t)1 ti van 'der Feind hört mit". Eerst zal duidelijk moeten zijn wat kan en wat wij moeten halen, eerder moet je het niet naar buiten brengen. De heer Buising heeft nog een opmerking gemaakt over het in deze raad niet onbekende probleem van de verhouding tussen de Schooladviesdienst en het Gemeenschappelijk Centrum van Onderwijs begeleidingsdiensten. Hij heeft enig begrip voor de problemen die uit de Stellingwerven naar voren zijn gekomen. Daarbij gaat het om vragen die ook hier van begin af aan in de raad zijn gesteld, zo als: hoe komt het nu met die regionalisatie? Wanneer komt die? Dit probleem doet zich nu nog steeds voor. In de afdelingsvergadering heb ik hier heel uitvoerig aandacht aan besteed. Ik zal u nu vrij kort meedelen dat er contact is geweest tussen de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de staatssecretaris. Op grond daarvan is er contact gelegd tussen de afdeling Friesland van de Vereni ging van Nederlandse Gemeenten en het bestuur van het G.C.O. Het G.C.O. is zich op het mo ment aan het beraden over de vraag op welke wijze dat gesprek zal moeten worden gevoerd en welke punten daarbij aan de orde moeten komen. De vergadering, waarin deze problematiek zou worden behandeld, moest uitgesteld worden wegens de weersomstandigheden, vandaar dat een en ander pas onlangs is behandeld. In deze vergadering is men er niet uitgekomen, maar ik vertrouw erop dat men het gesprek wel zal aangaan. Bovendien is inmiddels bekend geworden dat minister Pais in juni naar Friesland komt. Hij komt dan ook in Leeuwarden en wij zullen dan niet nalaten om met de bewindsman over deze problematiek en ook over de problematiek van het rijkssubsidie, dat hier bij betrokken is, te spreken. De heer Miedema heeft een opmerking gemaakt over de consequentie van de nieuwe rijksbijdrage regeling en over de affaire van het budgettair neutraal zijn. Als het voor het rijk budgettair neutraal is, dan hoeft het voor de gemeenten niet zo te zijn, als er tussen de gemeenten een herverdeling plaatsvindt. Wij hebben daar op het moment nog geen zicht op. Voorlopig denkt men dat een en an der er wel iets beter zal gaan uitzien dan wij aanvankelijk dachten, namelijk dat er een overgangs regeling komt. Dat dit op den duur voor een gemeente als Leeuwarden, die boven het gemiddelde zit, problemen zal geven, is zonder meer duidelijk. De heer Schaafsma heeft aangeraden om het integraal beleidsplan maar op de spaarbrander te zetten. Ik zou zeggen dat dat al bijna is gebeurd. Het moet echter nog niet in de koelkast. Het wordt nog warm gehouden. De situatie is, zoals bekend, niet gemakkelijk. Ook in de personele sfeer heb ben wij er wat moeilijkheden mee. Het is echter duidelijk dat wij op dit punt wel verder moeten. Ik kan mij overigens niet anders voorstellen dan dat wij daarmee de nodige problemen zullen hebben, want dergelijke geluiden hoor je uit alle gemeenten die zich hiermee hebben beziggehouden. De ene gemeente na de andere gaat halverwege de rit over op een andere aanpak, omdat de eerste aan pak toch niet tot voldoende resultaat zou leiden. Of dat bij ons het geval zal moeten zijn, zal een punt zijn waar wij ons in de toekomst over zullen moeten beraden. Mevrouw Van der Werf heeft aangeraden om, wanneer er geen belastingverzwaring zal moeten komen, een progressieve heffing in de sfeer van water, electra en gas te doen plaatsvinden. Een pro gressieve heffing op gas zal niet gemakkelijk zijn, omdat de tarieven door de Gasunie worden vast gesteld. Als wij de klappen, zoals mevrouw Van der Werf het noemt, die de burgers van Bestek '81 krijgen