gezet die aangeeft wat wij wanneer kunnen verwachten. Ik wil er daarbij best rekening mee houden dat
er soms dingen tussendoor moeten worden afgehandeld. In ieder geval zal er wel een fasering op papier
moeten worden aangegeven waarover wij kunnen discussiëren.
In vraag 168 gaat het over rol doorbrekend onderwijs. Ook dat is een kwestie waarover al jaren
wordt gesproken en waaromtrent wij het gevoel hebben dat daaraan in onvoldoende mate aandacht
wordt besteed. Wij menen dat binnen de Schooladviesdienst eigenlijk een veel hogere prioriteit moet
worden gegeven aan het begeleiden en stimuleren van rol doorbrekend onderwijs. Ik vraag mij af in
hoeverre wij dat van de Schooladviesdienst kunnen eisen. Wanneer wij niet van de Schooladviesdienst
kunnen eisen dat hij een hogere prioriteit aan dit punt geeft, is het dan mogelijk een extra kracht,
wellicht een parttime kracht, bij deze dienst aan te stellen die met name aan dat onderwerp aandacht
gaat besteden? Ik zie het er anders niet van komen dat daaraan werkelijk serieus aandacht wordt be
steed.
Mevrouw Waalkens: In vraag 170 wordt het schoolzwemmen aan de orde gesteld en in onderdeel b
wordt gevraagd hoeveel kinderen uit Leeuwarden buiten de gemeente zwemonderricht ontvangen. Daar
op is geantwoord dat dit ruim 200 zijn, terwijl voorts wordt vermeld dat op de wachtlijst circa 500 tot
600 kinderen staan. Ik wil u vragen of dit uitsluitend kinderen uit Leeuwarden zijn. Als dat het geval
is kan een aantal van 700 tot 800 kinderen niet in Leeuwarden terecht voor wat betreft het zwemonder
richt. Zijn er plannen om op korte termijn daaraan iets te doen?
Mevrouw Zondag-Demes: In verband met het gestelde in vraag 170 zal ik graag nog wat meer in
formatie van de wethouder ontvangen. Ik meen dat in de derde, vierde en vijfde klas op de basisschool
zwemles wordt gegeven. Als ik goed ben ingelicht is deze aangelegenheid nogal in discussie en is er
in dit schooljaar, het schooljaar 1979/1980, een experiment gaande waaraan ongeveer tien b twaalf
scholen meedoen. In het kader van dat experiment wordt aan leerlingen van de tweede, derde en vier
de klas zwemles gegeven, aangezien in de praktijk is gebleken dat kinderen uit de vijfde klas in de re
gel al het zwemdiploma A hebben. Aan dit experiment is nog meer verbonden, namelijk het spelend
bezig zijn oftewel de natte gymnastiek. Ik heb begrepen dat deze laatste activiteit wel onder leiding
van een badmeester geschiedt, maar dat zij eigenlijk moet worden uitgevoerd door de begeleidende
leerkrachten; dit om de badmeesters een beetje te ontlasten, opdat dezen tijd vrij hebben voor het ge
ven van les aan aspirant-zwemmers en -zwemsters.
Ik wil de wethouder vragen of het hem bekend is dat er momenteel op diverse scholen in Leeuwar
den stemmen opgaan die het opleiden van kinderen voor het zwemdiploma op de basisschool op den duur
geheel achterwege willen laten. In dit verband wil ik graag een pleidooi houden voor al die kinderen
die op de wachtlijst staan voor buitenschoolse zwemles. Volgens uw antwoord op vraag 170b gaat het
daarbij om minstens 500 kinderen. Vervolgens wil ik in dezen een pleidooi houden voor de kinderen die
om financiële redenen door hun ouders niet in staat kunnen worden gesteld in of buiten onze gemeente
hun diploma te halen. Het komt mij voor dat wij erg veel kinderen duperen wanneer wij het geven van
zwemles op de scholen laten vervallen, temeer daar het kunnen zwemmen vandaag de dag bijna een
noodzaak is gelet op de vrijetijdsbesteding van talloze gezinnen. Ik denk hierbij aan het verblijf op de
camping en uiteraard aan de watersport, die in Friesland veel wordt beoefend. Ik verzoek de wethouder
hieraan ernstig aandacht te besteden, bij voorbeeld in de zwembegeleidingscommissie. Wellicht kan hij
hierover ook praten met de inspecteur voor de lichamelijke opvoeding. Ik spreek tenslotte de hoop en
de.verwachting uit dat het school-zwemdiploma niet gaat verdwijnen, want ik vrees dat de mogelijk
heid aanwezig is dat in de toekomst vele kinderen uit de tweede en derde klas van de basisschool let
terlijk uit de boot zullen vallen.
