14
dat wij daaraan verdere uitbreiding kunnen geven - ook dat soort dingen moeten groeien -, waarbij
wij ook bijzondere aandacht zullen schenken aan stukken die de politie betreffen. Met mijn mede
werkers zal ik nog eens nagaan hoe wij hierin wellicht wat meer systeem kunnen brengen, want als
je steeds daarover ad hoc-beslissingen neemt wordt het de ene keer vergeten en de andere keer niet.
Wij zullen dus in het ter inzage leggen van stukken voor de raad enige structuur trachten te brengen;
daartegen bestaat geen bezwaar.
Mevrouw Brandenburg heeft voorts gesproken over het tripartite-overleg, dat zij een wazig gebied
heeft genoemd. Het is natuurlijk de vraag wat je onder "wazig" verstaat. (Mevrouw Brandenburg—Sjoerd-
sma: Ik bedoelde te zeggen dat het met name voor de burgers een wazig gebied is.) Inderdaad kun je
er van buitenaf niet zo goed in kijken, maar er zijn wel meer dingen waarvoor dat geldt en die op zich
zelf toch niet wazig kunnen worden genoemd; als wij het daarover eens zijn zijn we al een heel stuk
verder. Het lijkt er misschien op alsof in dat tripartite-overleg allemaal keiharde beslissingen worden
genomen, maar zo is het natuurlijk óok weer niet. Een burgemeester en een officier van justitie heb
ben ieder een eigen verantwoordelijkheid en in het verleden kon men kennelijk, zonder dat men regel
matig bij elkaar kwam, op zijn eigen terrein rustig zijn gang gaan. Alles is veel gecompliceerder ge
worden, ook voor wat het politiegebeuren betreft en dat geldt niet alleen voor Leeuwarden, want het
is een algemeen probleem. Op een gegeven moment is daarom besloten - daaraan is ook landelijk hard
gewerkt - het tripartite-overleg regelmatig te doen plaatsvinden. Ik kan zeggen dat wij op dit punt in
Leeuwarden niet achter lopen; wij behoren tot de enkele gemeenten die al sedert enkele jaren regel
matig het tripartite-overleg voeren. In dat overleg wordt aandacht besteed aan het op elkaar afstemmen
van de verschillende beleidsterreinen, want er zijn zeker raakvlakken aanwezig, terwijl op sommige pun
ten het een het ander min of meer overlapt. Dit gebeurt in aanwezigheid van de korpschef en - in Leeu
warden - diens plaatsvervanger. U mag rustig weten dat er ook twee officieren aanwezig zijn. Het is
van belang dat de politieleiding bij die besprekingen aanwezig is, omdat die een eigen praktische in
breng kan leveren; wij kunnen alles wel willen, maar wij moeten ook weten of het mogelijk is. Voorts
is het een winstpunt dat de korpschef dan meteen zelf hoort welke de achtergronden zijn en waarom iets
moet gebeuren. Verder kan ik nog meedelen dat er gesprekken zijn gevoerd die tot doel hadden te be
reiken dat in de loop van 1980 in de hele provincie Friesland het tripartite-overleg op gang wordt ge
bracht, want op dit ogenblik wordt het alleen in Leeuwarden gevoerd.
Mevrouw Brandenburg heeft mij in dit verband herinnerd aan de toezegging mijnerzijds dat ik er
toe bereid was punten, die tot de competentie van de burgemeester behoren en die in het tripartite-
overleg aan de orde worden gesteld, ook in de Commissie Openbare Orde ter discussie te stellen. Zij
vroeg mij of ik daar nog zo over denk. Ik kan die vraag bevestigend beantwoorden, want ik heb die
toezeggingen ongeveer twee maanden geleden gedaan, en ik verander wel eens van mening, maar toch
niet zo snel. (Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Dat stond hier namelijk niet vermeld.) Ik zeg dan bij
dezen dat ik daarover nog hetzelfde denk en dat ik er ook zo over zal blijven denken, terwijl ik ook,
wat nog belangrijker is, een poging zal doen om daaraan gestalte te geven. Wanneer er weer een agen
da voor het tripartite-overleg is opgesteld, is het voor mij vrij simpel aan de hand van die agenda te
bepalen welke punten daarvan geheel of gedeeltelijk tot mijn competentie behoren; die punten kan ik
ook wel degelijk in de Commissie Openbare Orde ter discussie stellen. Ik zoek ook ten aanzien daar
van naar een duidelijke weg. U bent zelf lid van die commissie, zodat u mij daaraan zult kunnen her
inneren, maar ik kan u duidelijk zeggen dat ik deze toezegging zeker zal nakomen.
