$33
De heer De Pree (weth.): Mevrouw Wielinga heeft met name gesproken over het betrekken van de
bewoners bij wat er moet gaan gebeuren, waarbij in de eerste plaats de vraag moet worden gesteld wel
ke wensen men op dat punt heeft en in de tweede plaats de vraag wat die wensen aan extra huurverho
ging betekenen. De moeilijkheid hierbij is dat je twee kanten op kunt. Tot dusverre kwam men eerst in
overleg met de bewoners tot een wensenlijst van wat er zou moeten gebeuren. Het probleem is steeds
weer dat in het stadium van de aanneemsom en de vaststelling van de investering deze te hoog blijken
te zijn in relatie tot hetgeen het rijk toestaat. Als voorbeeld noem ik in dit verband de renovatie in de
Wielenpolle, die onlangs in de raad aan de orde is geweest. Wij verkeren in dat soort gevallen nogal
eens in de pijnlijke situatie dat wij het in feite met de bewoners wel eens zijn over wat er moet gebeu
ren, maar dat wij uitkomen op een bedrag dat voor het ministerie te hoog is. Je kunt dan alleen nog
bezien welke bezuinigingen kunnen worden aangebracht, zoals ook is gebeurd. Dat heeft dan in psy
chologische zin het effect dat de bewoners er steeds minder heil in zien, aangezien juist de dingen die
zij zo leuk vonden worden geschrapt. We moeten dan net zo lang schrappen tot er een bedrag overblijft
dat voor het rijk acceptabel is, want er zijn nu eenmaal rijksnormen waaraan wij ons moeten houden.
Wij kunnen ook op de omgekeerde wijze te werk gaan, in die zin dat de corporatie of het Woningbe
drijf op eigen houtje, zonder er iemand bij te betrekken, een lijst vaststelt, uitgaande van een bepaald
bedrag waarbij nog een marge wordt overgelaten. Vervolgens bekijkt men dan met de bewoners welke
leuke dingen nog kunnen worden gedaan. Beide benaderingswijzen hebben iets vóór en iets tegen, maar
bij beide komt het er in elk geval op neer dat de manoeuvreerruimte uiterst beperkt is.
Mevrouw Wielinga sprak ook over de termijn van 25 jaar. Ik kan mij best voorstellen dat de be
woners een dergelijke termijn erg lang vinden en dat zij willen dat wordt uitgegaan van hun wensen
van dit moment, die heel erg duidelijk zijn. Ook dit heeft echter weer te maken met een eis van het
ministerie. Men is er niet toe bereid geld te investeren, wanneer de woningen na de renovatie niet
minstens 25 jaar mee kunnen. Ik realiseer mij goed dat de wooneisen en woonwensen in de loop van die
25 jaar niet hetzelfde behoeven te blijven, maar wij hebben in dezen gewoon met een randvoorwaarde
te maken.
