me
2-/13
soort van klachtenbureau wordt ingesteld, terwijl de klachten terecht zullen moeten komen bij degene
die in onze gemeente met emancipatiezaken is belast.
Vraag 161 betreft de Vereniging van Openbaar Onderwijs. Zij heeft zelf de gemeente brieven ge
schreven over de kwestie waarom het hier gaat, waarop zij ook antwoord heeft gekregen, en vervolgens
heeft zij onze fractie verzocht dit punt nogmaals aan te kaarten. Het antwoord dat u op deze vraag
hebt gegeven klopt niet helemaal. De Vereniging van Openbaar Onderwijs is direct vertegenwoordigd
in de Schoolraad, maar in de andere bestuurscommissies, de bestuurscommissie Schooladviesdienst, de
begeleidingscommissie etcetera, is zij niet direct vertegenwoordigd. Daarin zit wel iemand die toeval
lig ook in het bestuur van de Vereniging van Openbaar Onderwijs zit, maar als hij het volgend jaar uit
het laatstgenoemde bestuur stapt is de Vereniging van Openbaar Onderwijs niet meer direct in die com
missies vertegenwoordigd. Eigenlijk is men dan ook teleurgesteld over het beeld dat nu naar buiten toe
is gegeven
De heer Visser: Ik wil eveneens iets zeggen over vraag 159, maar ik wil dat punt iets anders bena
deren dan mevrouw De Haan. In de vraag wordt gepleit voor een voorlichtingsproject met betrekking
tot de benoeming van vrouwelijk personeel. Gelet op de tijd die in het kader van de onderwijsvernieu
wing van het onderwijzend personeel wordt gevraagd, waarbij ik denk aan stimulerings-, activerings-
en ontwikkelingsactiviteiten, ben ik van mening dat men zich ten aanzien van allerlei projecten enige
zelfbeperking zal moeten opleggen. Dit vraagt heel veel van de mensen en ik kan mij dan ook heel
goed vinden in het antwoord van b. en w.
Mevrouw Otsen: Vraag 157 is het vorig jaar ook al gesteld en thans wordt opnieuw geantwoord dat
u voornemens bent met een onderzoek te starten, (k begrijp eigenlijk niet zo goed wat de bedoeling
van dat onderzoek is. Mijns inziens gaat het meer om de vraag of de bereidheid aanwezig is om te ko
men tot een systeem van voorlichting, waarbij de mogelijkheden welke op het gebied.van vorming en
ontwikkeling voor volwassenen worden geboden in een stuk worden neergelegd, dat aan doelgroepen en
anderen die hiervoor belangstelling hebben kan worden uitgedeeld. Ook aan kinderen van de lagere
school wordt een blad gegeven waarin de verschillende mogelijkheden van vervolgonderwijs zijn aan
gegeven. Het is voor mij eigenlijk niet duidelijk wat er allemaal nog moet worden onderzocht. Er is
een samenwerkingsverband dat op de hoogte is van de verschillende educatieve mogelijkheden en er
zijn onderwijsinstellingen die daarover ook hun zegje kunnen doen. Die informatie kan mijns inziens
worden gebundeld waarna er bekendheid aan kan worden gegeven.
Naar aanleiding van vraag 158, die de Open School betreft, wil ik vragen of er ook vanuit Leeu
warden zal worden geprotesteerd tegen de plannen welke door minister Pais zijn ingediend. Deze hou
den een behoorlijke beperking in, met name ten aanzien van groepen die in een achterstandssituatie
verkeren en tot nu toe geen kansen hebben gehad. Ik wil ervoor pleiten dat u in de richting van het
ministerie een dergelijk geluid laat horen. Vervolgens wil ik hieraan nog de vraag koppelen wat Leeu
warden zal gaan doen met de mogelijkheden die de Open Schooi toch biedt, zij het dat de financiële
mogelijkheden gering zijn.
