i6- no
W
De Voorzitter heropent, om 21.30 uur, de vergadering.
Punten 270 t.e.m. 274.
De heer Pronk: Ik wil iets opmerken over het derde deel van vraag 272. Het college heeft daarop
geen antwoord gegeven en ik vraag mij dan ook af of u daarover geen mening hebt.
Vraag 274 gaat over de formaldehydeklachten. U schrijft in uw antwoord dat in elf gevallen om
een urgentieverklaring is gevraagd en dat in vijf gevallen daaraan werd voldaan. Kan uw college ver
klaren hoe het komt dat blijkbaar veel omvangrijker overlast niet wordt aangemeld? Als je bijvoorbeeld
door het Aldlan fietst, zie je daar borden met de beeltenis van Magere Hein met daaronder de woorden:
900 spaanplaatwoningen. Kunt u mij zeggen of het uit een gebrek aan voorlichting voortkomt dat ons
van de zijde van die 900 woningen geen klachten hebben bereikt?
Mevrouw Zondag—Demes: Ik zal graag horen hoe het staat met het overleg waarover in vraag 270
wordt gesproken. Gezien de belangrijkheid van het onderwerp hoop ik dat wij spoedig resultaten van
het overleg tegemoet kunnen zien.
Mevrouw De Haan—Laagland: Ik wil eveneens een opmerking naar aanleiding van vraag 274 over de
formaldehydeprobiematiek maken. De heer Pronk heeft al gevraagd hoe het komt dat maar vijf mensen
van de elf, die om een urgentieverklaring hebben gevraagd, zo'n verklaring hebben gekregen en ik wil
daar nog een vraag over de procedure aan toevoegen. Mensen die op dit punt klachten hebben worden
via hun huisarts naar de GG GD doorverwezen voor het verkrijgen van een urgentieverklaring. Ik
heb gehoord dat de huisartsen van hun landelijke vereniging brieven, hebben ontvangen waarin zij op
de problematiek werden geattendeerd, waarbij hun werd geadviseerd hiernaar erg kritisch te kijken. Ik
heb de indruk dat de drempel die men over moet om bij de GG GD te komen behoorlijk hoog is en
dat de huisartsen niet erg scheutig zijn met het doorverwijzen. Ik wil u daarom vragen of die drempel
kan worden verlaagd of zelfs kan worden weggenomen. Overigens ben ik er erg benieuwd naar of er
nog sprake is van nieuwe ontwikkelingen voor wat betreft deze problematiek.
De heer De Pree (weth.): Ik wil eerst ingaan op de vraag van mevrouw Zondag naar aanleiding van
vraag 270. Er heeft een eerste overleg plaatsgevonden over een nota van de zijde van een van de jon
gerencentra. Daarbij is afgesproken dat er overleg zal worden gevoerd, zoals in het antwoord is aan
gegeven. Ik hoop dat zeer binnenkort tot dat overleg wordt gekomen. Het is in eerste instantie nog niet
de bedoeling om tot een gemeentelijk drugbeleid te komen, met name betreffende de hard drugs en de
preventie. In de eerste plaats moet er enig inzicht komen ten aanzien van de vraag of er in Leeuwarden
op dit terrein Überhaupt problemen bestaan. Een aantal jaren geleden was dat duidelijk het geval, maar
het is bij hard-drug-gebruik de moeilijkheid dat dit zich, vanwege allerlei factoren, plotseling kan ver
plaatsen. Uit informatie is mij duidelijk geworden dat in een aantal plaatsen in Friesland bij bepaalde
groepen dit probleem weer acuut is. In Leeuwarden komt ook wel hard-drug-gebruik voor, maar ik heb
niet de indruk dat dit hier een zodanig probleem vormt dat het een bepaald beleid vereist. Wij zullen
hieromtrent nog informatie moeten ontvangen van de kant van de GG GD, de politie, het CAD en
zovoorts. Vandaar ook dat die instanties bij het overleg aanwezig zullen moeten zijn. Wanneer uit de
te maken inventarisatie blijkt dat de problematiek in Leeuwarden op dit punt toch groot is, zullen wij
gebruik trachten te maken van de mogelijkheden welke de rijksoverheid op het ogenblik biedt om tot
een gecoördineerde aanpak te komen in het kader van de rijksbijdrageregeling Maatschappelijke Hulp
verlening aan Jongeren en Jong Volwassenen. Deze regeling bevat ook de mogelijkheid om te komen
tot een locaal en provinciaal drug-hulpverleningsbeleid. In de vier grote steden en in Groningen wordt
daarvan al gebruik gemaakt. Zoals ik al zei is het echter nog niet zeker dat wij op dit punt iets moeten
gaan ondernemen. Wij zullen eerst moeten nagaan of deze problematiek hier in ernstige mate speelt.