Mevrouw Brandenburg heeft ook gesproken over het rapport "Sterkte van de politie", dat de resul
tante van een langdurige en indringende studie is. De burgemeester moet over dat rapport een advies uit
brengen aan de minister van Binnenlandse Zaken en volgens de procedure zal dat via de Commissaris van
de Koningin gebeuren. Het gaat hierbij om een zeer gecompliceerd probleem en het is dan ook niet erg
zinvol dat elke burgemeester op eigen houtje ten aanzien daarvan een diepgaande studie maakt. Daar
voor zou veel tijd nodig zijn en ik denk niet dat zo'n procedure tot goede uitkomsten zou leiden. In
goed overleg - in Nederland is op dit punt sprake van goed overleg - is afgesproken dat de politiecom-
missie van de VNG zich hierover zal beraden met een aantal bekwame stafleden in Den Haag. Wij moe
ten nog afwachten wat daar uit komt; ik weet nog niet of het een discussiestuk of een eerste reactie op
het rapport zal worden. Wij hebben hieraan één discussie in Den Haag gewijd en er zullen nog verschil
lende moeten volgen, ik verwacht wel dat er in het eerste kwartaal van het volgend jaar een rapport
zal worden uitgebracht en in de Commissie Openbare Orde heb ik al toegezegd dat ik, alvorens ik mijn
standpunt daarover zal bepalen en kenbaar maken, dat standpunf eerst in die commissie zal bespreken.
Die discussie zal dus worden gevoerd naar aanleiding van het rapport dat wij van de VNG zullen ont
vangen. In een gesprek met de minister is dit inmiddels aangekondigd, want hij wenste naar ik meen voor
1 februari een advies te ontvangen. Dat is niet mogelijk en de minister heeft er ook mee ingestemd dat
hij op een later tijdstip een advies zal krijgen; ik meen dat hij die termijn nu tot 1 mei heeft verlengd,
zodat er nog voldoende tijd voor overleg zal zijn.
15
Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Ik heb u nog gevraagd of het niet zinvol zou kunnen zijn bij dat
overleg mensen van de afdeling Personeelszaken te betrekken of mensen uit de raad die zich hiermee
bezighouden
De Voorzitter: Ik kan daarop op dit moment nog geen reactie geven, want eerst wil ik nog wat meer
stukken raadplegen. Wanneer wij het stuk hebben ontvangen kunnen wij in de commissie wel eens be
kijken of het al of niet zinvol is daarbij anderen te betrekken. Als dat zinvol lijkt te zijn, heb ik daar
in principe geen bezwaar tegen. Op dit moment kan ik echt niet overzien of een bespreking in breder
verband zinvol is. Mevrouw Brandenburg denkt hierbij met name aan het specifieke personeelsaspect,
maar als haar wens in het bijzonder op dat aspect betrekking heeft moet ik er toch wat vraagtekens bij
plaatsen. Het is mij namelijk bekend - zoals u weet zit ik in de landelijke commissie, zodat ik nogal
nauw bij de ontwikkelingen betrokken ben - dat er ook zeer intensief met de vakbonden over deze kwes
tie wordt overlegd. De vakbonden hebben zowel met ons als met de regering rechtstreeks contact over
deze facetten en men heeft zelf ook allerlei vertakkingen in het gehele land. Dat aspect wordt dus stel
lig niet vergeten; er wordt juist erg veel aandacht aan geschonken. Dat neemt evenwel niet weg dat wij
dit punt nog wel eens onder ogen kunnen zien en kunnen bezien of het niet van belang is ook hierop nog
wat dieper in te gaan.
