i6 9a
V7
oar, ek tige wichtich punt hjirby om oan to tinken. Operaesje Fers is net oan Ljouwert boun, de op-
set is mear algemien. Wy hawwe in ofspraek mei de provinsje dat dy dingen dy't wol yn Ljouwert pro-
dusearre wurde mar net spesifyk Ljouwert,oanbilangje, op rekken fan de provinsje komme. As it gie
om in Operaesje Fers fan Ljouwert, dan hiene jo gelyk hawn. (De Heer Ten Brug(weth.): Dan zou het
niet in het Fries zijn!) (Gelach) De hear Ten Brug wol it yn it Ljouwertersk hawwe. (De hear Jansma:
"Liwwarders" is üteinliks ek Frysk.) Der bin ik it net sa mei iens, mar dat is in hiel oare kwestje. Om
noch eefkes op de saek werom to kommen, wy hawwe wis wol oer stipe oan Operaesje Fers praet, mar
üs konkluzje wie dat wy neffens de ofspraek mei de provinsje gjin stipe hoegden to jaen. De provinsje
hat wol jildlike stipe jown.
De hear Jansma: Dat is wol sa, mar as wy it net dogge, dan hat it kans dat Operaesje Fers forsupt.
Ljouwert hat it inisiatyf nommen en dêrom wol ik dit punt oanhalde.
De Foarsitter: Doe't de provinsje noch net ryp wie om hwat mear foar it Frysk to dwaen, hawwe wy
in foarbyld jown. Dat hoecht nou net mear. De hear Jansma wit nou yn elts gefal hokker antwurd wy
jaen sille.
De heer Ten Brug (weth.): Ik kan nog een mededeling doen over het Fries op de scholen. De heer
Jansma heeft daarnaar gevraagd in het kader van de culturele taak van de gemeente, hoe je daarover
overigens mag denken. Op 1 augustus 1980 gaat de betreffende wet in werking en is het onderwijs in
het Fries op de scholen verplicht. Wij zijn al bezig met de voorbereidingen daarvoor, maar het lijkt
mij beter dat ik in de afdeling onderwijs daarop uitvoeriger inga. In elk geval zal er dan geen keus
meer zijn.
PAR. 13. BELEIDSSECTOR SPORT, RECREATIE EN TOERISME.
A. Algemeen.
De heer Meijerhof: In de beantwoording van vraag 320 heb ik een tegenstrijdigheid ontdekt. U
begint met te stellen dat er een leerplan is voor het voortgezet onderwijs, waarin diverse onderde
len van de atletiek zijn opgenomen, en u besluit met de opmerking dat de betreffende vakleerkrach
ten voornamelijk bepalen wat voor soort van lessen lichamelijke opvoeding wordt gegeven. Moet ik
hieruit concluderen dat zo'n leerplan iets heel vrijblijvends is, of is het toch mogelijk veranderingen
aan te brengen als blijkt dat door sommige leraren nogal eenzijdige lessen lichamelijke opvoeding,
bij voorbeeld alleen maar volleybal of alleen maar voetbal, worden gegeven? Uit de beantwoording
is mij dat niet helemaal duidelijk, beter gezegd helemaal niet duidelijk, geworden.
De heer Ten Brug (weth.): Het leerplan voor het lager onderwijs moet worden vastgesteld door
het bevoegd gezag, in overeenstemming met de eisen van de inspecteur voor het lager onderwijs;
binnen dat kader wordt aan een leerplan gewerkt. Er gelden bepaalde beperkingen in dit verband,
bij voorbeeld in verband met het feit dat sommige sporten meer geschikt worden geacht voor grotere
kinderen dan voor kleinere kinderen, wat in het leerplan ook tot uitdrukking dient te komen. De vast
stelling geschiedt door het bevoegd gezag, derhalve door b. en w.
De heer Meijerhof: U praat nu over het lager onderwijs, maar in het antwoord wordt ook gespro
ken over het voortgezet onderwijs; het begint daar zelfs mee.
De heer Ten Brug (weth.): Daarvoor geldt in beginsel hetzelfde, al is uiteraard bij het voortgezet
onderwijs veel meer ruimte voor sportactiviteiten aanwezig. Ik wil wel nagaan hoe het bij de scholen op
dit punt momenteel ligt. Er kan niet worden gesteld dat de scholen niets aan atletiek doen of er moeten
grote veranderingen zijn opgetreden, want toen ik nog op school ging - dat is al een behoorlijke tijd
geleden - gebeurde dat wel
De heer Meijerhof: Toen ik op school zat, en dat is nog niet zo lang geleden, werd er niets aan
gedaan
De Voorzitter: Dan bent u op de verkeerde school geweest!
B. Sportaccommodaties.
Punten 323 t.e.m. 327.
De hear Jansma: Forline wike, yn ofdieling III fan wethalder Eijgelaar, hawwe wy bigripe kinnen
dat de kans om twa sportflierren yn de evenemintehal to krijen net sa gunstich wêze sil. As it net kin,
soe it dan net oerweging fortsjinje om it greate tokoart, dat der op dit stuit al is, dochs noch hwat
lytser to krijen troch it utstel, dien by fraech 324, üt to fieren om de sporthal bygelyks in jier earder
to réalisearjen as 1984, sa't nou it plan is?