De heer Pronk heeft vervolgens geconstateerd dat op onderdeel 3 van vraag 272 geen antwoord is
gegeven. Ik kan zeggen dat artikel 18 van de Drank- en Horecawet wel is uitgewerkt in de Drank- en
Horecaverordening die wij in Leeuwarden hanteren. In de gevallen welke als voorbeeld zijn genoemd,
is men gerechtigd zwak-alcoholische dranken te verkopen. Landelijk is deze zaak via de VNG aan de
orde gesteld, dit evenwel om een andere reden, waarbij ook het Ministerie van Economische Zaken een
rol speelt, namelijk het probleem van mogelijke concurrentie ten aanzien van de horeca, welk pro
bleem ook hier wel eens aan de orde is geweest. Kennelijk is het de bedoeling van de vraag te komen
tot een zodanige wijziging van de verordening dat bij de gelegenheden waarom het in dezen gaat ook
nog van de zwak-alcoholische dranken wordt afgestapt. Vanuit een bepaalde volksgezondheidsvisie kun
je daarvoor wellicht pleiten, maar deze medaille heeft een keerzijde. Helaas kunnen bepaalde instel
lingen zoals jongerencentra met name door hun bar-omzet financieel het hoofd boven water houden en
in die situatie kunnen wij niet zonder meer verandering brengen. Het is mij bekend dat één jongeren
centrum tot voor kort - ik weet niet of dat nog zo is - uit principiële overwegingen geen bier tapte en
men heeft zelf al geconstateerd dat dit een handicap betekent. Ik weet niet of je uit volksgezondheids
overwegingen kan stellen dat het gebruik van zwak-alcoholische dranken in dit soort instellingen moet
worden afgeschaft, maar het is in elk geval wel zeker dat dit uit financieel oogpunt een ramp zou zijn
voor de betreffende verenigingen en centra.
Er is voorts gevraagd naar de stand van zaken op dit moment van de formaldehydeprobiematiek. Er
vindt regelmatig overleg plaats tussen de gemeente, de huurdersvereniging Aldlan en de drie woning
bouwcorporaties die woningen in Aldlan hebben. Vooruitlopend op nadere oplossingen hebben wij de
afspraak gemaakt dat ten aanzien van medisch urgente gevallen maatregelen aan de woning zullen wor
den getroffen. Een moeilijkheid vormt de vaststelling van wat medisch urgent is, temeer daar het scala
van klachten die door de bewoners naar voren worden gebracht uiterst gevarieerd is; de klachten varië
ren van tranende ogen tot slapeloosheid. De ene keer is het iets gemakkelijker dan de andere keer om
een oorzakelijk verband te leggen tussen de klacht en formaldehyde. Ik heb begrepen dat dit ook voor
de huisartsen een moeilijkheid vormt. Zij kunnen wel bepaalde klachten constateren en verder hooguit
nog constateren dat deze geen duidelijke lichamelijk oorzaak hebben, maar dat kan niet zonder meer
leiden tot de conclusie dat de formaldehydeplaten de oorzaak zijn. Dr. Terpstra van de GG GD gaat
uit van een aantal criteria aan de hand waarvan een urgentieverklaring kan worden afgegeven. In ge
vallen waarin sprake is van bijvoorbeeld kinderen met pseudo-kroep is de afgifte van een medische ur
gentieverklaring duidelijk op zijn plaats, maar ook in gevallen waarin niet onmiddellijk aantoonbaar
is dat de formaldehyde de oorzaak is van de klachten wordt de nodige soepelheid betracht en worden
maatregelen getroffen. Tot dusverre was evenwel de aanpak uiterst incidenteel. Voor de verdere op
lossing van het probleem kun je twee kanten op. Enerzijds kunnen wij overgaan tot een structurele to
taal-aanpak waarbij alle ruim 900 woningen worden opgeknapt, ongeacht de vraag of de bewoners
