16 windsiieden naar regionale politie toe willen, hetgeen inhoudt dat zowel de huidige gemeentepolitie als de rijkspolitie in een provinciaal verband wordt ondergebracht. In brede kring is de zorg ontstaan dat het politievraagstuk dat zich de laatste paar jaar in de Nederlandse verhoudingen juist duidelijk begint af te tekenen niet meer als iets op zichzelf staands zal worden gezien, maar in toenemende ma te als een onderdeel van het totale bestuursbestel, in het bijzonder van het lokale bestuur. Een tijd ge leden heb ik in een inleiding gezegd - ik heb dat natuurlijk niet uit mijn duim gezogen - dat ongeveer 90% van het politiewerk tot het dagelijks werk behoort en slechts 10% ervan betrekking heeft op taken die grootschaliger moeten worden aangepakt. Als de politie in Nederland, waarvan ongeveer driekwart tot de gemeentepolitie behoort, in grotere verbanden wordt ondergebracht is de mogelijkheid aanwe zig dat een halt wordt toegeroepen aan hetgeen zich momenteel aan het ontwikkelen is en dat de po litie een meer zelfstandig bestaan zal gaan leiden, met alle consequenties van dien. Bovendien zal pro vinciale politie, met duidelijke directieven vanuit Den Haag, erg gemakkelijk worden tot een soort van staatspolitie, hetgeen niet alleen mijn vrees, maar ook die van anderen is. Dit is toch iets waar aan wij weinig behoefte hebben. Dat is de reden waarom velen van mening zijn dat er maar enige con cessie moet worden gedaan aan het technisch denken en handelen, en dat voorop moet worden gesteld dat de politie in de samenleving moet staan. Wanneer wij die koers willen varen kunnen wij de politie niet ongestraft in grote verbanden onderbrengen, die verder van het lokale bestuur zullen staan. Dit is heel simpel de stelling die op het ogenblik door velen wordt aangehangen. Wij kunnen ook waarne men dat zich duidelijk een wijziging aan het voltrekken is in het denken van de politieke fracties in de Kamer, in elk geval bij de fracties van de grote partijen. Dit zal ook wel nader tot uitdrukking ko men en ik neem aan dat de ministers geen kant meer uitkunnen, want zij hebben zich al zodanig uitge laten dat zij naar ik aanneem binnen afzienbare tijd - de desbetreffende datum is al talloze malen ver schoven - met een ontwerp-wet zullen komen, waarin zij toch de instelling van provinciale politie zul len voorstellen. Op dat moment zullen de gesprekken tussen Kamer en regering starten en naar ik aan neem zal de Kamer ook willen luisteren naar hetgeen is gesteld tijdens het congres van de VNG, dat zich met name ook over dit punt erg resoluut heeft uitgesproken. Ik wil hierover nog één ding zeggen. Wanneer van gemeentezijde wordt gesteld dat er uitsluitend sprake moet zijn van gemeentepolitie, ook in gebieden waar nu rijkspolitie is, zal men ook moeten erkennen dat het niet gemakkelijk is de politie in de kleinere gebieden, waar thans rijkspolitie functioneert, duidelijker in te bedden in het lokale be stuur. Wij houden ons hier momenteel mee bezig en ik hoop dat wij tegenover de regering kunnen aan geven langs welke lijnen er op een zinvolle wijze iets kan gebeuren. Er is een boeiende ontwikkeling gaande, die duidelijk onderdeel uitmaakt van de reorganisatie van het binnenlands bestuur, waarop k nu maar niet dieper zal ingaan, omdat we er dan nachtwerk van zouden maken. De heer Van den Eist: Ik ben het daarmee volstrekt eens, maar teneinde ook ons gelijk in Den Haag te halen zullen wij mijns inziens de bewijslast moeten aandragen van het feit dat wij het bestuurlijk ge zien zo uitstekend voor elkaar hebben. Dit betekent naar mijn gevoel dat een stuk vermaatschappelij king van de politie ook tot uitdrukking moet komen in de