geert. Het lijkt mij voorstelbaar dat deze stuurgroep tot een wat actievere opstelling zou kunnen komen
en dat zij zelf gaat proberen projecten uit te denken en mede voor te bereiden. Ik denk hierbij bij
voorbeeld aan een project als leerling-bouwplaatsen, waarbij nogal wat komt kijken. De stukken die
ter inzage zijn gelegd gaan daarop absoluut niet in en ik zal dan ook graag van de wethouder horen
welke opstelling hij gewenst acht van de stuurgroep, die een en ander begeleidt. Is hij ook van mening
dat zij in dezen tot een wat actievere opstelling moet komen en niet uitsluitend passief moet reageren?
De heer De Vries (weth.): Het spijt me dat we het ter inzage gelegde niet even hebben gecontro
leerd. Het was namelijk de afspraak dat ook de verslagen van de vergaderingen van deze stuurgroep ter
inzage zouden worden gelegd. Het evaluatierapport bevat op zichzelf wel een goed stuk informatie
over wat er gebeurt en hoe dat gebeurt, maar het is wel vrij summier in dit verband.
Ik wil voorts iets zeggen over de plaats van de stuurgroep. Deze is momenteel ondergebracht in het
kader van het onderwerp jeugdwerkloosheid, maar inmiddels heeft het project als zodanig een verschui
ving ondergaan, in die zin dat het zich ook richt op andere categorieën werklozen. Thans draagt het
project de naam ,,Mensen zonder werk". Dit betekent dat iedere werkloze die wil inspelen op de acti
viteiten zoals deze door de instelling worden ontwikkeld zich daartoe kan richten, hetgeen in de prak
tijk ook gebeurt. De stuurgroep is een commissie die indertijd door burgemeester en wethouders is in
gesteld en daarin hebben zitting gekregen alle instellingen en overheden die direct of indirect te ma
ken hebben met het financieel en materieel onderbouwen van deze activiteit. Er is een functionaris die
op het ogenblik nog onder een aparte subsidietitel functioneert en vervolgens hebben in de stuurgroep
onder meer zitting het Gewestelijk Arbeidsbureau, het Gemeenschappelijk Administratiekantoor, de
bedrijfsorganisatie, de Gemeentelijke Sociale Dienst, het Ministerie van Sociale Zaken, complemen
taire arbeidsvoorziening, het Ministerie van CRM„ dat met betrekking tot het verstrekken van de sub
sidie via de lijn van de RWW een functie heeft, en alle instellingen op sociaal-cultureel gebied in
Leeuwarden. De opzet is dat de activiteiten weliswaar worden voorbereid en georganiseerd onder ver
antwoordelijkheid en met advisering van de stuurgroep, maar dat de activiteiten zelf zoveel als moge
lijk is worden ondergebracht bij de bestaande sociaal-culturele instellingen. Het Vliet, Hippopotamus
en Krats hebben een project opgezet. Kortom, men speelt zo veel mogelijk in op de lijnen naar de be
staande sociaal-culturele, instellingen
De heer Schagen heeft naar de visie van de stuurgroep gevraagd, waarbij hij heeft opgemerkt dat
de stuurgroep naar zijn mening niet voldoende actief is. Ik begrijp dat niet helemaal, want deze stuur
groep heeft wel degelijk een visie betreffende het onderbouwen van de activiteiten. Men wil zo veel
mogelijk mensen de gelegenheid geven in te spelen op een drietal projecten. In de eerste plaats doel
ik dan op de projecten die men ontwikkelt via de sociaal-culturele instellingen, maar daarnaast worden
tweemaal per jaar cursusblokken aangeboden, waarin een veelheid aan activiteiten is ondergebracht.