Mevrouw Otsen: In de eerste plaats wil ik de vraag van mevrouw De Haan met betrekking tot vraag
168 ondersteunen. Wanneer wij in de toekomst werkelijk tot gelijke kansen en gelijke opleidingen voor
jongens en meisjes willen komen, zullen wij daarmee al heel vroeg moeten beginnen. Mijns inziens
biedt het onderwijs daarvoor de nodige mogelijkheden en vandaar dat ik graag zal zien dat in dat kader
projecten op het terrein van roldoorbrekend onderwijs worden gerealiseerd.
Ik wil ook iets zeggen naar aanleiding van vraag 1-69, die het overblijven tussen de middag be
treft. Is het de wethouder bekend hoe de schoolhoofden dit binnen hun scholen hebben aangepakt? Er
is heel kort en krachtig geantwoord dat een concrete behoefte op dit gebied niet is gebleken, maar ik
vraag mij af hoe dit punt op de verschillende scholen aan de orde is gesteld. Is aan de ouders een en
quête voorgelegd of zijn de hoofden zonder meer uitgegaan van het feit dat zij hierover nooit iets heb
ben gehoord?
Naar aanleiding van vraag 170 wil ik pleiten voor een verlaging van de leeftijd waarop met het
7 !Z2>
schoolzwemmen wordt begonnen. Ik stel mij voor dat daarmee zelfs al in de hoogste klas van de kleu
terschool een begin kan worden gemaakt. Mevrouw Zondag heeft al iets gezegd over de natte gymnas
tiek. Misschien kan daarvoor de' ijshal geschikt worden gemaakt, al weet ik niet zeker of activiteiten
daar onder natte gymnastiek kunnen vallen. Ik kan mij echter voorstellen dat ook schaatsen bij wijze
van recreatieve sport op de scholen kan worden beoefend.
De heer Ten Brug (weth.): Op de vraag van de heer Visser over de vervangingspool kan ik zeggen
dat er inderdaad vijf mensen zijn aangesteld. Ik meen dat zij inmiddels alle vijf in dienst zijn getre
den, maar ik weet dat eerlijk gezegd niet zeker; naar ik meen is dat per 1 oktober gebeurd.
Ik wil vervolgens ingaan op de vragen die naar aanleiding van vraag 166 over het Fries zijn ge
steld. Inderdaad moet per 1 augustus 1980 het Fries op de scholen worden ingevoerd; het zal dan een
verplicht vak zijn geworden, waarvoor leermiddelen nodig zijn. Er is overleg gaande tussen het ge
meentebestuur en de schoolbesturen over de wijze waarop die leermiddelen moeten worden aangeschaft,
of ineens of geleidelijk. Op dit gebied is ook nog niet zo veel materiaal beschikbaar, wat met name
geldt voor materiaal, gericht op stadssituaties als die in Leeuwarden. De situatie hier verschilt name
lijk duidelijk met die in Dokkum en Franeker en zeker in Workum, waar het Fries de voertaal is, ter
wijl het Fries in Leeuwarden, ook in de gezinnen, een heel andere positie inneemt. Inderdaad kan het
invoeren van het Fries op de scholen van de gemeenten enig geld vragen, in welk verband de heer Vis
ser al een bedrag heeft genoemd dat met volledige invoering zou zijn gemoeid. Op dat punt hebben wij
echter nog geen beslissing genomen. Ook wij zijn met cijfers geconfronteerd, maar je kunt dit ook op
een andere manier benaderen. Er kan bij voorbeeld de eerste jaren een bepaald bedrag aan het bedrag
per leerling worden toegevoegd. Men kan ervan uitgaan dat vanwege het feit dat er nog maar weinig
definitief materiaal beschikbaar is, de eerste tijd veel gebruik zal moeten worden gemaakt van veel
verbruiksmaterialenDit kan betekenen dat de definitieve aanschaffingen via artikel 72 zeer geleide
lijk kunnen plaatsvinden. Voorts zal een en ander ook per school niet volledig gelijk verlopen. Ik denk
