de motie wendt de raad zich rechtstreeks tot de Eerste en Tweede Kamer. De laatste zin van de motie luidt: "Afschrift dezes wordt gezonden aan de ministers en staatssecretarissen van Binnenlandse Zaken en van Verkeer en Waterstaat." Ik mag aannemen dat de raad instemt met de motie, aangezien de motie door alle fractievoorzitters is ondertekend. Het aannemen van de motie zal voor ons een stimu lans zijn voor de verdere gesprekken die wij stellig voornemens zijn te voeren over deze voor Leeu warden zo belangrijke materie. Wij kunnen ons gesterkt voelen door deze motie van de raad. Namens het hele college kan ik u zeggen dat wij de motie graag overnemen en bij de raad willen aanbeve len. Dit als eerste reactie op de opmerkingen die de heer Miedema heeft gemaakt. De heer Miedema heeft mij verder gevraagd om, zodra nadere informatie over het I.S.P. beschik baar is, de raad in het bijzonder van de consequenties daarvan voor Leeuwarden op de hoogte te stel len. Ik zeg dit graag toe. Ik ben ervan overtuigd dat er essentiële punten in zullen staan die wij op de een of andere wijze nader met elkaar onder de loupe zullen moeten nemen. Ik heb zojuist gelezen dat minister Van Aardenne heeft toegezegd dat hij in de maand maart de Kamer nader zal informeren over de met het Noorden gemaakte afspraken. Binnen een maand zal dus ook de formele tekst be schikbaar zijn. Wij kunnen ons er dan op beraden wat een en ander voor Leeuwarden inhoudt. Wij zullen daarover stellig overleg voeren met het provinciaal bestuur. Ook daarover zal de raad nader worden geïnformeerd. De heer Miedema heeft ook een vraag van orde gesteld. Hij vroeg namelijk of de Nota Wo ningbouwbeleid tegelijk met het beleidsplan aan de orde kon komen. Ik kan daar gerust ja op zeggen. De heer Miedema merkte verder op, zo de Nota Woningbouwbeleid niet tegelijk met het beleidsplan werd behandeld, de nota dan in ieder geval vóór de behandeling van het beleidsplan te behandelen. Ook daarin kan ik met hem meegaan. Dat laatste was ook nu ons voornemen, maar de leden van de commissies, die betrokken zijn geweest bij het totstandkomen van deze nota, weten dat het deze keer niet gemakkelijk is geweest om de nota gereed te krijgen. Dat is de enige reden van het later verschijnen van de Nota Woningbouwbeleid, ik ben ook van mening dat het een goede zaak is dat wij alles doen om een dergelijke nota bij de behandeling van het beleidsplan beschikbaar te hebben, De discussie over de volkshuisvesting is dan ook veel zinvoller. De raad kan immers moeilijk over dat belangrijke onderdeel discussiëren, als zo'n belangrijk stuk net na de begrotingsbehandeling ter tafel komt. Wij zullen ons uiterste best doen om een en ander meer synchroon te laten verlopen. Ik ben het volledig eens met hetgeen de heer Schaafsma opmerkte over de omvang van de taken van de wethouders. Wethouder Eijgelaar zal nog iets zeggen van de problematiek rond het CEVAN. Mevrouw Van der Werf had verwacht dat zij vanachter de tafel reacties zou hebben gekregen over de door haar gemaakte opmerkingen met betrekking tot openbaarheid, werkwijze van de raad, inspraak, positie van de ambtenaren en verstrekking van informatie. Ik heb daar kennis van geno men maar niet begrepen dat zij directe vragen stelde. Ik heb haar opmerkingen dan ook meer opge vat als het hier kenbaar maken van haar mening. Het zijn allemaal problemen die aan de orde ko men in de Commissie Een goede raad. Deze commissie zal een nota uitbrengen en ik ben van mening dat de door mevrouw Van der Werf genoemde aangelegenheden bij het verschijnen van die nota in deze zaal aan de orde moeten komen. Ik achtte het in dit stadium dus niet zinvol om op die opmer kingen van mevrouw Van der Werf te reageren, te meer omdat zij geen exacte vragen stelde. Ik heb haar woorden meer opgevat als een verklaring van haar kant hoe zij over de problematiek denkt. Ik veronderstelde dat zij een en ander in de Commissie Een goede raad naar voren zou brengen, waar na deze problematiek via de uit te brengen nota hier aan de orde zou komen. Dit is de reden waarom ik niet op deze opmerkingen van mevrouw Van der Werf heb gereageerd. De heer Ten Brug (weth.): Mevrouw Van der Werf heeft een aantal opmerkingen gemaakt over de gevolgen van Bestek '81 en de koppeling daarvan aan de beleidsbijstellingen die straks plaats zullen moeten vinden. Omstreeks april moeten wij met een beleidsbijstelling komen. Dat is niets nieuws. Als wij ook op dat moment niet zouden weten wat de gevolgen die Bestek '81 voor onze gemeente zijn, dan zijn er zeker in de eigen "huishouding" wel situaties die aanleiding geven tot een beleidswijziging. Overigens veronderstel ik dat wij dan toch wel een aantal gevolgen van Be stek '81 zullen kunnen meenemen. De rest zal zeker aan de orde komen bij het opmaken en het behan delen van de begroting 1980 en het daarbij behorende beleidsplan. Verder heeft mevrouw Van der Werf een aantal opmerkingen gemaakt over het opzetten van een sluitende begroting en de progressieve heffing van de tarieven. De heer Knol heeft daar reeds enkele opmerkingen over gemaakt. In eerste instantie ben ik er ook al op ingegaan en een en ander geeft mij geen aanleiding om hier verder over te discussiëren. De heer Pruiksma heeft nog een opmerking