M/29 120 opmerkingen meent te moeten maken. Men moet echter niet vergeten dat het bestuur van deze dienst formeel volgens de wet op het terrein van burgemeester en wethouders ligt. Wij zijn op dat punt ver antwoording schuldig aan de raad. Bij de opzet die wij voor de Schooladviesdienst hebben gemaakt en bij de vorming van een artikel 61-commissie zijn evenwel alle bevoegdheden van b. en w. aan de be stuurscommissie gedelegeerd. Het beleid wordt in eerste instantie door de bestuurscommissie bepaald, maar de raad kan zeker invloed uitoefenen via het vaststellen van de begrotingsposten. Wanneer er een groot verschil zou ontstaan tussen de politiek van de bestuurscommissie en de politiek die door de raad gewenst wordt geacht, kan ik mij voorstellen dat een goede discussie niet kan worden voorkomen. Ge zien de wijze waarop de beleidslijnen zijn vastgesteld, namelijk door een werkcommissie uit de be stuurscommissie in overleg met de adviescommissie uit het veld - deze beleidslijnen zullen om advies worden gezonden naar de beleidscommissie voor het openbaar, het protestants-christelijk en het rooms- katholiek onderwijs, zodat het hele veld uitvoerig wordt geraadpleegd -, heb ik er alle vertrouwen in dat er is gekomen tot een opzet waarmee wij met elkaar, de scholen en de dienst, kunnen werken. Een en ander is ook heel duidelijk gericht op het tot stand brengen van de nieuwe basisschool na 1983. Bo vendien sluit de opzet goed aan bij de gedachte ten principale voor de aanpak van een dienst, zoals die voor de rest van Friesland bij het GCO leeft en ook bij de gemeente Opsterland die niet bij het GCO is aangesloten. Hierdoor zijn er ook aanknopingspunten aanwezig, in die zin dat over experi menten in bij voorbeeld Leeuwarden, Akkrum en Beetsterzwaag overleg en uitwisseling van ervaringen kan plaatsvinden. Het is zelfs mogelijk - bij het maken van de opzet is dat nader bezien - in het kader van het landelijk netwerk elkaar te raadplegen. Er is een vrij dikke nota met nog een aantal schema's tot stand gekomen en het is mijn bedoeling over niet al te lange tijd deze nota in de Commissie Onder wijs aan de orde te stellen voor een eerste bespreking. Vervolgens zal er zeker nog een bespreking worden gevoerd wanneer de gedachten van het veld bekend zijn, opdat men goed geïnformeerd zal zijn over de opzet en de politiek die de bestuurscommissie van deze gemeentelijke dienst voorstaat. De Voorzitter: Ik wil hieraan nog even een wat formele opmerking toevoegen. De discussie in de Commissie Onderwijs zal niet meer kunnen inhouden dan het verstrekken van informatie, aangezien de Commissie Onderwijs op dit terrein geen taak heeft. (Mevrouw De Haan—Laagland: Dat is nu juist de moeilijkheid. Wij kunnen als raad de begroting al of niet goedkeuren, maar over inhoudelijke zaken, bij voorbeeld de beleidslijnen, kunnen wij niet discussiëren. Hooguit kunnen wij in de Commissie On derwijs daarover wat opmerkingen maken.) Er kan wellicht best een discussie worden gevoerd, maar formeel gezien heeft de Commissie Onderwijs op dit terrein geen taak. De heer Ten Brug (weth.): Door die situatie zouden er inderdaad problemen kunnen ontstaan, maar mijns inziens is er sprake van een aanpak die geheel is gericht op het veld en op de situatie die wij wensen. De nota houdt een belangrijke wijziging in van de aanpak van de Schooladviesdienst en ik heb het idee dat die weinig moeilijkheden zal opwerpen. Wanneer de raadsleden het veld raadplegen, zul len zij naar mijn mening moeten concluderen dat er is gekozen