moeten opvangen, dan zullen wij dat zeker niet kunnen opvangen met een progressieve hef fing in de sfeer van water, electra en gas. Het al of niet opvangen van die klappen zal te zijner tijd een principiële discussie worden. Er zijn veel grotere bedragen mee gemoeid dan uit een pro gressieve heffing zouden voortvloeien. De Voorzitter schorst, om 21 .25 uur, de vergadering voor de pauze. De Voorzitter heropent, om 21 .55 uur, de vergadering. De heer Rijpma (weth.): Ik zal proberen in een paar hoofdlijnen de belangrijkste opmerkingen van de raadsleden te beantwoorden. Het lijkt mij het beste als ik eerst een paar opmerkingen maak over de interim-saldoregeling en de toepassing daarvan en over de vraag of Leeuwarden aan de gestelde eisen kan voldoen. Binnenkort worden er twee beslissingen van de raad gevraagd, namelijk de aanwijzing van een stadsvernieuwingsgebied en daarop volgend een beslissing over de uitvoeringsplannen. Voor de aan wijzing tot stadsvernieuwingsgebied moet worden voldaan aan een aantal criteria die de minister heeft gesteld. De documenten die ons inzicht moeten verschaffen in die criteria zijn inmiddels ontvangen. Op basis van die documenten zijn wij tot de conclusie gekomen dat het gebied dat zich het meest leent voor aanwijzing als stadsvernieuwingsgebied loopt van waarschijnlijk de westzijde van de Dok kumer Ee - dus nog een gedeelte van Camstraburen - tot aan de Potmarge. Het gebied volgt dan ver der de rondweg en de Oostergracht. Het gaat dus om een uitgebreide Schil-oost. Het moet mogelijk zijn om op 1 mei met de nodige werkzaamheden gereed te zijn, in die zin dat dan het vernieuwings- gebied beschreven en aangeduid kan zijn op een wijze zoals de voorschriften van de minister luiden. Wel moet ik erbij zeggen dat van het gemeentelijk apparaat hierdoor een extra inspanning wordt ge vergd. Er is inmiddels een i.s.r.-team gevormd. Dit team heeft de opdracht gekregen om met voor rang alles te doen wat noodzakelijk is. De directeuren en hoofden van dienst hebben het verzoek gekregen deze mensen met voorrang vrij te stellen ten behoeve van deze functie. Er is aan dat ver zoek voldaan. In het team zijn vijf of zes disciplines vertegenwoordigd, die onder leiding staan van de heer Lassche, plaatsvervangend hoofd van de afdeling Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting. Om de lijn naar het beleid zo kort mogelijk te doen zijn - aanwijzingen die worden gevraagd kun nen dan zo snel mogelijk worden gegeven -, is er een beleidsteam ingesteld, bestaande uit de wet houder van Welzijnsaangelegenheden, de hoofddirecteur van de Dienst Stadsontwikkeling, de heer Fuijkschot als deskundige op het gebied van het financiële beleid en de heer Lassche als voorzitter van de werkgroep die op 1 mei klaar moet zijn. Inmiddels hebben een aantal besprekingen plaats gevonden met het provinciaal bestuur, de h.i.d. en vertegenwoordigers van de rijksoverheid. Het gesprek met de rijksoverheid heeft vanmiddag plaatsgevonden en van dat gesprek hebben wij nog geen verslag gekregen. Het lijkt mogelijk om op 1 mei gereed te zijn. Dit betekent dat op 25 juni de raad de nodige beslissingen zal moeten nemen. Wanneer het stadsvernieuwingsgebied eenmaal is aangewezen, moeten de uitvoeringsgebieden worden aangewezen. Het uitvoeringsgebied dat het eerst in aanmerking komt, is het gebied Olde- galileën. Alle bestuurlijke beslissingen die voor dat gebied nodig waren, zijn genomen. Het ont- werp-bestemmingsplan voor dat gebied is het verst gevorderd en de uitvoeringsplannen zijn het verst voorbereid. Andere gebieden die daarop snel