aanwezigheid van het diensthoofd bij de be grotingsbehandeling in de afdeling. Wij zullen mijns inziens naar Den Haag toe duidelijk moeten ma ken, in algemene lijnen maar ook meer specifiek, hoe wij het op lokaal niveau aanpakken, hoe de ver houdingen liggen, hoe u verantwoording aflegt, wat de raad daarvan vindt, en dat er niet alleen dis cussies over incidenten, maar ook over hoofdlijnen van beleid kunnen plaatsvinden. De Voorzitter: Ik ben hierop niet voor niets zo duidelijk ingegaan. Ik wil u nog wel nadrukkelijk adviseren even af te wachten, aangezien de VNG momenteel reacties voorbereidt. Zodra de ontwerp- wet komt, waarop ik zojuist zinspeelde, zal er nog voldoende tijd zijn om na te gaan of het zinvol is dat wij als gemeenten ons hierover dieper buigen. Wij hebben dan ook een document naar aanleiding waarvan wij een discussie kunnen voeren. Ik kan mij voorstellen dat het goed zal zijn dat onderwerp niet alleen in de Commissie Openbare Orde ter discussie te stellen, want ik zie het duidelijk als een onder deel van de reorganisatie van het binnenlands bestuur. Het komt mij dan ook voor dat wij dit probleem na de discussie in de Commissie Openbare Orde ook in de raad aan de orde moeten stellen. Ik wil dat graag overwegen, maar pas nadat er bepaalde lijnen zijn getrokken, welke zullen gaan in de richting die ik zojuist heb geschilderd. Ik stel voor dat wij het op dit moment hierbij laten. Punten 66 t.e.m. 70. Mevrouw Willemsma—de Jong: In vraag en antwoord 66 is het feit aan de orde dat de criminele han delingen in de avond en de nacht toenemen; in het antwoord wordt dat ook niet tegengesproken. Op de vraag of er tijdens die uren niet meer per fiets of te voet kan worden gepatrouilleerd antwoordt u dat 17 de personeelsbezetting dat niet toelaat. De minister heeft aan de grote steden enkele honderden poli tiemensen extra toegewezen. Wij willen u verzoeken bij de VNG en andere instanties te bepleiten dat ook de hoofdsteden van de provincies voor een uitbreiding van het politiebestand in aanmerking komen Ik wil ook iets opmerken in verband met vraag 68. U stelt in het antwoord dat het functioneren van de politiepost op het Raadhuisplein redelijk kan worden genoemd. Naar de indruk van sommige leden van mijn fractie waren er evenwel gedurende de zomeravonden tijdens bepaalde uren helemaal geen functionarissen aanwezig. Kunt u daarover iets zeggen? Het woord "redelijk" klinkt namelijk niet erg overtuigend. De Voorzitter: Over het feit dat de criminele handelingen toenemen hebben wij al een aantal ma len gediscussieerd en op dit moment wil ik alleen maar erkennen dat dat helaas het geval is. Aan de andere kant behoeft ten aanzien van onze stad gelukkig niet te worden gesproken van een situatie die het leefmilieu aantast. Ik kan u verzekeren dat van politiezijde al het mogelijke wordt gedaan, waar aan ik meteen toevoeg dat dit niet alleen een politieprobleem, maar een veel dieper probleem is. Mevrouw Willemsma heeft ook iets gezegd over de sterkte van het politiekorps. Meer dan eens heb ik in deze raad melding gemaakt van de aandrang die wij op de regering hebben uitgeoefend, waarbij wij niet zozeer verzochten om een drastische uitbreiding van ons politiekorps maar toch wel om een be paalde uitbreiding, gelet op het feit dat de taken van de politie in de afgelopen tien, twintig jaar zeer sterk zijn toegenomen. Het was bijna zover dat op grond van een regeringsverklaring mocht worden aan genomen dat in de komende jaren tot uitbreiding zou worden overgegaan, maar toen verscheen het be kende rapport dat zojuist al enkele keren is genoemd. De indruk is gewekt alsof de politie te veel aan koffie drinken en dergelijke