24SS
die al zo vaak in commissies zijn herkauwd. Wij weten dan toch wel ongeveer waar wij over praten?
Binnen het col lege van ben w. kan men dan ook wel du idel ijker zijn mening geven dan op di t mo
ment gebeurt.
Het is al laat, ik heb een paar dingen overgeslagen maar ik dacht dat het kleine details waren
die omwille van de tijd weieens een andere keer aan bod kunnen komen.
Mevrouw Van der Werf: De voorzitter is ingegaan op onze motie over de B.B. Namens het col
lege heeft hij deze motie ontraden. De doeleinden waar wij het vrijkomende geld aan wilden beste
den, spraken hem wel bijzonder aan, maar ook de gelden voor de civiele verdediging zouden nood
zakelijk zijn. Enige tijd geleden hebben wij al uitvoerig onze bezwaren tegen de post civiele ver
dediging uiteengezet. De heer Schaafsma is in zijn eerste instantie ook op deze aangelegenheid in
gegaan. Hij zei dat schuiIgelegenheden helemaal niets te maken hebben met de bewapeningswed
loop. Het zou een bedenksel van ons zijn, daar kwamen zijn woorden ongeveer op neer. De opmer
kingen die wij destijds over deze kwestie hebben gemaakt, zijn volgens ons geen loze kreten. Wij
baseren ons hierbij onder andere op het feit dat de uitgaven voor de civiele verdediging punt van
ondeihandeling zijn geweest bij de SALT-besprekingenBij deze besprekingen werd ervoor gepleit
om de uitgaven voor de civiele verdediging naar beneden te schroeven, omdat een zeer goede ci
viele verdediging de kernoorlog eerder dichterbij brengt dan daartegen een bescherming biedt. Men
besloot ook inderdaad om de uitgaven voor de civiele verdediging naar beneden te schroeven. De
heer Buising heeft in zijn tweede instantie gezegd deze motie niet te kunnen ondersteunen, omdat
het afvoeren van de post civiele verdediging een loos gebaar zou zijn. Al eerder hebben wij gesteld
dat een aantal gemeenten er een traditie van heeft gemaakt om deze post af te stemmen. Ik ben nog
steeds van mening dat men op deze manier de bezwaren tegen de B.B. kenbaar kan maken. Wij zul
len de motie dan ook handhaven.
Het tweede punt waar de voorzitter op inging, was onze motie met betrekking tot de afwijzing
van Bestek '81 De voorzitter zei dat het college enige aarzeling heeft ten aanzien van deze motie,
met name omdat men zich afvroeg of de motie wel zo zinvol was omdat niet exact bekend is welke
gevolgen de bezuinigingen voor de gemeente Leeuwarden zullen hebben, in cijfers uitgedrukt. Ik
ben van mening dat je niet vaak genoeg kunt laten horen wat de bezwaren tegen Bestek '81 zijn.
De gemeenten hebben hun bezwaren dan wel via de V.N.G. kenbaar gemaakt overigens wisten
de gemeenten ook toen nog niet exact om wat voor punten het ging -, maar ik vind dat de gemeen
te Leeuwarden ook nu al kan laten horen dat wij het niet eens zijn met Bestek '81 Op het moment
dat wij de precieze gevolgen van Bestek '81 voor Leeuwarden kennen, kunnen wij onze bezwaren
dan weer kenbaar maken op de betreffende plaatsen. Wij handhaven ook deze motie.