De heer Meijerhof: Ik wil iets opmerken over vraag 325. Dit onderwerp is, zoals de heer Jansma
al opmerkte, ook in afdeling III behandeld. Daar is ons ter ore gekomen dat sinds kort in de ambte
lijke werkgroep ook de sector sport vertegenwoordigd is. Voorts is daar naar voren gebracht dat over
een aantal maanden een plan aan de gemeenteraad zal worden voorgelegd. Uit het antwoord op vraag
325 blijkt dat u eigenlijk nog maar weinig informaties had ontvangen over wat wel en wat niet kan.
U bent wel vrij duidelijk over de indoor-atletiekbaanIk neem aan dat een dergelijke voorziening
een kostbare zaak zal zijn en misschien kan de wethouder ongeveer aangeven hoe duur die is. Het
krachtcentrum laat u nog even zweven en het is niet duidelijk of daarvoor ruimte aanwezig is, zowel
in financiële als in andere zin. Gelet op de mededeling in afdeling III dat over enkele maanden een
plan in de gemeenteraad aan de orde zal komen, welk plan nog langs de diverse commissies van de
betreffende dienst of diensten moet, wellicht nog langs een functionele raad en zelfs nog langs de
welzijnsadviescommissie en vervolgens nog naar de Sportraad, neem ik aan dat dat plan bijna klaar
zal zijn. Misschien kunt u daarom op dit moment al wat concretere mededelingen doen over het kracht
sportcentrum dan bij het formuleren van dit schriftelijk antwoord mogelijk was.
De heer De Vries (weth.): De heer Jansma heeft collega Eijgelaar een paar dagen geleden geïn
terpelleerd over de tweede sportvloer, waarop de heer Eijgelaar antwoordde dat die er niet in zit.
Waarschijnlijk heeft hij daarbij ook aangegeven waarom die er niet in zit. Hoe we het echter ook
wenden of keren en hoe we ook tegen een evenementenhal aan kijken, er zal ruimte moeten zijn voor
sportevenementen. Ik zou het bijzonder betreuren wanneer men vanuit de sport die mogelijkheid zou
afwijzen en liever zou kiezen voor het op termijn realiseren - misschien in het volgende jaar of in
het jaar daarop - van een vijfde sporthal. Wij kunnen namelijk nog niet overzien hoe de kaarten pre
cies liggen. Wij hebben in ieder geval de intentie om bij uw raad te komen met een voorstel voor de
bouw van een evenementenhal. Aanvankelijk ging het slechts om twee delen, maar later is de ijshal
er als derde deel bij getrokken. Wij konden ervan uitgaan dat dit derde deel, dat ruimte biedt voor
grote evenementen, maximaal voor sportactiviteiten zal kunnen worden gebruikt. Nogmaals stel ik
dat er, wat er in die evenementenhal ook komt, ruimte zal moeten zijn voor grotere sportevenemen
ten. De vraagstelling van de heer Jansma zullen wij even op termijn moeten zetten, in die zin dat
wij het volgend jaar bij de opstelling van het beleidsplan deze kwestie onder ogen zullen moeten zien.
De heer Meijerhof heeft onverholen kritiek laten horen op de wijze waarop is gehandeld met be
trekking tot de plannen inzake de evenementenhal en de inschakeling van de sportadviesorganen. Het
is op zichzelf jammer dat een en ander qua communicatie en informatieverstrekking wat verstopt heeft
gezeten. Op dit moment hebben wij een ontwerpje op papier, dat wij de vorige week in de Com
missie voor de Dienst voor Sport en Recreatie hebben bekeken. Dit ontwerpje maakt het mogelijk te ko
men tot de realisering van de evenementenhal binnen een bedrag van rond de 7 miljoen, waarvan 1,5
miljoen aan de sporthal zal moeten worden toegerekend. Wanneer de plannen verder ambtelijk zijn
voorbereid kan uiteraard de Sportraad opnieuw over de stand van zaken worden geïnformeerd. Wel
licht hebben wij de vorige keer een fout gemaakt, in die zin dat wij, toen wij de Sportraad loslie
ten op het totaal van de evenementenhal, geen randvoorwaarden hadden ingebouwd en niet hadden
aangegeven dat alles moet worden gerealiseerd binnen de beperkte financiële ruimte die de gemeen
te kan scheppen, waarvan de grens in de buurt van de 7 miljoen ligt. Die grens maakt het mijns in
ziens op dit moment ook onmogelijk te praten over een krachtsportcentrum in deze accommodatie. Wij
hebben er op dit ogenblik nog niet voldoende zicht op of dat in financiële zin mogelijk zou zijn. Uiterl
aard zullen wij dat nog we! nader kunnen bekijken. Kortom, het hele plan staat nog ter discussie,
het is nog maar een concept, en wij zullen het gezamenlijk moeten invullen.
Punten 328 t.e.m. 331.
De heer Meijerhof: In uw antwoord op vraag 328 stelt u dat u nog geen klachten hebben bereikt
van gebruikers van sportaccommodaties over onvoldoende kleedaccommodatie. Onze fractie heeft ech-