10 ij door komen. Wij kunnen niet altijd onze oren met was laten dichtstoppen; daarover leest men overigens in de Odyssee. Wij hebben ons te houden aan de rijksregelingen en die laten ons geen greintje ruimte. Voortdurend zitten we op de evenwichtsbalk en het is steeds de vraag of wij het net wel of net niet zullen halen. Je moet eigenlijk een feestje bouwen als je het net wel haalt, maar de gemeentelijke kas heeft daarvoor geen middelen beschikbaar. Punten 231 t.e.m. 236. De heer Schagen: Ik wil een opmerking maken met betrekking tot vraag 232. In uw antwoord op die vraag stelt u onder meer: "Alleen indien verhuur tegen een reële huurprijs niet mogelijk is, wordt tot verkoop besloten." Wij hebben onlangs een geval meegemaakt waaraan je zou kunnen ontlenen dat aan dit antwoord nog iets zou moeten worden toegevoegd en wel het volgende: wanneer verkoop tegen een redelijke prijs niet haalbaar is, zal eventueel tot verhuur moeten worden besloten. Kan het college het met die stelling eens zijn? Mevrouw Wielinga-Graansma: Ik wil iets zeggen over de vragen 234 tot en met 236. Vraag 236 be treft geen verkoop aan een bewoner, maar voor wat de vragen 234 en 235 betreft wil ik opmerken dat mijns inziens de woningen, waarvan daar sprake is, best kunnen worden verkocht aan mensen met twee rechterhanden, die tot een lagere inkomensgroep behoren. Op die wijze krijgen ook zij de mogelijk heid een huis te kopen. Ondanks het door u gestelde in uw antwoord gebeurt dat ook wel met versprei de panden van het Gemeentelijk Woningbedrijf. Een poosje geleden is nog een huis in de Huizumerlaan te koop aangeboden Mevrouw Waalkens: In vraag 234 wordt gesproken over het verkopen van woningen met een reha bilitatieplicht en in het antwoord op die vraag wordt gesteld dat een dergelijke verplichting moeilijk kan worden afgedwongen. In het antwoord op vraag 236 wordt evenwel meegedeeld dat het daar ge noemde pand is verkocht met een rehabilitatieverplichting, welke voor 26 oktober 1980 moet zijn na gekomen. Daaruit blijkt dat dit dus wel degelijk kan. De heer De Pree (weth.): De heer Schagen heeft gevraagd of in het antwoord op vraag 232 niet ook zou moeten staan dat, wanneer verkoop tegen een redelijke prijs niet mogelijk is, tot verhuur zal moe ten worden besloten. In de eerstvolgende raadsvergadering zal een zodanig voorstel aan u worden voor gelegd, zodat mijn antwoord op deze vraag bevestigend kan zijn. Mevrouw Wielinga en mevrouw Waalkens hebben gevraagd naar de mogelijkheid om een pand te verkopen met een rehabilitatieverplichting. Terecht heeft mevrouw Wielinga opgemerkt dat iemand met twee rechterhanden door zelfwerkzaamheid de kosten van rehabilitatie kan verlagen, maar ook hierbij gaat het weer om kiezen tussen twee niet perfecte situaties. Als je als gemeente zelf de rehabilitatie ter hand neemt en ertoe bereid bent de onrendabele top voor je rekening te nemen, heb je in elk geval de zekerheid dat de rehabilitatie ook wordt uitgevoerd, en wanneer we een pand verkopen met een re habilitatieverplichting springen we er financieel goed uit. Het doel wordt dan ook bereikt, mits de re habilitatie ook werkelijk doorgang vindt. Inderdaad is in bepaalde verkoopcontracten een dergelijke verplichting opgenomen met een termijn. In het geval waarom het bij vraag 236 gaat, is een termijn van twee jaar gesteld, maar het is voorstelbaar dat van een kortere termijn kan worden uitgegaan. Wat moeten wij echter doen wanneer deze verplichting niet wordt nagekomen? Ook daarvan is een enkel voorbeeld bekend. Ik meen dat heel simpel moet worden gesteld dat aan niet nakomen van die ver plichting bijzonder weinig kan worden gedaan. Je kunt heel flink zijn en verklaren dat het contract is verbroken daar men zich niet aan een van de voorwaarden heeft gehouden. We kunnen dan het pand te rugkopen, waardoor we weer met een niet gerehabiliteerd pand zitten en de bewoner of bewoonster staat dan op straat, waarvoor ook weer een oplossing moet worden gevonden. Het komt er dus heel simpel op neer dat wij met dat afdwingen minder kunnen bereiken dan wij zouden willen. De Voorzitter: Het betreft hier geen publiekrechtelijke aangelegenheid, maar we zullen in een der gelijk geval gewoon napr de rechter moeten gaan. Je schiet er dan dus in wezen niets mee op. Mevrouw Waalkens: Ik stelde mijn vraag naar aanleiding van het antwoord op vraag 236. Waar schijnlijk had op vraag 236 het nu gegeven antwoord moeten worden gegeven. De heer De Pree (weth.): Het is een antwoord op papier, dat formeel juist is. /M OS PAR. 10. BELEIDSSECTOR VOLKSGEZONDHEID EN MILIEUHYGIëNE. A. Intramurale Gezondheidszorg. Mevrouw Willemsma—de Jong: Naar aanleiding van vraag 263 wil ik het volgende opmerken. Het Academisch Ziekenhuis in Groningen is besnoeid en uitbreiding van het beddenbestand ligt niet in de bedoeling. Te grote eenheden verliezen meestal