zou doen en ik betreur het zeer dat men er dat cachet aan heeft gegeven. In elk geval geeft dit wel alle tegenstanders van een uitbreiding van de sterkte een argument in han den om daaraan nog maar niets te doen en eerst na te gaan hoe de politie efficiënter kan werken. Uit het rapport kan men lezen dat er nogal wat aan zou schorten. Ik weet niet wat er bij sommige korpsen gebeurt, maar ik weet wel dat er bij heel wat korpsen, ook bij het Leeuwarder korps, hard wordt gewerkt. Ik vind het bijzonder jammer dat de genoemde tendens, misschien niet zo duidelijk bedoeld, in het rap port naar voren is gekomen. Het is in elk geval een feit dat bewindslieden, die van plan waren hier aan iets te doen, niet zo gemakkelijk middelen zullen loskrijgen voor het uitbreiden van de sterktes. Vermoedelijk hebt u in de kranten al de reacties gelezen van bepaalde zijden uit de Kamer op de be slissing van de minister om de grote steden er zo maar een aantal politiemensen bij te geven. De minis ter heeft daarop geantwoord dat de burgemeesters van die grote steden daarop met zeer veel klem had den aangedrongen, zonder dat hij daarbij vermeldde dat zij niet de enigen waren. Laten we overigens wel wezen: de grote steden hebben niet alleen op dit terrein, maar ook op andere terreinen wat meer politieke macht, om de eenvoudige reden dat zij meer stemmen hebben. Er kunnen meer zaken worden aangegeven ten aanzien waarvan de grote steden op een gemakkelijker wijze miljoenen uit de staats kas kunnen krijgen dan andere gemeenten; dat gebeurt ook in dit geval. Een en ander is dus mijns in ziens een uitvloeisel van de politieke invloed van de grote steden op de regering, die hieraan gevolg heeft gegeven, om geen andere uitdrukking te gebruiken. Helaas zien de andere gemeenten gewoon geen kans een zodanige vuist te maken dat zij regering en parlement zo ver kunnen krijgen, zeker niet na de verschijning van het genoemde rapport. Dit dwingt ons des te meer tot het maken van keuzes, want wij kunnen met onze bezetting niet meer doen dan flink werken en je kunt constateren dat de taken toch nog worden uitgevoerd. Ik wijs in dit verband alleen al op de verkeersproblematiek, waar mee wij de komende weken nog wel iets kunnen beleven; ik geef u nu al de verzekering dat dat erg leuk kan worden! De politie zou daaraan de nodige aandacht moeten schenken en wij voeren daarover al heel wat discussies. Je kunt die problematiek niet geheel via de politie oplossen, waarbij overigens de politie niet alleen verbaliserend, maar ook sturend en begeleidend zal moeten optreden, maar wel zou de poli-tie hieraan veel aandacht moeten schenken. De leiding van de politie zei tegen mij dat men in de raad wel alles kan bedenken, maar dat men zich moet realiseren dat er niet steeds weer men sen bij komen voor het uitvoeren van al die taken. We moeten roeien met de riemen die we hebben. Wij gaan wel door met het bepleiten van uitbreiding, maar ik maak mij niet de illussie dat Leeuwarden en soortgelijke steden in de komende jaren voor een sterke uitbreiding in aanmerking zullen komen, ter wijl wel de taken zullen toenemen. Ik had al de indruk dat uw fractie niet erg enthousiast over het posthuis op het Raadhuisplein zou zijn. Ik heb in mijn antwoord het woord "redelijk" gebruikt, omdat ik voorzag dat ik anders zou moe ten verdedigen waarom ik het functioneren goed noem. (De heer Ten Brug (weth.): Dat is een redelijk alternatief!) Het functioneren van dat posthuis kan in elk geval redelijk worden genoemd en ik heb ook de indruk dat het nu beter draait dan in het begin. Het vormt overigens regelmatig onderwerp van dis-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 9