klachten hebben en het op prijs stellen dat er aan hun woning maatregelen worden getroffen met de
problemen welke daarmee weer samenhangen. Anderzijds kunnen wij kiezen voor de weg van het uit
sluitend ingrijpen ten aanzien van medisch urgente gevallen, zoals tot dusverre is gebeurd. Er is nog
een derde mogelijkheid denkbaar, namelijk het aanbrengen van een verruiming in die zin dat op alle
klachten, ook die welke niet van medische aard zijn, wordt ingespeeld, al zal altijd wel moeten wor
den nagegaan of men niet simuleert. Voor welke weg zal worden gekozen hangt ook een beetje af van
een gesprek dat aanstaande donderdag zal plaatsvinden met de h.i.d. van de volkshuisvesting, waarbij
onder meer ter sprake zal komen de bereidheid van de rijksoverheid om in dezen een bijdrage te leve
ren. Evenals in Haarlem zal dat dan gebeuren in het kader van de 50%-regeling, die geldt voor ingrij
pende woningverbetering. Bij die regeling wordt 50% van de lasten door de eigenaren, de corporaties,
gedragen en 50% door de rijksoverheid. Aangezien dat gesprek aanstaande donderdag plaatsvindt kan
ik er nu nog geen zinnig woord over zeggen. Tevens zal bij die bespreking de inspecteur voor de volks
gezondheid aanwezig zijn, aangezien enerzijds moet worden bekeken wat uit financieel oogpunt ver
antwoord is en anderzijds wat uit een oogpunt van volksgezondheid verantwoord moet worden geacht.
Op het ogenblik kan ik nog niet zeggen of dit gesprek zal leiden tot een totaal-aanpak of tot de tus
senweg die ik zojuist aangaf; voor beide wegen zijn argumenten pro en contra te noemen. Ik kan nog
wel zeggen dat de communicatie met de huurdersvereniging op het ogenblik uitstekend is. Men is van
alles op de hoogte en ook het gesprek dat wij aanstaande donderdag zullen voeren is helemaal doorge
sproken met de afvaardiging van de huurdersvereniging in de commissie. Ook met de corporaties zitten
wij helemaal op één lijn. De enkele individuele klachten die naar voren zijn gebracht worden op het
ogenblik opgelost en in de laatste vergadering heeft men zich daarmee content verklaard.
Dit is een complexe aangelegenheid en de corporaties verrichten momenteel de nodige metingen
teneinde wat meer inzicht in de hoogte van het gehalte te krijgen. In de commissie is al meegedeeld
dat men een aantal frappante ontdekkingen heeft gedaan, die de gecompliceerdheid van de materie
aantonen. De rijksnorm uit een oogpunt van volksgezondheid is 120 microgram formaldehyde per m3 en
daar moet dus onder worden gebleven. Het is gebleken dat bij een Aldlan-woning in onbewoonde staat
het gehalte ver onder de 120 microgram ligt, terwijl het er bij een woning in bewoonde staat ver bo
venuit komt; ook elders in Leeuwarden is tot een soortgelijke ontdekking gekomen. Naast de afgifte
van formaIdehydegas uit het materiaal van de woning spelen nog heel andere factoren een rol, namelijk
de vloerbedekking, de meubelen, roken, het woongedrag enzovoorts. Men heeft zelfs in een meubel
toonzaal die uit staal was opgetrokken een gehalte van ver boven de 120 microgram gemeten, wat dus
moest worden veroorzaakt door de meubels en de vloerbedekking. Men gaat nog ijverig met de metin
gen door, dit niet om zich van de zaak te kunnen afmaken, maar omdat het zinvol is enig inzicht te
verkrijgen. Ik zeg dit alles omdat mensen wel eens stellen dat het allemaal zo lang duurt. Uiteindelijk