De heer Ten Brug (weth.): Ik wil eerst ingaan op hetgeen aan de orde is bij vraag 159. Hetgeen
daar is vermeld heeft zich inderdaad voorgedaan en ook ik vind dat betreurenswaardig. Onlangs hebben
wij in een vergadering van de schoolhoofden nog eens duidelijk naar voren gebracht welke de politiek
van de gemeente op dit gebied is. Ik kan u zeggen dat wij uit de reacties wel konden begrijpen dat het
hier vermelde een incidentele gebeurtenis is geweest, die overigens niet had mogen voorkomen. Ver
moedelijk zal men de brief hebben gelezen die ik de betrokkene heb geschreven en waarin ik heb ge
steld dat zoiets inderdaad niet mag gebeuren. Mevrouw De Haan heeft een aanwijzing gegeven voor
het voorkomen van dit soort voorvallen, maar daarbij is zij eigenlijk op een veel breder terrein geko
men dan alleen dat van het onderwijzend personeel. De vraag betreft het onderwijzend personeel en zij
is daarom ook vanuit die optiek beantwoord. Ik moet hierbij opmerken dat het op dit punt bij het on
derwijs vrij gemakkelijk ligt, want ik denk dat de verhouding tussen mannen en vrouwen bij het onder
wijs ongeveer fifty-fifty zal zijn. Vervolgens is er geen belangrijk niveauverschil tussen de banen bij
het onderwijs, waardoor bezwaarlijk kan worden gezegd dat het voor de vrouw erg moeilijk is de hoge
re banen te bereiken; zo liggen de kaarten bij het onderwijs niet. Ik vind dus dat in feite niet kan wor
den gesteld dat er bij het onderwijs op dit vlak problemen bestaan. Naar de diensthoofden is al een
soortgelijke brief uitgegaan. Het opstellen van de brief aan de schoolhoofden heeft daarop gewacht,
aangezien wij de eerstgenoemde brief meer naar de schoolsituaties toe wilden vertalen. Zoals ik zojuist
al zei liggen bij het onderwijs de kaarten nu eenmaal anders dan bij de overige gemeentelijke diensten.
Ik kan nu moeilijk beoordelen of er inderdaad een klachtenbureau moet worden ingesteld. Gelet op de
situatie bij het onderwijs zie ik daarvoor weinig aanleiding. Ik heb trouwens ook begrepen dat men bij
het onderwijs wel weet waar men zijn klachten moet deponeren, waarvan het onderhavige geval een
voorbeeld is.
Vraag 157, waarover mevrouw Otsen heeft gesproken, ligt voor een belangrijk deel in dezelfde
sfeer. Mevrouw Otsen heeft gevraagd waarop wij eigenlijk wachten met betrekking tot het in de vraag
naar voren gebrachte. De situatie op dit punt werd naar ik meen de vorige keer door d'e raad normaal
geacht. Zoals u weet wordt er gewerkt aan een inventarisatie van de educatieve activiteiten die in de
gemeente plaatsvinden. Ik heb het idee dat over een paar maanden die inventarisatie is afgerond,
waarna de hele kaart zo'n beetje in beeld zal zijn gebracht. Wij kunnen wel een kaart maken van de
onderwijsmogelijkheden, maar ik geloof dat dat onjuist is en dat we tot een bredere opzet moeten ko
men. Het gaat niet alleen om de onderwijsmogelijkheden in ouderwetse zin, maar ook om andere edu
catieve mogelijkheden in de gemeente. Ik kan nog niet helemaal overzien wanneer de inventarisatie
zal zijn afgerond, omdat hierbij nog een andere afdeling betrokken is, maar ik denk dat over een aan
tal maanden toch wel een overzicht zal kunnen worden opgezet. Wellicht is het haalbaar dat wij voor
de start van het nieuwe cursusseizoen een overzicht van de mogelijkheden aan de belanghebbenden
doen toekomen, terwijl wij et ook via de pers de nodige aandacht aan kunnen besteden.