kunnen volgen, zijn de gebieden Cambuursterpad, Mo lenpad en, op iets langere termijn, de Vegel inbuurt. Het zal mogelijk zijn om op niet al te lange termijn een tweede stadsvernieuwingsgebied aan te wijzen. Dat zal waarschijnlijk niet dit jaar het geval kunnen zijn maar wel begin volgend jaar. Het tweede stadsvernieuwingsgebied zou dan kun nen zijn de binnenstad in zijn geheel. Op dat moment zullen waarschijnlijk de bestemmingsplannen en de uitvoeringsplannen van een deel van de binnenstad zo ver zijn gevorderd dat wij ze op dezelf de wijze kunnen bewerken als op het ogenblik met Schil-oost gebeurt. Ook daar zullen dan op basis van de aanwijzing als stadsvernieuwingsgebied langzamerhand een aantal uitvoeringsgebieden aan gewezen kunnen worden. Het is een operatie die van de betrokken ambtenaren en van de betrokken diensten het uiterste vergt. Het zal wel weer tot gevolg hebben dat bepaalde dingen, waar de raad ook bijzonder prijs op stelt, een vertraging van een aantal dagen of weken oplopen. De heer Lassche is bij voorbeeld ook belast met het maken van de nota over het welstandsadvies. Deze nota zou be gin april in deze raad worden behandeld. Of wij dat halen, daar moet op dit moment wel een vraag teken bij worden gezet in verband met de taken die aan betrokkenen zijn toevertrouwd. Alle gegevens die wij voor de aanwijzing van het eerste stadsvernieuwingsgebied nodig hebben, zijn vrijwel aanwezig. In dat gebied is met de bevolking uitvoerig van gedachten gewisseld. De ge sprekken in de deelplannen gaan op dezelfde voet door, zodat normaal tot afwikkeling van de gesprek ken met de wijk kan worden gekomen en ook het programma van eisen op normale wijze aan deze raad kan worden voorgelegd. Het structuurplan, waaraan wordt gewerkt, kan op normale wijze wor den afgewerkt, zij het dat sommige medewerkers bij voorrang eerst aan dit stadsvernieuwingsproject zullen moeten werken. Enige vertraging in de normale procedure zit er dus wel in. Een paar dingen moeten nog extern worden geregeld. Het gaat dan om een uitwerking van de verkeersstructuur bin nen de wijk. De raad heeft de hoofdlijnen van het Verkeersstructuurplan aangegeven - het Vliet, Bleeklaan, geen brug over de Emmakade -, de uitgangspunten zijn dus bekend. De interne verkeers structuur moet echter nog nader worden gedefinieerd. Dit nu moet extern gebeuren, namelijk dooi de verkeersgroep van Dwars, Heederik en Verhey. Een andere zaak, waar nog niets aan is gedaan maar die binnenkort wel aangepakt zal moeten worden, is een compleet rioleringsplan van het ge hele gebied. De minister heeft behalve de interim-saldoregeling een extra regeling getroffen. Dit gaat uit van het departement van minister Ginjaars. Het is noodzakelijk om van het ondergrondse leidingnet in het betrokken gebied meer te weten te komen dan op dit ogenblik beschikbaar is. Ook deze werkzaamheid zal extern moeten gebeuren en er zal een opdracht moeten worden gegeven aan het ingenieursbureau Oranjewoud om in de eerste week van april met alle gegevens daaromtrent op tafel te komen. Uit de gesprekken die met dit ingenieursbureau zijn gevoerd, is gebleken dat zij in staat zijn om dit alles op deze termijn te doen. Ik ben dus optimistisch ten aanzien van de voortgang van dit project. Op 7 maart vindt een gesprek plaats met de provinciale organisatie. De minister heeft namelijk een zekere decentralisatie in de besluitvorming toegepast. De provincie is de eerste die de plannen van de gemeente moet toetsen. De provincie heeft daarvoor een stadsvernieuwings-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 22