voor een aanpak waarmee wij de eerste jaren uit de voeten zullen kunnen. Het lijkt mij goed dat men eerst eens afwacht hoe de kaarten op dit punt liggen, maar ik ben hierover niet ongerust. Ik kom vervolgens bij de opmerkingen van de heer Visser. Ik heb de vorige keer uitvoerig gespro ken over de verhouding tussen het GCO en de SAD en ik wil dat niet opnieuw doen. Soms zijn er re denen aanwezig om dat onderwerp uitvoerig te belichten, omdat er kennelijk buiten deze zaal nog on voldoende duidelijkheid omtrent dit punt bestaat. Thans wil ik wel opmerken dat wij nog steeds met spanning wachten op een nota over de regionalisatie die het GCO zou uitbrengen. Ik meen dat die vóór 1 december zou moeten worden uitgebracht, maar ik ben er niet helemaal gerust op dat men die datum zal halen. Ik heb geen enkele aanwijzing omtrent de wijze waarop de bespreking in de commis sie van het GCO zich ontwikkelt. Ik kan u verder zeggen dat wij ook al heel lang wachten op een ge sprek over de verhouding tussen Leeuwarden en het GCO, waarbij de vraag aan de orde zal worden ge steld hoe dit punt bij de duidelijke standpuntbepaling waarmee het GCO zal komen kan worden betrok ken. Hiervoor is een afvaardiging van onze Schooladviesdienst aangewezen. Naar ik aanneem zal men inmiddels zo ver zijn dat er door het bestuur van het GCO ook een afvaardiging is benoemd. Wij heb ben nu al bijna een jaar gewacht op een mogelijkheid om met elkaar te spreken. Ik kan u zeggen dat de eerste bespreking op 11 december aanstaande zal plaatsvinden en ik heb een beetje de hoop dat men thans met de eigen standpuntbepaling op dat punt wat verder is gekomen. Als dat namelijk niet het ge val is, lijkt mij de bespreking op 11 december vrij zinloos. In vraag 175 wordt eigenlijk een beetje naar de bekende weg gevraagd, aangezien de mogelijk heid die daarin ter sprake komt uit de gemeenschappelijke regeling is te halen. Ik geloof echter dat wij nog niet het punt hebben bereikt waarop wij daartoe moeten overgaan, al speelt de mogelijkheid ons wel eens door het hoofd, gelet op al hetgeen wij tot nu toe met elkaar hebben beleefd. (De heer Visser: Deze vraag vertolkt met name een stuk ontevredenheid.) Dat begrijp ik; die leeft ook bij mij. De Voorzitter: Uit hoofde van een andere functie is het mij bekend dat in andere delen van de pro vincie momenteel wordt gediscussieerd over de vraag of het niet beter is uit deze winkel te stappen. De heer Ten Brug (weth.): In de krant heeft ook al gestaan dat niet alleen Leeuwarden te maken heeft met de regionalisatieproblematiek, maar dat die ook in andere delen van de provincie speelt. Mevrouw De Haan heeft nog gesproken over schoolbegeleiding voor het voortgezet onderwijs, een oude kwestie. Ik geloof dat begeleiding voor met name de eerste leerjaren van het voortgezet onderwijs zeker wenselijk zou zijn, maar om financiële redenen wordt daartoe niet overgegaan. Mijns inziens zou de Schooladviesdienst hiervoor de best geëquipeerde dienst zijn, al zouden de begeleiders wellicht nog wat meer kennis omtrent het voortgezet onderwijs moeten verwerven. Ik meen dat dat een betere opzet zou zijn dan het hierbij betrekken van een bureau voor school- en beroepskeuze. Wij wachten nog steeds op een bekostigingsregeling voor de Schooladviesdienst. Het is evenwel duidelijk - dit kwam ook naar voren in de nota die onder het vorige kabinet met betrekking tot dit punt is uitgebracht - dat het rijk schoolbegeleidingswerk bij het voortgezet onderwijs om financiële redenen voorlopig niet haal baar acht. Ik