Mevrouw Otsen heeft gevraagd of er richtlijnen van het ministerie zijn ontvangen inzake de behan
deling van mishandelings- en aanrandingsgevallen en dergelijke, waarbij vrouwen betrokken zijn. Ik
moet haar zeggen dat voor de exacte behandeling van die zaken geen richtlijnen zijn uitgebracht en ik
betwijfel ook of men daartoe bevoegd zou zijn. Het staat echter vast dat aan dat aspect wel aandacht
wordt geschonken. De heer Nienhuis heeft in een vergadering, waarbij ik ook aanwezig was, op vra
gen over dit onderwerp geantwoord. Ik weet niet meer precies welke woorden hij heeft gebruikt, maar
naar mijn mening heeft hij zeker niet gezegd dat de betrokkene altijd mag kiezen of zij door een man
of een vrouw wil worden gehoord, want hij had dat niet kunnen zeggen. Als ik mij goed herinner heeft
hij wel gezegd dat hij het er in principe mee eens was dat dat zou moeten kunnen. In Leeuwarden is
dat eenvoudig onmogelijk, daar er bij de politie slechts één vrouw in dienst is, die ook nog ziek is, zo
als zojuist al is opgemerkt. Met één zieke vrouw doe je natuurlijk niet veel. In diezelfde vergadering werd
ook naar voren gebracht dat door een bepaalde partij, die ik ook ken, een studie zou worden gemaakt
inzake het aanstellen van vrouwen, maar ik heb toen meteen gezegd dat daarover geen studie meer be
hoefde te worden gemaakt, daar het besluit daartoe al was genomen. Ik kan u ook meedelen dat er inmiddels
twee vrouwen naar de politieschool zijn gegaan, die in Leeuwarden zullen worden aangesteld. Wij wer
ken hier dus aan en wij hopen in de toekomst te kunnen waarmaken wat de heer Nienhuis heeft uitge
sproken, zodat hetgeen hij zei niet alleen een principe-uitspraak behoeft te blijven, maar wij daaraan
ook inhoud kunnen geven.
Mevrouw Otsen: ik herinner mij toch dat de heer Nienhuis heeft gezegd dat altijd wordt gevraagd
of men door een man of door een vrouw wil worden gehoord, maar dit terzijde. Het lijkt mij van belang
te bezien wat er nu moet gaan gebeuren. U hebt verteld dat thans twee vrouwen de politieschool bezoe
ken, maar ik denk dat die pas over ongeveer een jaar van die school af komen. Het is dan nog niet ze
ker of zij ook inderdaad op de afdeling zeden- en kinderpolitie zullen worden geplaatst. De eerste jaren
zal daar dus maar één vrouwelijke politiefunctionaris aanwezig zijn en ik heb begrepen dat wel de bereid
heid bestaat om dit soort zaken naar haar toe te schuiven, maar dat degene die ter zake daarvan verant
woordelijk is juist zegt dat dat niet hoeft. Ik denk daarom dat er op die afdeling tegenstrijdige menin
gen bestaan en mijns inziens is het goed in elk geval die na te gaan. Vandaar ook mijn voorstel om daar
over eens te praten. Bovendien heb ik begrepen dat er ook bij de rijkspolitie een vrouwelijke functiona
ris in dienst is, die in voorkomende gevallen aanwezig zou kunnen zijn en ertoe bereid is daarbij op te
treden. Wellicht kan bij het opstellen van richtlijnen hiervoor daarmee rekening worden gehouden.
De Voorzitter: Ik heb genoteerd wat u nu hebt gezegd en ik zal het nog eens met de leiding van de
politie doornemen.
Ik meen dat in deze discussie tevens de opmerking van mevrouw Willemsma aan de orde is geweest.
De heer Van den Eist heeft nog gesproken over de reorganisatie van het binnenlands bestuur, waar
over onlangs een congres in Den Haag heeft plaatsgevonden. Men heeft daarbij duidelijk stelling ge
nomen met betrekking tot het politievraagstuk in dat kader en die stellingname was niet nieuw; u hebt
mij die ook al enkele keren horen verwoorden. Op dit punt ontwikkelt zich een duidelijke gedachte
vorming over wat er zou moeten gebeuren. Hiermee is met name een begin gemaakt tijdens het normale
VNG-congres van anderhalf jaar geleden, dat in het teken van het politievraagstuk srond. Er zijn toen
vele discussies gevoerd en dit probleem is opgevat. Inmiddels was bekend geworden dat de huidige be-