10 De heer Eijgelaar (weth.): Wanneer het g.o. is gehoord, de inspraak is afgerond en b. en w. een beslissing hebben genomen, is het mijns inziens goed dat wij de raad daarvan in kennis stellen. Wij kunnen die nota wel voor de raadsleden ter inzage leggen. Punten 29 t.e.m. 34. De heer Buising: Ik wil even iets opmerken naar aanleiding van het antwoord op vraag 32. Geheel onderaan de pagina lees ik het volgende: "Bij twee andere diensten wordt incidenteel en voor korte duur gebruik gemaakt van de diensten van commerciële uitzendbureaus." Ik zal graag van u horen wel ke diensten daarmee worden bedoeld. Ik ben hier nieuwsgierig naar, omdat ik mij heb laten vertellen dat er op dit moment in Triotel een flink aantal gediplomeerde verpleegsters werkzaam is in parttime betrekking en via het commerciële uitzendbureau Tempo Team. Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Ik wil iets zeggen over vraag 31, waarbij het gaat over het schoon maakpersoneel, waarover wij tijdens de vorige begrotingsbehandeling hebben gesproken. Thans hebben wij het antwoord gekregen dat het in vaste dienst nemen van schoonmaakpersoneel ongeveer 120.000,- zou kosten. Van een van de leden van het college heb ik begrepen dat men hierop nog nader studeert en dat er wellicht nog een voorstel van uw kant zal komen, omdat dit niet alleen een financiële zaak is, maar ook een zaak van organisatorische aard. Ik wil daarover graag meer horen. Op dit moment maken ongeveer 103 vrouwen via uitzendbureaus de gemeentelijke gebouwen schoon en de gemeente is hiertoe indertijd overgegaan omdat wij in een artikel 12-situatie terecht waren gekomen. De heer Eijgelaar (weth.): Op de vraag van de heer Buising kan ik antwoorden dat de twee ande re diensten die, zij het zo beperkt mogelijk, nog gebruik maken van een commercieel uitzendbureau de DSO en Triotel zijn. DSO maakt daarvan soms gebruik, wanneer er tijdelijk geen gekwalificeerde kracht bij "Start" aanwezig is, en Triotel zit regelmatig met dat probleem, waarvoor het arbeidsbureau bepaald geen voldoende oplossing kan bieden. (De heer Buising: Ik heb gehoord dat het bij Triotel om zo'n vijftig mensen zou gaan.) Dat zouden best part-timers kunnen zijn en een andere oplossing is he laas niet mogelijk. Het werkelijke aantal weet ik nu echter niet exact. Mevrouw Brandenburg heeft gesproken over het schoonmaakpersoneel en zij merkte daarbij op dat dit niet alleen een financiële, maar ook een organisatorische kwestie is en inderdaad is dat het geval. Er is sprake van een groot verloop bij de schoonmaakkrachten en ook dat punt speelt hierbij een rol. Mevrouw Brandenburg zei dat in de artikel 12-situatie, om financiële redenen, met het gebruik maken van personeel van schoonmaakbedrijven is begonnen, maar bij de dienst onderhoud van de DSO is mij meegedeeld dat ook voordien al van vaste op uitzendkrachten werd overgeschakeld, omdat men het in dienst hebben van vaste krachten organisatorisch niet meer rond kon krijgen. Men vreest ook dat het opnieuw in gemeentedienst nemen van schoonmaakpersoneel grote organisatorische problemen zou geven. Bovendien moet er dan ook doorberekening plaatsvinden in andere verbanden en daardoor zou het een vrij kostbare aangelegenheid worden. Van belang zijn hierbij dus in de eerste plaats de finan ciële consequenties, maar ook de organisatorische kant van de zaak speelt hierbij een grote rol. Het college is met het oog daarop eigenlijk van mening dat wij niet terug moeten gaan naar een situatie met uitsluitend schoonmaakpersoneel in eigen dienst, maar dat wij de koers moeten blijven volgen die wij de laatste tijd volgen. Uit informaties van andere gemeenten heb ik begrepen dat men ook daar gaat overschakelen, soms geheel, op het huren van schoonmaakpersoneel van schoonmaakbedrijven. In dit verband moet ook aan andere werklieden worden gedacht, bij voorbeeld bij het onderhoud van de plantsoenen. Hoewel niet zo permanent, komt het toch wel regelmatig voor dat wij voor de Plantsoenendienst mensen van de Grontmij huren, terwijl wij ook vrij geregeld bij voorbeeld schilders en timmerlieden van buiten aantrekken. Wanneer wij het schoonmaakpersoneel in eigen dienst zouden nemen, zou dat ook voor die mensen consequenties hebben; wij zouden dan ook dat personeel in dienst moeten nemen, hetgeen voor ons de nodige financiële consequenties met zich zou brengen. Wij menen derhalve dat het om financiële en organisatorische redenen gewenst is de situatie zoals die is en het be leid zoals wij het momenteel voeren voort te zetten. De heer Buising: Ik vraag mij toch af hoe het kan worden verdedigd dat in Triotel relatief vrij vee gebruik wordt gemaakt van de diensten van commerciële uitzendbureaus, terwijl wij toch de laatste jaren met elkaar het standpunt huldigen dat wij dat zo weinig mogelijk moeten doen. Men zal waar schijnlijk zeggen dat ook ten aanzien van Triotel daarvan zo weinig mogelijk gebruik wordt gemaakt, maar het getal dat ik bij geruchte heb vernomen is niet met zoveel woorden ontkend, terwijl daarvoor ook geen argumenten zijn genoemd. Ik ben eigenlijk niet zo tevreden met het antwoord dat de heer Eijgelaar mij heeft gegeven. 