kan overigens zeggen dat wij met betrekking tot enkele individuele problemen een kleine stap hebben gedaan door de aanstelling van een school-maatschappelijk werker bij de GG en GD, die zich met name met individuele problemen van de leerlingen bezighoudt. Van algemene begeleiding is echter geen sprake. In het OpVO-plan, dat onlangs door minister Pais is gepubliceerd, wordt wel een aantal opmerkingen gemaakt over een landelijke leerplanontwikkeling, waarin uiteraard het een en an der over een pedagogische en didactische aanpak wordt opgenomen. Men is dus wel voornemens op her terrein van het voortgezet onderwijs meer steun te gaan verlenen dan tot nu toe. Over het beschikbaar stellen van meer geld wordt overigens in het O^VO-plan niet gesproken. D. Materiële voorzieningen. Mevrouw De Haan—Laagland: Vraag 177 betreft de verhuur van leegstaande lokalen. Ik weet dot het bij de scholen niet helemaal bekend is hoe de huurprijs die de gemeente voor lokalen vraagt is sa mengesteld. Van één school heb ik vernomen dat de huurprijs hoger is dan de vergoeding die wij van het rijk krijgen. Soms is de huurprijs dermate hoog dat de scholen die niet kunnen opbrengen, wac door zij bij de gemeente een huurschuld oplopen, wat de nare consequentie kan hebben dat er bij voorbeeld niets meer aan het onderhoud wordt gedaan. Ik zal graag horen of in die situatie verbetering ken wor den gebracht. De heer Visser: Naar aanleiding van vraag 180 wil ik vragen of de wethouder nadere mededelingen kan doen over de vooruitzichten met betrekking tot een gymnastieklokaal in Goutum. De heer Buising: Ik wil graag een vraag stellen in verband met vraag 177. Kunt u meedeien hoe groot momenteel nog de behoefte aan leegstaande lokalen bij de takken van onderwijs in de stad is? Er is mij wel eens verteld dat daaraan grote behoefte bestaat en dat zelfs moeilijk aan de vraag op dat punt kan worden voldaan. Het zou helemaal niet erg zijn dat er bij het lager onderwijs lokalen leeg staan, omdat daarnaar zo veel vraag zou zijn. Kunt u mij zeggen hoe het daar nu mee staat? De heer Ten Brug (weth.): Mevrouw De Haan heeft gesproken over het verhuur van lokalen, mer name aan het voortgezet onderwijs. Inderdaad bestaan er op het ogenblik problemen met een school en dergelijke problemen zijn in het verleden ook met een andere school ontstaan. Er kan niet worden ge steld dat de scholen niet duidelijk is hoe de huur is samengesteld. Hetgeen wij vragen is gerelateerd aan de vergoeding voor tijdelijke huisvesting die wij van het rijk ontvangen en die wii omslaan over de situatie in Leeuwarden. Bij de betrokken afdeling van het ministerie berekent men op basis van de ge middelde kosten welke vergoeding wij dienen te ontvangen, maar het merkwaardige doet zich voor dat die afdeling er bezwaar tegen heeft dat de kostprijs, die men zelf bij het bepalen van de vergoeding heeft vastgesteld, als huurprijs wordt genomen. In feite is er dus geen sprake van een conflict tussen de gemeente en het betreffende schoolbestuur, maar tussen dat schoolbestuur en het rijk. Dit is een han gende kwestie. Voor het probleem dat eerder speelde is pas na verloop van jaren in overleg met het rijk een oplossing gevonden. Daarbij ging het om de voormalige Brugschooi in de Schoolstraat. De kwestie met de school die nu problemen op dit punt heeft, is nog niet opgelost. De vorige week ben ik nog eens door de directeur van deze school benaderd, waarbij hij de vrees naar voren bracht dat wij de school

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 66