Wij hebben gezegd dat de tekorten waar wij in feite voor staan worden verdoezeld doordat de
tonnen die vrijgekomen zijn door versnelde afschrijving opgaan aan de verminderde groei van de
uitkering uit het Gemeentefonds. Wethouder Ten Brug zegt daarop dat dit waar en niet waar is. Wij
moeten rekening houden met de werkelijkheid en wij moeten ook met een sluitende begroting komen,
zo zegt hij. Waar het ons om gaat, is dat de tonnen niet zonder meer op moeten gaan aan de gevol
gen van de verminderde groei van de uitkering uit het Gemeentefonds. Ik heb gezegd dat dit stil
zwijgend was gebeurd, misschien was dat niet helemaal juist, maar het werd in ieder geval niet dui
delijk gezegd. Wij vinden dat wij twee situaties naast elkaar moeten stellen. De versnelde afschrij
ving levert een bepaalde budgettaire ruimte op. Een vraag is dan waar de prioriteiten moeten worden
gelegd. Wat wil je met dat geld gaan doen? Daarnaast heeft de inkrimping van de groei van de uit
kering uit het Gemeentefonds ook gevolgen. Daar zullen ook een aantal beleidswijzigingen tegen
over moeten staan. Wat nu echter gebeurt, is dat deze twee zaken zonder meer aan elkaar worden
gekoppeld. Daar hebben wij bezwaar tegen. Verder heeft wethouder Ten Brug gezegd dat de
motie die wij hebben ingediend in feite niet ver genoeg ging. Ik heb de indruk dat de wethouder
de motie niet helemaal goed heeft gelezen. In de motie wordt namelijk nadrukkelijk gesteld dat
het ons ging om beleidswijzigingen in de zin zoals wij die in onze algemene beschouwing hebben
voorgesteld. Met name zou onderzocht moeten worden welke mogelijkheden er nu precies zijn
om te komen tot een progressieve heffing van zowel de gemeentelijke belastingen als de
tarieven. Ik vraag mij af of de beleidswijzigingen, waar de heer Ten Brug kennelijk nog eerder
dan het komende beleidsplan mee wil komen, gebaseerd zijn op de voorstellen zoals wij die gefor
muleerd hebben. Daar gaat het ons om. Wij willen ook deze motie handhaven. Verder heeft de wet
houder gezegd dat wij de werkelijkheid onder ogen moeten zien, in die zin dat er een sluitende be
groting moet worden gemaakt. Als de bezuinigingen van Bestek '81 worden doorgezet, dan zouden
wij ons naar mijn mening af moeten vragen of wij wel steeds moeten aansturen op een sluitende be
groting. Als wij steeds de begroting sluitend proberen te maken, terwijl er tegelijkertijd een enorme
^5^
financiële aanslag wordt gedaan op de financiële ruimte van de gemeente, dan zeggen wij daarmee
in feite dat het ons wel lukt om een sluitende begroting te maken, ondanks bezuinigingen.
Over onze motie ten aanzien van Camminghaburen zijn ook enige opmerkingen gemaakt. Vol
gens wethouder Rijpma zou deze motie onuitvoerbaar zijn, omdat de laatste conclusie van de stuur
groep Camminghaburen al is vastgesteld en de samenwerkingsovereenkomsten al gereed zijn. Van een
medewerker van het externe bureau dat betrokken is bij de planvoorbereiding van Camminghaburen
hebben wij vernomen dat zij zitten te wachten op een vraag van het college om advies in hoeverre
er bij de planvoorbereiding van deelgebied III en IV rekening gehouden moet worden met de plannen
voor de huisvesting van een- en tweepersoonshuishoudens. Uit die opmerking concluderen wij dat het
dus wel mogelijk is dat hiermee rekening wordt gehouden bij de deelplannen III en IV. Bovendien
zijn deze plannen nog niet in de raad aan de orde geweest, uitgezonderd het vaststellen van de rand
voorwaarden en richtlijnen. De heer Buising heeft in zijn tweede instantie gezegd dat het wellicht
verstandig zou zijn om deze motie aan te houden. Wij vinden niet dat dit mogelijk is. Het enige
dat in de motie staat, is dat het gaat om een vraag om advies. Dat advies zouden wij dan kunnen
betrekken in de besprekingen met betrekking tot de Nota Woningbouwbeleid. Wij zullen ook deze
motie dus handhaven.