11 De Voorzitter: Misschien kan een lid van de ziekenhuiscommissie, de heer Schaafsma of mevrouw Brandenburg, hierop nog wat nader ingaan. De heer Schaafsma: Ik kan waarschijnlijk maar één argument aangeven, namelijk de getalsverhou ding tussen gediplomeerden en niet gediplomeerden. Wanneer je op een gegeven moment het quantum niet gediplomeerden dat je volgens de tarieven in een ziekenhuis mag opnemen gaat opleiden, ben je ergens asociaal bezig. Door het behalen van het diploma gaat men namelijk tot het quantum gediplomeer den behoren en men kan dan niet in vaste dienst worden aangesteld. Men probeert daarom het opleidings- quantum in een ziekenhuis zodanig af te stellen, dat de meisjes die hun diploma behalen ook de kans krijgen als beloning daarvoor in vaste dienst te worden aangesteld en niet op straat te worden geschopt. Men kan dus op een gegeven moment voor de moeilijkheid komen te zitten dat men meer ongediplo meerden nodig heeft dan men, wanneer zij eenmaal zijn opgeleid, in vaste dienst zou kunnen opne men in het kader van een juist personeelsbeleid. Dat betekent dat er dan een gat valt in het quantum ongediplomeerden. Voor de oplossing van dat probleem moet naar een andere weg worden gezocht en vermoedelijk kan die alleen maar worden gevonden bij de tijdelijke arbeidsmarkt, die nu eenmaal voor een deel bij de uitzendbureaus ligt. De Voorzitter: In de ziekenhuiscommissie is deze kwestie kennelijk doorgepraat. Punten 35, 36 en 37. De heer Van den Eist: U stelt dat het college voorlopig het standpunt huldigt dat het passief kies recht slechts voor georganiseerden zou moeten gelden en u hebt daarvoor maar één argument aangevoerd, namelijk dat dezen op de ambtenarenorganisaties kunnen terugvallen. Ik wil daarnaast een ander argu ment plaatsen, dat los staat van het al of niet lid zijn van een organisatie. Het is zeker zo belangrijk dat ambtenaren in medezeggenschapscommissies terugkoppelen naar hun werksituatie en naar de ambte naren die zij vertegenwoordigen. Ik geef u daarom de aanbeveling mee om uw standpunt te herzien en het passief kiesrecht voor een ieder te doen gelden. De heer Eijgelaar (weth.): Ik wil dat advies van de heer Van den Eist wel bij de overwegingen be trekken. Zoals u weet hebben wij nog geen definitief standpunt ingenomen, maar ik kan al wel zeggen dat ons voorlopig standpunt is gebaseerd op zuiver praktische overwegingen. De heer Van den Eist heeft opgemerkt dat terugkoppeling naar de werksituatie van bijzonder groot belang is en dat geef ik ook graag toe, hetgeen overigens ook kan gebeuren door mensen die lid zijn van een vakorganisatie. Er ko men echter nog heel wat meer zaken aan de orde dan alleen zaken met betrekking tot de werksituatie en -omgeving en alles wat daarbij hoort, waarbij het punt van de informatie aan de m.z.c.-leden een bijzonder grote rol speelt. Bovendien - dit heeft niet te maken met een principiële maar met een prak tische benadering - is de organisatiegraad bij de gemeente erg hoog. Mede op grond daarvan hebben wij ons voorlopig standpunt zoals verwoord ingenomen. (De heer Schaafsma: Zijn de ambtenaren dan niet mondig genoeg om dat zelf te bepalen?) Jawel, maar (De heer Schaafsma: Dan behoeft u het toch niet voor ze te doen?) Wij hebben met name dit voorstel gedaan, omdat wij menen dat de m.z.c. 's dan het best kunnen functioneren. Ik geloof dat wij hierover een mening mogen hebben, welke mening op ervaring is gebaseerd. Overigens denken de meeste politieke partijen er net zo over als wij. De Voorzitter: Het lijkt mij goed dat de heer Van den Eist nog eens heel diep nadenkt. De heer Schaafsma: Het spijt me, voorzitter, maar dat vind ik een dooddoener met betrekking tot het argument van de heer Van den Eist. De heer Van den Eist: Dat bepaal ik zelf wel De heer Schaafsma: Dat is ook prima, maar wat nu wordt gezegd kan een ambtenaar zelf ook beden ken. Ik neem tenminste aan dat wij denkende ambtenaren in onze dienst hebben. De Voorzitter: De heer Schaafsma denkt ook diep na I

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 6