Ik wil vervolgens iets zeggen over de relatie tussen de renovatie die heeft plaatsgevonden en de
huurprijs, waarover naar ik meen ook in verband met de Wielenpolle in de raad is gesproken. Ik ben
van mening dat de regeling op dit punt vrij safe is. Het geïnvesteerde bedrag, maximaal zo'n
65.000,moet er via een huurverhoging van 2,5% weer uitkomen. Er kan wel eens worden gerea
geerd met de opmerking dat de huurverhoging wel erg hoog is in verhouding tot de aangebrachte ver
betering zoals die wordt ervaren. Er kan dan nog een andere berekeningsmethode, een soort van cor
rectiemethode, worden toegepast, waarbij los van het geïnvesteerde bedrag wordt gekeken naar de
hoogte van de nieuwe huur. Via het puntenwaarderingssysteem kan dan ook tot een zekere huurvaststel-
ling worden gekomen. Zo lang die twee systemen niet in strijd zijn met elkaar, in die zin dat bij het
een belangrijk hoger wordt uitgekomen dan bij het ander, meen ik dat we met die puntenwaardering
een houvast hebben. Wanneer de 2,5% huurverhoging, die op het geïnvesteerde bedrag is gebaseerd,
niet hoger uitkomt dan het bedrag waarop wordt uitgekomen aan de hand van de puntenwaardering
- zoals u weet gaat het bij de puntenwaardering niet om het complex, maar wordt er een vergelijking
getrokken met soortgelijke woningen met alle factoren die daarbij worden getrokken -, kan de huur
verhoging als reëel en in elk geval niet te hoog worden beschouwd. Met betrekking tot het voorbeeld
dat ik heb genoemd is de correctiemethode niet toegepast. De nieuwe huur die na renovatie ontstaat
komt op de bewoners soms hoog over, maar aan de hand van de correctiemethode kan worden geconsta
teerd dat die toch gerechtvaardigd is. Tenslotte wil ik hierover nog het volgende zeggen, waarop ook
het antwoord is gebaseerd op de vraag die in dit verband is gesteld. Wij kunnen op nog een andere ma
nier werken, namelijk door van te voren uit te gaan van een maximaal aanvaardbare huurprijs. Je kunt
dan heel simpel berekenen welke verbeteringen je uitgaande van die huurverhoging kunt aanbrengen.
Het zal echter duidelijk zijn dat dat bijna nihil is, vooral als de huurverhoging uiterst gering is. leder
een weet net zo goed als ik dat voor een bedrag van 5.000, 10.000,of 15.000,op het
ogenblik heel weinig kan worden gedaan.
Mevrouw Wielinga—Graansma: Wanneer de mensen er van het begin af aan bij worden betrokken
kunnen zij tenminste duidelijk maken hoever zij willen-gaan.
De heer De Pree (weth.): Ik ben dat helemaal met u eens, maar daar zitten wel problemen aan
vast. Ten aanzien van de Wielenpolle is ook met de bewoners vastgesteld wat er aan renovatiewerk
zaamheden zou moeten gebeuren. Hierdoor zijn bepaalde verwachtingen gewekt over hoe het zou kun
nen worden, maar op een gegeven moment wordt ons de pin op de neus gezet door de rijksoverheid, in
die zin dat men alles wel prachtig, maar het bedrag te hoog vindt. We komen dan in de pijnlijke situa-
tie terecht dat we moeten gaan schrappen en dit aan de bewoners moeten gaan vertellen; dat is geen
plezierige taak. Dit soort problemen kunnen ook niet worden voorkomen. Je kunt het namelijk wel met
elkaar eens worden en een beetje taxeren op welk bedrag zal worden uitgekomen, maar we weten dan
nog niets over de aanneemsom en de aanneemsommen vallen op het ogenblik niet mee. Zo gauw de door
het rijk vastgestelde aanneemsom wordt overschreden, kunnen we niets anders doen dan schrappen.
B. Huisvesting een— en tweepersoonshuishoudens.
Punten 206 t.e.m. 213.
De heer Schagen: In de eerste plaats wil ik mijn vreugde uitspreken over het feit dat er een respec
tabele lijst van woningen voor een- en tweepersoonshuishoudens is opgenomen. Het is natuurlijk nog
wel de vraag wanneer zij werkelijk gereed zullen zijn, maar ik wil voor wat dat betreft optimistisch
blijven.
Ik wil vervolgens een vraag stellen over het antwoord op vraag 213, waarbij het gaat over de
splitsing van flats. Een problematisch punt in dit verband vormt de vraag wanneer die flats leeg zullen
komen, opdat er daadwerkelijk aan de gang kan worden gegaan en tot splitsing kan worden gekomen.
Ik zal graag horen of met de huidige bewoners wordt overlegd en of hun de vraag wordt voorgelegd of
zij eventueel in een gesplitste flat zouden willen wonen. Ik denk dat de flats dan eerder beschikbaar
zullen komen voor splitsing dan wanneer wordt gewacht tot de bewoners zijn verhuisd.