Op het ogenblik participeren daarin 142 werkloze mensen. Onder meer zitten in dat pakket cursussen
Engels, ehbo, typen, solliciteren etc. Het wordt de werklozen mogelijk gemaakt enkele dagen per
week op dit activiteitenprogramma in te spelen. Er is nu nog een derde project ontwikkeld, waarbij
non-profit-instellingen van vrijwilligers ten aanzien van allerlei zaken bemiddelend en ondersteunend
optreden. De stuurgroep heeft dus wel degelijk een begeleidende functie om ervoor te zorgen dat de
lijnen naar Sociale Zaken en naar CRM voor de subsidiëring duidelijk worden getrokken, maar daar
naast heeft zij toch ook een activerende functie in de richting van de instellingen zelf. Ik zou niet
graag de kwalificatie van de heer Schagen overnemen, die heeft gesteld dat er niet van actieve opstel
ling sprake zou zijn.
De heer Schagen: Kunt u ook nog even aangeven wat de stuurgroep zelf heeft gedaan ten behoeve
van het project en de verdere voortgang? De cursussen en de andere activiteiten die u zojuist noemde
zijn natuurlijk prima, maar dat zijn activiteiten die worden uitgevoerd door de functionaris van dat
project. Ik kan mij voorstellen dat de stuurgroep ook een actieve opstelling zou kunnen hebben ten
aanzien van verdere projectvormen in het kader van dit project. De functionaris kan deze weliswaar
uitvoeren, maar zij zouden kunnen worden voorbereid door mensen uit de stuurgroep zelf.
De heer De Vries (weth.): Deze mensen komen uit allerlei categorale instellingen en zij brengen
allemaal op hun eigen manier hun deskundigheid in. Zij gaan niet zelf op pad om activiteiten te ont
wikkelen, want dat is in de eerste plaats de taak van de functionaris. Er bestaat wel een goede wissel
werking tussen enerzijds de functionaris en anderzijds de afdeling SZW van de secretarie. Er wordt ge
regeld over en weer overleg gepleegd over allerlei activiteiten. Ik ben niet van mening dat wij naar
een andere methode van werken toe zouden moeten. De functionaris is bovendien zelf bijzonder inven
tief. Zo nu en dan krijg je wel eens de indruk dat de stuurgroep in plaats van activerend juist wat meer
3J7
relativerend moet optreden, om te voorkomen dat we in ontwikkelingen terecht komen die we op een
gegeven moment niet meer kunnen overzien. Ik zie geen enkele aanleiding voor een negatieve beoor
deling van de stuurgroep; integendeel. Naar mijn oordeel speelt zij goed op de ontwikkeling in en juist
omdat vanuit alle invalshoeken bijdragen tot het werk worden geleverd, zouden wij de bijdrage van de
stuurgroep moeilijk in het geheel kunnen missen.
De heer Schagen heeft nog gesproken over een leerlingen-bouwplaats. Ik weet niet of dit een pro
ject is dat primair thuishoort in het kader van deze activiteitenontwikkeling, maar ik wil dat wel eens
nagaan. Wij hebben hier in Leeuwarden wel eerder een leerlingen-bouwplaats gehad, maar dat project
ging uit van de afdeling jeugdbemiddeling van het Gewestelijk Arbeidsbureau. Daarbij komen heel an
dere vraagstukken om de hoek kijken dan die waarmee de stuurgroep van het project Mensen zonder
werk zich bezighoudt. Ik meen dus dat een dergelijk project zou moeten worden gedragen en gestimu
leerd door het Gewestelijk Arbeidsbureau, tezamen met het bedrijfsleven. Wij hebben hiermee wel er
varingen opgedaan, want bij de aanleg van de stille kant van de Nieuwestad is een uitgebreid project
ontwikkeld, dat ook wel aan de verwachtingen heeft beantwoord. Alle projecten lenen zich evenwel
niet voor een leerlingen-bouwplaats, want daarvoor komt nogal wat kijken.
De Voorzitter: Misschien kan de heer Schagen nog eens de verslagen van de vergaderingen van de
stuurgroep doorlezen, die regelmatig voor de raad ter inzage,liggen.