het menselijk aspect en bovendien moet worden gecon stateerd dat de centen op zijn. Ook van Leeuwarden is gevraagd bedden in te leveren. Momenteel hebben wij een aantal van zo'n 1 .000 bedden ter beschikking. In de planning is aanvankelijk aange geven dat wij aan 833 bedden voldoende zouden hebben, maar het laatste cijfer geeft 900 bedden aan. Er bestaat nogal wat onduidelijkheid omtrent de maatstaven waarvan men uitgaat. Uit het antwoord op de vraag met betrekking tot de overloopfunctie van Groningen en Leeuwarden krijg je de indruk dat er sprake is van enige passiviteit, want het wekt de indruk dat wordt afgewacht wat Leeuwarden wordt toegeschoven. Ik zal graag horen of de wethouder ertoe bereid is te pleiten voor de handhaving van tenminste het huidige beddenbestand, dit mede omdat wij opleidingen naar Leeuwarden willen halen, hetgeen het naar onze mening noodzakelijk maakt dat Leeuwarden in de provincie een centrumfunctie kan vervullen. Met betrekking tot de ziekenhuizen en speciaal over de fusie verschijnt tamelijk misleidende in formatie in de pers, zelfs zodanig dat statenleden een wantrouwende houding gaan aannemen en zich afvragen of Leeuwarden het samengaan wel goed heeft opgezet. Het punt waarom het in de pers draait, is met name de plaats van de centrumfunctie, of in noord öf in zuid. Er zijn goede afspraken gemaakt die in een notariële overeenkomst zijn vastgelegd. Ik krijg nu het gevoel dat er wordt gelobbyd en ik wil u daarom vragen of de materie niet goed is uitgespit en of de verantwoordelijkheid voor de volksge zondheid niet in het geding komt. Van de zijde van een van de drie ziekenhuizen is een minderheidsrapport verschenen, dit zeer tegen de zin en de afspraken van de CSLZ over de directiestructuur. Vertroebelt dit soort verschijnselen niet erg het klimaat van de samenwerking, waarvan we toch goede resultaten voor de volksgezondheidsvoor zieningen voor Leeuwarden en omstreken verwachten? Mijns inziens zal het toch primair daarom moe ten gaan. Is alles werkelijk zo negatief als het vanuit de pers op ons overkomt? Mevrouw Visscher—Bouwer:Wat ik wil vragen komt ongeveer op hetzelfde neer als datgene wat me vrouw Willemsma heeft gevraagd. In het algemeen wil ik vragen hoe de gang van zaken verloopt in de Commissie Samenwerking Leeuwarder Ziekenhuizen. Ook wil ik graag weten hoe het staat met de taak groeprapporten. Ik stel deze vragen omdat dit soort zaken niet op de raadsagenda zijn vermeld en het mijns inziens goed is, met name vanwege de artikelen welke regelmatig in de Leeuwarder Courant ver schijnen, dat de wethouder ons meedeelt hoe het er in werkelijkheid mee staat. Het lijkt mij ook in teressant de mening van de wethouder te horen over het advies van de Provinciale Raad voor de Volks gezondheid, terwijl ik u voorts verzoek mee te delen hoe de mening was in de statencommissie voor So ciale Zaken, Volksgezondheid en Milieuhygiëne. Daarover heeft in het kort wel iets in de krant ge staan, maar wie er zelf bij is geweest kan doorgaans nog wel wat meer mededelen. Ik zal dus graag al gemene informatie ontvangen over de hele gang van zaken. De heer De Pree (weth.): Ik wil beginnen met de beantwoording van de laatste vraag, omdat die het meest algemeen is, waardoor ik bij de beantwoording daarvan de andere opmerkingen kan meene men. U weet dat er een aantal jaren geleden een samenwerkingsovereenkomst tot stand is gekomen tus sen de drie Leeuwarder ziekenhuizen, waarin een visie was verwoord ten aanzien van de toekomst. Het uitgangspunt was dat het gebouw van het Diaconessenhuis vanwege de bouwkundige toestand zou moe ten verdwijnen, zodat er twee ziekenhuislocaties zouden overblijven. Er zou bestuurlijk gezien, na een fusie, één ziekenhuisbestuur moeten komen en de ziekenhuizen op de locaties noord en zuid zou den moeten worden gehandhaafd. Het gaat dan dus om het huidige Bonifatius Hospitaal en Triotel. Die overeenkomst is niet zo maar tot stand gekomen. Aan de totstandkoming daarvan zijn jaren voorafge gaan en tenslotte is dit resultaat eruit gerold. Er werd dus uitgegaan van twee locaties met centrum functies op beide locaties, waarbij het ook duidelijk was dat voor wat betreft de nieuwbouw het zwaar tepunt zou liggen op locatie zuid. De ziekenhuizen op de beide locaties zouden evenwel meer zijn dan een regionaal ziekenhuis en beide zouden een aantal centrumfuncties krijgen. De overeenkomst heeft geleid tot het indienen van een aanvraag bij het ministerie om te mogen bouwen. Uitgegaan werd van een totaal aantal bedden van naar ik meen 904. Er lag toen ook al een rapport van de Provinciale Raad voor de Volksgezondheid, waarin de conclusie was verwoord dat in Leeuwarden moest worden gekomen tot één centrumziekenhuis op één locatie. Dat rapport dateerde evenwel van een aantal jaren geleden

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 54