Het is mij opgevallen dat er van de zijde van het college geen reactie is gekomen op het eer
ste deel van onze algemene beschouwing. Daarin hebben wij toch punten aangestipt als de nood
zaak om met duidelijke beleidsplannen te komen om de invloed van de raad op de politieke besluit
vorming te versterken. Verder heb ik gezegd dat het ad hoc-beleid, zoals dat nu nog vaak wordt
gevoerd, tegengegaan moet worden. Ik heb het punt genoemd van de volstrekte openbaarheid van
bij voorbeeld ambtelijke adviezen maar ook van alle informatie die in het gemeentelijk apparaat
rondgaat. Voorts heb ik het punt van de inspraak genoemd. Door verschillende fracties is wel op
dit punt gereageerd, maar er is geen enkele reactie van het college op gekomen. In het kader van
die inspraak hebben wij bij voorbeeld ook genoemd het overdragen van bevoegdheden aan buurten.
Ik zou hierop toch wel graag enige reactie van het college willen vernemen, tenzij ik moet den
ken: wie zwijgt, stemt toe.
Door de sprekers namens de P.v.d.A. en het C.D.A. is in eerste instantie iets gezegd over
de Commissie voor Openbare Orde. Ook wij zijn van mening dat deze commissie wel een zekere
vooruitgang betekent ten opzichte van de situatie zoals die was. Wij vinden echter dat het veruit
onvoldoende is. Zoals de situatie nu is, wordt het hele terrein van de openbare orde niet meer al
leen door de burgemeester gecontroleerd en wordt er in ieder geval wat meer informatie aan raads
leden verstrekt. Toch blijft ook dit beperkt tot wat in feite een select groepje is, want het is een
besloten commissie. De informatie, die in deze commissie naar voren komt, mag niet worden door
gespeeld. Wij zijn, zoals wij al eerder hebben betoogd, van mening dat allereerst de Commissie
voor Openbare Orde in het openbaar moet vergaderen. Wellicht moet ook gedacht worden aan een
raadsadviescommissie openbare orde en bestuurlijke aangelegenheden, zoals aanvankelijk is voor
gesteld. In zo'n commissie zouden dan de algemene zaken van de openbare orde kunnen worden be
handeld. De meer gevoelige zaken zouden dan in de besloten Commissie voor Openbare Orde kun
nen worden besproken. Ik heb gelezen dat de P.v.d.A. deze materie heeft geclaimd. Ik neem dus
aan dat er uitvoerig op zal worden ingegaan.
De heer Buising heeft in zijn tweede instantie geconstateerd dat er een verschil tussen de
P.v.d.A. en P.A.L. is. Ik ben blij dat hij daar na acht jaar Axies en een half jaar P.A.L.einde
lijk achter is gekomen. (De heer Buising: Dan vergist u zich. Ik wist het al eerder, ik heb het al
leen nog nooit eerder gezegd, tenminste niet hier.) Ik zal uw opmerkingen maar beschouwen als
een erkenning van P.A.L. en van de functie die P.A.L. hier vervult. De heer Buising heeft ver
der gezegd dat wij alle overheden op één hoop gooien en die stellen tegenover de bevolking en
dat daar het verschil tussen P.v.d.A. en P.A.L. in zit. Ik heb geprobeerd te zeggen dat de parle
mentaire democratie zoals wij die hier kennen, niet optimaal functioneert en zelfs heel gebrekkig
functioneert. Ik heb daarvoor een aantal argumenten genoemd. De heer Buising heeft daar een aan
tal uitgelicht, zoals één keer in de vier jaar stemmen waarna je je invloed wel kunt vergeten. Ik
ben van mening dat feitelijk de situatie ook zo is. Ik heb gezegd dat er geen enkele plicht tot last en
ruggespraak is. Raadsleden kunnen niet worden teruggeroepen. Er is inspraak, maar de raad beslist
wat er met die inspraak gebeurt, de mensen zelf hebben daar geen enkele invloed op. De opmer
kingen die ik over de achterban van een partij heb gemaakt, baseer ik op Pv. d.A.-leden die ik
weieens tegenkom en die morren dat de fractie weer niet doet wat zij willen en dat zij nauwelijks
invloed hebben. Misschien is het goed om te zeggen dat P.A.L. voor woensdagavond een algemene
vergadering heeft belegd. De heer Buising is daar ook welkom en kan dan constateren hoe het daar
toegaat. Hij kan dan ook vergelijken hoe de verhouding ligt tussen het aantal aanwezigen op een