De heer Schagen: Ik kom hierop te zijner tijd nog wel terug.
PAR. 5. BELEIDSSECTOR VOLKSHUISVESTING.
De Voorzitter: Voor de goede orde wil ik even opmerken dat bij dit onderdeel twee portefeuille
houders nauw zijn betrokken, namelijk wethouder De Pree en wethouder Rijpma. Ik stel voor dat al
naar gelang van het onderwerp die wethouder aan het woord komt die er het meest bij betrokken is. Dat
lijkt mij de meest praktische werkmethode.
A. Volkshuisvestingsbeleid.
Mevrouw Wielinga—Graansma: Toen ik het antwoord op vraag 203 las meende ik dat ik waarschijn
lijk de vraag niet goed had gesteld, want naar mijn gevoel klopt het een niet met het ander. Wanneer
je het rapport „Afbraak breekt op", de rapporten van de Hollanderwijk en het verslag van de bespre
king van de woningbouwcorporaties met de gemeente in februari leest, kun je daaruit steeds conclude
ren dat de bewoners voor renovatie zijn en graag in hun eigen buurt blijven wonen, maar dat er dan
wel een betaalbare huur uit zal moeten komen, liefst een zodanige huur dat er geen gebruik behoeft te
worden gemaakt van huursubsidie. Ik heb ook het resultaat van de ISR-hoorzitting van 31 mei gelezen.
In bijlage 10 van dat verslag wordt van de zijde van de bewonersorganisaties het volgende gesteld:
„Wij juichen het toe dat u als doelstelling formuleert dat verbetering van de huurwoningen en de parti
culiere woningen moet worden gestimuleerd. De renovatie van de corporatiewoningen moet zijn afge
stemd op de wensen van de huidige huurders en de woningen dienen zodanig te worden verbeterd dat zij
tenminste 25 jaar kunnen meegaan." Op de volgende bladzijde lees ik: „Natuurlijk moeten de wonin
gen na renovatie nog een behoorlijk aantal jaren mee kunnen, maar er wordt wel eens gesproken in de
geest van: tenminste 25 jaar en denk dan maar aan 40 jaar. Aan dat laatste hebben wij geen boodschap.
Het is al bijna niet mogelijk om over een periode van 25 jaar te denken. Wij vinden dat je er zo te
genover moet staan: pas de woning nu aan aan de eisen van de tijd wat betreft de douche, de w.c., de
keuken en de afwerking van de vertrekken, maar kom ons niet aan met het: over enkele jaren willen de
mensen die kleine kamers niet meer, straks wil iedereen c.v. enzovoorts, om ons daarna te vertellen dat
onze redelijke wensen niet uitgevoerd kunnen worden. In het beleidsplan worden onder andere de 35
woningen in de Geraniumstraat en de 1 14 woningen in de Euterpestraat genoemd, terwijl in vraag 129
de Camminghastraat ter sprake wordt gebracht. In de woningen in de Geraniumstraat wordt een douche
aangelegd en wordt de dakkapel vervangen door een andere. De huurverhoging als gevolg hiervan be
draagt 28,per maand. Het complex woningen in de Euterpestraat krijgt thermopane-beglazing, wat
een huurverhoging van per maand tot gevolg heeft, terwijl hierdoor de stookkosten lager zullen
kunnen uitvallen. Ten aanzien van de woningen in de Camminghastraat vindt algehele renovatie plaats
en dit leidt tot een huurverhoging van 125,per maand. Ik zal graag zien dat de bewoners op een
zodanige wijze bij de renovatie worden betrokken dat zij weten welke verbetering wat kost. Dat zal
ook in de geest zijn van de resolutie die is aangenomen tijdens het congres van de Europese gemeenten,
waarover in vraag 223 wordt gesproken; vooral het laatste deel van die vraag heeft op dit punt betrekking.