichting Beeldende Kunst eigenlijk nog in de kinderschoenen staat. Er zal nog heel wat moeten worden doorgepraat. Als het om twee autonome instellingen gaat, is het in de praktijk gebrui kelijk dat men begint met het verkennen van alle barrières, die men zo mogelijk nog probeert te ver hogen; dat is normaal. Pas als men wat aan elkaar heeft gesnuffeld, is men zo ver dat men naar inte gratiemogelijkheden en dergelijke kan gaan zoeken. De intentie om tot dat laatste te komen is stel lig aanwezig, maar het is bepaald nog niet gemakkelijk om dat te bereiken; daarvoor zal nog heel wat overleg nodig zijn. Overigens hebben wij niet zo erg veel tijd meer, want het volgend najaar moet alles in kalk en cement zitten en men zal het er dan ook over eens moeten zijn of integratie tot stand kan komen. De Voorzitter: Wij hebben natuurlijk geen middelen om af te dwingen wanneer wij de hele Beurs verhuren. In dit verband wil ik een, wellicht wat theoretisch, voorbeeld geven. Als wij met elkaar tot de conclusie komen dat er werkelijk iets in de Beurs moet worden ondergebracht en wij ook kun nen aantonen dat de bibliotheek de ruimte niet helemaal nodig heeft, moeten wij de Beurs partieel verhuren. Pas dan kunnen wij formeel iets afdwingen, maar wanneer wij de Beurs geheel aan de biblio theek verhuren, is het bibliotheekbestuur natuurlijk de eerste instantie die beslist; wij kunnen dan hooguit bemiddelen. De heer Ten Hoeve: Dan moet men waarschijnlijk door de uitgang waarvan we nu hebben beslo ten dat we die niet willen maken. B. De Harmonie. De heer Knol: De Harmonie kost ons volgens het beleidsplan in 1980 1,8 miljoen, welk bedrag kan worden gesplitst in eigenaarslasten en gebruikerslasten, derhalve de exploitatie. De gemeente is de eigenaresse van het gebouw, zodat het logisch is dat de gemeente rechtstreeks een greep houdt op de lasten die voortvloeien uit het eigenaarschap. Het college denkt daar kennelijk anders over, want blijkens het antwoord op vraag 307 wordt het groot onderhoud toegewezen aan de gebruiker. De jaarlijkse toevoegingen en de besteding daarvan onttrekken zich dus aan de waarneming van de eige naresse. Wanneer je deze lijn zou doortrekken naar de woningen van het Gemeentelijk Woningbedrijf, is het voorstelbaar dat de toevoegingen aan het onderhoudsfonds jaarlijks worden uitgekeerd aan de huurders, met de bedoeling dat zij zelf voor hun woningen gaan zorgen. Ik wil u vragen op grond waar van het college het noodzakelijk vindt haar plichten als eigenaresse voor wat betreft het onderhoud over te dragen aan het bestuur van de Stichting Culturele Centra. Mevrouw Waalkens: Ik wil iets opmerken met betrekking tot vraag 304. In het antwoord wordt ge steld dat het achterwege laten van de investering van acht ton geen essentiële belemmering met zich 'rengt ten aanzien van het functioneren van De Harmonie. Ik zal graag horen op welke gronden het college dit besluit heeft genomen. De heer Heere: Ik wil graag iets vragen in verband met de vragen 303 en 304, die met elkaar sa menhangen. In de eerste plaats wil ik gaarne alsnog een antwoord ontvangen op het tweede deel van vraag 303 over het overleg met de Stichting Culturele Centra en op het derde deel van die vraag, dus de vraag waarom de Culturele Raad niet bij deze aangelegenheid is betrokken. In de tweede plaats wil ik hierbij graag betrekken de brief van 15 november van de Stichting Cul turele Centra, die de raad en ook de afzonderlijke raadsleden hebben ontvangen en die over deze zelf de aangelegenheid handelt. Het bestuur van de stichting deelt in deze brief nadrukkelijk mee dat naar zijn mening de laatste fase van de renovatie wel degelijk moet worden uitgevoerd. In de derde plaats wil ik refereren aan de vergaderingen van 17 mei 1978 en 8 januari en 13 fe bruari van dit jaar. In het verslag van de vergadering van 13 februari kan men het volgende lezen: Voor de jaren 1980-1983 blijft deze post erin opgenomen. Als college beraden wij ons opnieuw over de verschillende mogelijkheden. Een mogelijkheid is dat het bedrag hetzelfde blijft, dat het bedrag tot nul wordt gereduceerd of dat het een bedrag zal worden dat daar tussenin ligt. Welke mogelijk heid wordt gekozen, zal volgend jaar wel gemotiveerd en afgewogen worden, uiteraard ook door de raad, tegen andere prioriteiten. Als de raad in meerderheid van mening blijft dat deze acht ton aan de renovatie van de Harmonie zal worden besteed, dan kan de raad daartoe rustig besluiten, let college van b. en w. zal met een voorstel komen." Kennelijk wordt nu voorgesteld om niets te doen, maar ik mis daarbij wel de toegezegde motivering. Blijkens het antwoord kan die worden ont leend aan een verslag van de Bouwbegeleidingscommissie. Ik heb getracht na te gaan hoe het precies zit en het is mij gebleken dat de alinea waarom het gaat op ten minste twee manieren kan worden uit gelegd, onder andere op de manier waarvoor het college heeft gekozen. Er staat namelijk dat de twee delen die nu reeds zijn gerenoveerd op zichzelf volledig kunnen fungeren. Mijns inziens houdt dat niet in dat het nog niet gerenoveerde deel ook niet behoeft te worden gerenoveerd. Ik meen dan ook dat uit de genoemde passage de conclusie die u trekt niet per se behoeft te worden afgeleid. Uit de behandeling van deze aangelegenheid in de raadsvergaderingen, waarvan ik de data heb genoemd, eb ik de indruk gekregen dat er nog een uitspraak van de raad zou worden gevraagd en dat het col- ege met een voorstel zou komen, waarin een bedrag zou worden genoemd dat zou kunnen liggen tus sen 0,00 en 800.000, Mijns inziens staat op dit moment ook niet vast dat het om een bedrag van 800.000,zou moeten gaan. Ik zal daarom graag horen hoe het college denkt over de moge- ijkheid om een nader onderzoek in te stellen naar de vraag wat nu nog echt noodzakelijk moet ge beuren om het geheel, waarvan een aantal delen ter hand is genomen, definitief en afdoende af te ronden. Als uw antwoord daartoe aanleiding geeft, wil ik deze vraag eventueel meenemen naar de openbare raadsvergadering. De heer De Vries (weth.): De heer Knol bedoelde te zeggen dat naar zijn mening het jaarlijks groot onderhoud van De Harmonie, een gemeentegebouw, door de raad zou moeten worden goedge keurd. Inderdaad zou die methode kunnen worden toegepast, maar aan de andere kant moet worden

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 43