Ik kom vervolgens bij vraag 158. De gemeente Leeuwarden heeft niet rechtstreeks geprotesteerd
tegen wat een beetje leek op een afbraak van de bestaande Open School-activiteiten. Zoals u weet
draait niet in Leeuwarden, maar in Heerenveen wel een Open School-project en uiteraard heeft men
van de zijde van die gemeente wèl geprotesteerd. Het zal u bekend zijn dat momenteel in de Kamer
wordt gesproken over het beschikbaar stellen van meer gelden voor de Open School-projecten dan de
minister oorspronkelijk van plan was. Dat betekent dan een vermindering van de gelden voor de Open
Universiteit; helaas regardeert dat echter niet meer de gemeente Leeuwarden. Wel willen wij bekijken
- daarover moet echter wel meer duidelijkheid worden gegeven van de zijde van het ministerie - in
hoeverre allerlei andere activiteiten, die niet zozeer in het kader van het Open School-project passen
en die ook in het antwoord op vraag 158 zijn genoemd, kunnen worden ingesluisd. Wij wachten voor
wat dat betreft op een circulaire van de minister van Onderwijs en Wetenschappen die zal aangeven op
welke wijze dat mogelijk is. Wij zullen zeker gebruik proberen te maken van de mogelijkheden welke
ons dan worden geboden, waarvoor uiteraard overleg dient te worden gevoerd tussen de sector onderwijs
en de sector algemeen welzijn.
De heer Visser heeft ook nog een opmerking gemaakt over vraag 159. Met name heeft hij gezegd
dat hij zich met het daarop gegeven antwoord wel kan verenigen. Terecht merkte hij op dat er een vrij
grote belasting wordt gelegd op het onderwijzend personeel, met name op het personeel van de kleuter
en de lagere scholen, dit in verband met het komen tot de basisschool in het jaar 1983; men zal daar
een zware hijs aan hebben. Wellicht zal dit punt nog nader aan de orde komen naar aanleiding van
volgende vragen en antwoorden. Ons algemeen beleid en ook onze activiteiten zijn met name gericht
- eigenlijk is dat de „topic" van het gemeentelijk onderwijsbeleid - op het zoeken naar goede wegen
om een zo mogelijk optimale vorm voor de nieuwe basisschool te vinden. Het is de vraag hoe wij in
1983 of eventueel enkele jaren later op een verantwoorde wijze tot die nieuwe vorm van onderwijs
kunnen komen.
Er is vervolgens opgemerkt dat het antwoord op vraag 161 niet helemaal juist is, wat voor de Ver
eniging van Openbaar Onderwijs nogal onplezierig is. In de Schoolraad is de Vereniging van Openbaar
Onerwijs heel direct vertegenwoordigd en dat zal ook te zijner tijd bij de gemeenschappelijke School
raad het geval zijn. Voor de bestuurscommissie voor de Schooladviesdienst wijzen de ABOP, de Ver
eniging van Openbaar Onderwijs en de Schoolraad gezamenlijk een aantal leden aan. Tot nu toe is
men steeds tot een zodanige afweging gekomen - ik vind dat ook heel verstandig - dat iemand van
de Vereniging van Openbaar Onderwijs in deze commissie werd benoemd. De verkiezing van leden van
de begeleidingscommissie geschiedt getrapt; dat geef ik toe. Ik vind wel dat de Vereniging van Open
baar Onderwijs zich moet realiseren dat haar situatie in het kader van het onderwijsbeleid thans anders
is dan toen de wettelijke adviesorganen er niet waren. De Schoolraad is nu hfet adviesorgaan voor de
gemeente met betrekking tot een aantal punten, hetgeen wettelijk verplicht is; het gehele beleid komt
daar ter sprake. De Vereniging van Openbaar Onderwijs is in de Schoolraad ook vertegenwoordigd.
Daarnaast hebben ook de oudercommissïes een heel andere positie gekregen. Dit is een gelukkige ont
wikkeling, die nog niet wettelijk is vastgelegd, maar zeker tot uitdrukking zal komen in de nieuwe
Wet op het basisonderwijs. Je kunt zeggen dat de Vereniging van Openbaar Onderwijs een vereniging
is van ouders en van mensen die achter de gedachte van het openbaar onderwijs staan. Mijns inziens is
het de taak van deze vereniging stimulerend en activerend op te treden in de richting van de ouders,
om op die manier ook te proberen het hele werk van de oudercommissies te steunen, terwijl zij ook de
mensen zal dienen te coachen met betrekking tot de werkzaamheden die in de oudercommissies en an-