dat de scholen in de dorpen gemakkelijker een integrale invoering van het Fries binnen het kader van
de wet zullen kunnen waarmaken dan de scholen in de stad. Op dit moment plegen wij in dezen een
onderzoek, waarbij wij de hoofden van de gemeentescholen hebben verzocht hun gedachten ten aan
zien van dit punt op papier te zetten. Wij hebben hun verzocht omstreeks april van het volgend jaar
met een aanzet tot een leerplan voor het Fries te komen. Ik meen dat dit aspect bij de invoering ook
een rol zal moeten spelen. Mijns inziens is het in de Leeuwarder situatie niet mogelijk direct te begin
nen met onderwijs in de klassen 1 tot en met 6; met name voor de hoogste klassen zou dat nogal moei
lijk zijn. Er zijn twee mogelijkheden, want je kunt met de twee of de drie eerste klassen beginnen,
maar er is ook gesuggereerd dat het mogelijk is bovenaan, dus in de klassen 5 en 6 of eventueel in de
vierde klas, een begin te maken met het onderricht in het Fries. Het volgend jaar kunnen dan ook de
andere klassen erbij worden genomen. Tussen geleidelijke invoering en invoering ineens zit inderdaad
een verschil voor wat betreft de bedragen die daarvoor nodig zijn en daarover vindt intern beraad
plaats. Daarnaast wordt er ook extern beraad gevoerd. De afdeling Friesland van de VNG houdt zich
hiermee actief bezig en ook zij is tot de conclusie gekomen dat het niet meer dan billijk is dat van
rijkswege geld beschikbaar wordt gesteld voor deze extra uitgaven voor de Friese gemeenten die de al
gemene uitgaven te boven gaan. De VNG houdt momenteel een enquête onder de gemeenten teneinde
te vernemen wat de gemeenten denken te gaan doen en in welke orde van grootte dat zal zijn. Ik meen
dat een dezer dagen een brief is binnengekomen. Het is de bedoeling dat na de afronding van de en
quête een totaal-overzicht wordt gemaakt dat aan het rijk zal worden voorgelegd.
Ik ben er voorts graag toe bereid de hele kwestie van de aanpak van de niet-Nederlandstalige kin
deren in de Commissie Onderwijs ter sprake te brengen. Het gaat daarbij uiteraard niet alleen om de
vraag hoe je deze kinderen kunt bijschaven opdat zij voor wat betreft het onderwijs op onze scholen
met de andere kinderen ge I j k—op kunnen gaan, want de hele culturele situatie van die kinderen moet
daarbij eveneens worden betrokken, waaraan wij natuurlijk al aandacht hebben besteed. Vandaar ook
dat er bicultureel onderwijs aan de anderstalige kinderen wordt gegeven op woensdagmiddag en zater
dagmorgen. Dat onderwijs wordt geconcentreerd - dat kan uiteraard niet anders - op de Leeuwarder
Plataanschool gegeven. Ook bij het voortgezet onderwijs doen zich op dit punt problemen voor, maar
dan wel op een andere manier, want in die gevallen is er al een zekere voorgeschiedenis. Het zou an
ders voor deze kinderen ook niet mogelijk zijn voortgezet onderwijs te volgen. Men probeert ook bij
het voortgezet onderwijs de taalproblemen die eventueel nog bestaan op te lossen. In Leeuwarden geldt
dat overigens niet alleen voor de Turken en Marokkanen, want wij hebben hier al jaren met anderstali
gen te maken. Ik meen dat de eerste groep in dit verband, zo men althans van een groep kan spreken,
de groep Tsjechen was die een nogal behoorlijk deel uitmaakte van de bezetting van het Frysk Orkest.
Ten aanzien van deze groep dient de aanpak duidelijk anders te zijn dan ten aanzien van de Turken en