De heer Boelens: Het is bekend dat het college de laatste tijd nogal wat initiatieven heeft onder
nomen om onderwijsinstellingen naar Leeuwarden te krijgen. Ik wil met betrekking daartoe een aantal
vragen stellen. Hoe denkt het college te kunnen inspelen op de problematiek van de studentenhuisves
ting, wanneer Leeuwarden de toezegging ontvangt dat hier nieuwe onderwijsinstellingen zullen worden
gevestigd? Is het college ertoe bereid om, zodra die toezegging komt, met voorstellen naar de raad te
komen om daarop in te spelen? Hiermee bedoel ik dan voorstellen inzake nieuwe plannen, naast die
welke in de beantwoording van de vragen 207 tot en met 209 worden genoemd.
Mevrouw Otsen: De laatste zin van uw antwoord op vraag 213 luidt: „Wij zijn van mening dat met
de splitsing in grote aantallen voorzichtigheid moet worden betracht." Ik weet niet wat in dezen on
der „grote aantallen" moet worden verstaan en ik weet ook niet waarom er voorzichtigheid moet worden
betracht. Ik zal daarover graag meer horen.
De heer De Pree (weth.): De vraag van mevrouw Otsen sluit enigszins aan op de vraag van de heer
chagen, want beide vragen betreffen de splitsing van flats. De heer Schagen heeft met name gevraagd
wanneer die flats leeg komen, maar dat is nu juist het probleem. Hierbij ga ik tevens in op de vraag
van mevrouw Otsen waarom voorzichtigheid moet worden betracht bij het splitsen van flats in grote
iantallenDe indruk zou kunnen worden gewekt dat de woningnood onder de een- en tweepersoons-
uishoudens groot is, hetgeen ook klopt, maar dat de woningnood onder gezinnen minder groot is, wat
apaald niet het geval is. Uit dat feit komt onze voorzichtigheid voort. De flats staan ook niet leeg
vanwege de woningnood in de categorie van de gezinnen. Ik wijs in dit verband op de rijksgenoten die
zich vestigen. Over het algemeen gaat het daarbij om gezinnen, zelfs grote gezinnen, maar ook onder
de Leeuwarder gezinnen heerst woningnood. Wanneer men bij mijn spreekuur aanwezig is, zal men ont
dekken dat niet kan worden geconstateerd dat de nood onder de een- en tweepersoonshuishoudingen
groter is dan de nood onder de gezinnen. Als wij iets proberen te doen aan het verhelpen van de wo
ningnood bij de groep van de een- en tweepersoonshuishoudens ten koste van de huisvesting van gezin
nen en grotere groepen, zullen wij het ene probleem misschien tot een oplossing brengen, maar het an
dere probleem vergroten. Er moet worden bedacht dat de beide problemen levensgroot zijn.
Ik wil nog enkele andere kanttekeningen bij de problematiek van de een- en tweepersoonshuishou-
dingen plaatsen. Dit is geen specifieke Leeuwarder problematiek, maar een problematiek die in alle ste
den in ons land speelt. De oorzaak hiervan is mijns inziens niet zozeer gelegen in kortzichtigheid in
het verleden. Er zijn talloze prognoses gemaakt, maar als men de prognoses van bijvoorbeeld een jaar
of zes geleden inzake de toekomstige woningnood leest, dan blijkt dat deze op een aantal belangrijke
punten niet kloppen, met name op het punt van de een- en tweepersoonshuishoudingen. Hierbij heeft
natuurlijk een geweldig grote rol gespeeld de maatregel van de rijksoverheid die inhoudt dat men vanaf
3 jaar recht heeft op zelfstandige woonruimte. Dit betreft een zeer groot aantal mensen en die maat
regel heeft natuurlijk een geweldig effect. Voorts heeft de individuele huursubsidie het minder aan-
ekkelijk gemaakt een kamer te huren bij een hospita. De Stichting Jongerenhuisvesting merkt goed