gemaakt over het standpunt van de Raad voor de Ge- meentefinanciën over de hoogte van het volume-accrèsHij heeft daarbij gezegd dat hij een en ander 3 6l graag in de Commissie voor de Financiën nader bekeken zou willen zien. Ik durf haast niet meer voor te stellen om dit naar die commissie te verwijzen, maar ik neem het voorstel van de heer Pruik sma graag over. De heer Rijpma (weth.): Ik meen dat de heer Miedema gelijk heeft, als hij zegt dat wij niet tussen neus en lippen door over de verdere voortgang van de procedure in Camminghaburen kunnen spreken. Wij moeten een gelegenheid zoeken waarbij dit in extenso en to the point aan de orde zou kunnen komen. Dit zou het beste kunnen gebeuren aan de hand van een notitie. Ik hoop ergens een gaatje te kunnen vinden om een dergelijke notitie te maken. Wij zullen ons wel moeten reali seren hoe urgent deze aangelegenheid is, ook in verband met de bouwmogelijkheden die er in de toekomst komen. Zoals u weet is het terrein van Camminghaburen-Zuid net opgespoten. Dit bete kent dat er in ieder geval niet binnen drie jaar kan worden gebouwd. Uiteraard moeten wij wel op tijd gereed zijn, zodat er geen dag verloren moet gaan op het moment dat wij daar wel terecht kun nen. De dienst heeft reeds opdracht om een aantal facetten ten aanzien van het bouwrijp maken van Camminghaburen voor te bereiden. Ik neem derhalve aan dat wij op niet te lange termijn de gele genheid zullen vinden om de problematiek die de heer Miedema aansneed aan de orde te stellen. Dit zal in de eerste plaats in enkele commissies gebeuren. De heer Schaafsma heeft een opmerking gemaakt over de verkoopvoorwaarden. Volgende week komt de eerste verkoop in Camminghaburen aan de orde. Alle voorwaarden worden daarbij genoemd. Ik weet niet precies hoe een en ander is geredigeerd, maar ik dacht dat het de bedoeling van de zin snede, die door de heer Schaafsma is aangehaald, is om te voorkomen dat niet ontijdig artsen en an deren zich er kunnen vestigen. Wanneer er een overeenkomst is met iemand uit deze branche die in de toekomst in het gezondheidscentrum zou willen zitten, dan is een en ander zo geredigeerd dat b. en w. ontheffing zouden kunnen verlenen om in de interim-periode voorzieningen te treffen die in een wijk als Camminghaburen vanzelfsprekend noodzakelijk zijn. Volgende week maandag komt deze kwestie echter op de agenda te staan. Ik kan niets met de motie van mevrouw Van der Werf, zelfs niet als er een advies in staat. De raad heeft namelijk expliciet - ik herhaal het - vastgesteld wat de richtlijnen en randvoorwaarden zijn voor de deelplannen III en IV. Heel nauwgezet wordt daarbij aangegeven dat er zoveel huizen van dit soort en zoveel huizen van dat soort gebouwd moeten worden. De plannen in de deelplannen il en IV zijn zover gevorderd dat de toetsing aan de schetsplannen reeds in december heeft plaats gehad. Er was voor het college geen reden om naar aanleiding daarvan opmerkingen te maken. Wij bevinden ons derhalve reeds in de fase van het voorbereiden van bestektekeningen, want in deelplan II moet de eerste paal als het kan nog voor de bouwvakvakantie worden geslagen. Of dat lukt, weet ik niet, maar er is geen ruimte - ik zeg het met nadruk - in de onderhandelingen met participanten om nog veranderingen in de bouwplannen aan te brengen. In de deelplannen V, VI en VII is al eens gekeken naar de eventuele ruimte in die plannen. Ik meen dat het daar zin heeft om te kijken of met aanpassing van een aantal uitgangspunten enige ruimte - ik druk mij voorzichtig uit - kan wor den gevonden voor die categorieën die tot dusver, zoals ik heb begrepen, onvoldoende in ons be leid naar voren zijn gekomen. Ik kan dus met geen mogelijkheid de motie van mevrouw Van der Werf in de belangstelling van de raad aanbevelen. De heer Eijgelaar (weth.): Ik ben nog een antwoord schuldig aan mevrouw De Jong op haar vraag ten aanzien van de energiebesparing. Er is een ambtelijke werkgroep ingesteld. Deze werkgroep moet nagaan wat in deze gedaan kan worden. Wat zijn de mogelijkheden van subsidie? Welke maatrege len kunnen er genomen worden? Daarbij zal zeker de isolatie van gemeentegebouwen worden betrok ken. Vervolgens wil ik graag iets zeggen over de opmerking van de heer Schaafsma betreffende het CEVAN. Ook al bezetten wij momenteel dan geen zetel in het dagelijks bestuur van het CEVAN, 'iet betekent zeker nog niet dat wij de ontwikkelingen van het CEVAN niet met belangstelling van zeer nabij zullen blijven volgen. Wij zullen onze invloed daarop blijven uitoefenen, juist omdat wij een van de grootste gebruikers zijn. Daarnaast hebben wij over organisatorische en beleidskwes ties het CEVAN betreffende contact met een aantal andere gemeenten. Ook buiten het algemeen bestuur van het CEVAN om hebben wij contact met het dagelijks bestuur van het CEVAN, zodat wij bepaald niet buitenspel staan. Wij zullen proberen om dit contact voor zover mogelijk verder te intensiveren om op die wijze onze invloed te blijven uitoefenen. De heer De Pree (weth.): De heer Buising heeft om de toezegging gevraagd dat bij milieuzaken de Raadsadviescommissie voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne wordt betrokken. Dit zal ongetwij-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 32